Article

Noot, R.D.C.-T.B.H., 2008/7, p. 671

VERVOER
Wegvervoer - Internationaal vervoer - CMR-Verdrag - Bevoegdheidsbeding - Bijkomende mogelijkheid voor eiser, geen exclusieve bevoegdheid - Wegvervoer - CMR - Bevoegdheid - Plaats van aflevering - Ook indien goederen niet afgeleverd werden - Procedure verklaring van recht - Toelaatbaarheid
Een bevoegdheidsbeding, dat tussen partijen werd overeengekomen (in casu in de aanvaarde transportopdracht), geeft de eiser een bijkomende mogelijkheid, maar doet geen afbreuk aan de bevoegdheid van de gerechten die door artikel 31.1 CMR worden aangewezen.
Krachtens artikel 31.1 CMR kan de vordering o.m. gebracht worden voor de rechtbank van de plaats bestemd voor de aflevering van de goederen. Het feit dat de goederen gestolen werden en nooit ter bestemming werden afgeleverd doet deze bevoegdheid niet teniet.
Een procedure waarin de wegvervoerder een verklaring van recht vraagt dat hij niet of slechts beperkt aansprakelijk is, zou slechts toelaatbaar zijn indien de rechten van de vervoerder ernstig bedreigd worden. Het feit dat de wegvervoerder door de ladingbelanghebbenden in gebreke wordt gesteld, of zelfs gedagvaard wordt in een ander land, betekent niet dat zijn rechten “ernstig bedreigd” worden, nu hij zich in deze andere procedure kan verweren.
TRANSPORT
Transport par route - Transport international - Convention CMR - Clause attributive de compétence - Possibilité complémentaire pour le demandeur, pas de compétence exclusive - Lieu de la livraison - Également si les biens n'ont pas été livrés - Procédure de déclaration de droit - Admissibilité
Une clause attributive de compétence qui a été convenue entre les parties (en l'espèce dans l'ordre de transport accepté), donne au demandeur une possibilité complémentaire, mais ne porte pas préjudice à la compétence des juridictions qui sont désignées par l'article 31.1 CMR.
En vertu de l'article 31.1 CMR, l'action peut être intentée entre autres devant le tribunal du lieu prévu pour la livraison des marchandises. Le fait que les marchandises ont été volées et n'ont jamais été livrées à destination ne met pas en cause cette compétence.
La procédure, dans laquelle le transporteur par route demande une déclaration de droit qu'il n'est pas responsable ou seulement de manière limitée, ne serait admissible que si les droits du transporteur sont gravement menacés. Le fait que le transporteur par route a été mis en défaut par les propriétaires de la cargaison, ou même qu'il a été assigné dans un autre pays, ne signifie pas que ses droits sont “gravement menacés”, vu qu'il peut se défendre dans cette autre procédure.

Zie over de problematiek van de verklaring van recht procedures tevens M. Muller, “De negative Feststellungsklage en een parel van het CMR”, T.V.R. 2008, 75 en F. Stevens, “Vorderingsrecht onder CMR”, T.V.R. 2008, 81.