Article

Hof van beroep Brussel, 27/06/2007, R.D.C.-T.B.H., 2008/4, p. 337-338

Hof van beroep Brussel 27 juni 2007

FAILLISSEMENT
Rechtspleging - Vonnis van faillietverklaring - Vonnis gewezen op verzet - Termijn voor hoger beroep - Toepassing van artikel 14, 4de lid Faill.W. - Geen toepassing van artikel 37 Faill.W.
Overeenkomstig artikel 14, eerste lid, Faill.W. is ieder vonnis van faillietverklaring of ieder vonnis waarbij het tijdstip van betaling wordt vastgesteld, uitvoerbaar bij voorraad en op de minuut van de uitspraak. De termijn om hoger beroep in te stellen tegen dergelijke vonnissen is, luidens artikel 14, 4de lid Faill.W. 15 dagen te rekenen vanaf de opneming in het Belgisch Staatsblad van het uitreksel bedoeld in artikel 38 Faill.W. of van de betekening van het vonnis, indien het hoger beroep door de gefailleerde is ingesteld.
Het bestreden vonnis, dat het verzet tegen het faillissementsvonnis ontvankelijk doch ongegrond verklaart en dat op tegensprekelijke wijze uitspraak doet over de oorspronkelijke eis tot faillietverklaring vormt één geheel met het faillissementsvonnis dat bij verstek werd uitgesproken, is het verlengde ervan en integreert er zich in. Het hoger beroep dat tegen dit vonnis gewezen op verzet wordt ingesteld, dient dan ook als het hoger beroep tegen het faillissementsvonnis in de zin van artikel 14, 1ste lid Faill.W. te worden beschouwd, zodat de termijn van hoger beroep 15 dagen bedraagt vanaf de betekening van het vonnis op verzet, en niet één maand. Aangezien het gaat om een hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van faillietverklaring is artikel 37 Faillissementswet niet van toepassing.
FAILLITE
Procédure - Jugement déclaratif de faillite - Jugement rendu sur opposition - Délai pour interjeter appel - Application de l'article 14, alinéa 4, L. Faill. - Inapplicabilité de l'article 37 L. Faill.
Aux termes de l'article 14, alinéa premier de la loi sur les faillites, le jugement déclaratif de faillite, ou tout autre jugement fixant la date de cessation des paiements est exécutoire par provision et sur minute dès son prononcé. Le délai pour interjeter appel de ce jugement, est, conformément à l'article 14, alinéa 4 L. Faill. de 15 jours à dater de la publication au Moniteur belge de l'extrait visé à l'article 38 L. Faill. ou à dater de la signification, si l'appel est interjeté par le failli.
Le jugement attaqué, déclarant l'opposition formée contre le jugement déclaratif de faillite recevable mais non fondée et statuant contradictoirement sur la demande de déclaration de faillite, forme un tout avec ledit jugement déclaratif de faillite rendu par défaut, en est le prolongement et a vocation à s'y intégrer. L'appel dirigé contre le jugement rendu sur opposition doit être considéré comme l'appel du jugement déclaratif de faillite au sens de l'article 14, 1er alinéa de la loi sur les faillites, de sorte que le délai pour interjeter appel est de 15 jours à dater de la signification du jugement rendu sur opposition et non d'un mois. S'agissant de l'appel d'un jugement déclaratif de faillite, l'article 37 de la loi n'est pas applicable en l'espèce.

NV Detohan / Nadine Mollekens q.q. NV Detohan en het Openbaar Ministerie

Zet.: B. Lybeer en C. Van Santvliet (raadsheren) en M. Dewitte (plvv. raadsheer)
Pl.: Mrs. J. De Smet loco K. Chanterie en A. Verhegge

(...)

Procedurevoorgaanden en voorwerp van het hoger beroep

1. Op 22 mei 2006 liet de heer procureur des Konings appellante dagvaarden voor de eerste rechter teneinde haar failliet te horen verklaren.

2. In het vonnis dat op 13 juni 2006 bij verstek ten aanzien van appellante werd uitgesproken, werd zij failliet verklaard en werd meester Nadine Mollekens aangesteld als curator.

3. Bij exploten van 5 en 10 juli 2006 tekende appellante verzet aan tegen dit vonnis en vroeg zij dat het faillissement zou worden herroepen en dat de oorspronkelijke eis tot faillietverklaring als ongegrond zou worden afgewezen.

4. In het bestreden vonnis d.d. 17 oktober 2006 wordt het verzet ongegrond verklaard, wordt het faillissementsvonnis bevestigd en wordt appellante veroordeeld in de kosten.

Dit vonnis werd op verzoek van de curator op 28 december 2006 betekend op de maatschappelijke zetel van appellante.

5. Op 17 januari 2007 stelde appellante hoger beroep in tegen het vonnis dat op 17 oktober 2006 werd uitgesproken.

Zij vraagt dat dit vonnis teniet zou worden gedaan, dat haar verzet zou worden ingewilligd, dat het faillissement zou worden herroepen en dat de oorspronkelijke eis tot faillietverklaring zou worden verworpen.

Zij vordert ook de veroordeling van de Belgische Staat in de kosten voortvloeiend uit de afhandeling van het faillissement, met inbegrip van de erelonen en kosten van de curator.

6. Zowel curator Mollekens als de heer substituut-procureur-generaal Alex Verhegge vragen dat het hoger beroep niet ontvankelijk zou worden verklaard en minstens als ongegrond zou worden afgewezen, dat de bestreden beslissing zou worden bevestigd en dat appellante zou worden veroordeeld in de kosten van het verzet en van het hoger beroep.

Bespreking

7. Artikel 14, eerste lid van de Faillissementswet bepaalt dat ieder vonnis van faillietverklaring of ieder vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld, bij voorraad en op de minuut vanaf de uitspraak uitvoerbaar is.

Het vierde lid van dit artikel bepaalt dat de termijn om hoger beroep in te stellen tegen de vonnissen bedoeld in het eerste lid, vijftien dagen is te rekenen van de opneming in het Belgisch Staatsblad van het uittreksel bedoeld in artikel 38 of van de betekening van het vonnis, indien het hoger beroep door de gefailleerde is ingesteld.

8. Het bestreden vonnis, waarbij het verzet tegen het faillissementsvonnis ontvankelijk doch ongegrond wordt verklaard en dat op tegensprekelijke wijze uitspraak doet over de oorspronkelijke eis tot faillietverklaring, vormt één geheel met het faillissementsvonnis dat bij verstek werd uitgesproken, is er het verlengde van en integreert er zich in.

Dit verklaart ook waarom het hoger beroep terecht enkel tegen dit vonnis d.d. 17 oktober 2006 werd ingesteld.

Dit rechtsmiddel, dat enkel werd aangewend tegen het vonnis waarbij het verzet werd afgewezen, raakt immers automatisch en noodzakelijk het verstekvonnis d.d. 13 juni 2006, waarbij appellante failliet werd verklaard.

Het besluit is derhalve dat het hoger beroep dat op 17 januari 2007 werd ingesteld, moet worden beschouwd als het hoger beroep tegen een vonnis bedoeld in het eerste lid van artikel 14 van de Faillissementswet, zodat de termijn om dit rechtsmiddel in te stellen vijftien dagen bedroeg te rekenen van de betekening van het vonnis d.d. 17 oktober 2006.

9. Appellante werpt vruchteloos op dat het hier zou gaan om een vonnis op verzet, en derhalve niet om een vonnis in de zin van het eerste lid van artikel 14 van de Faillissementswet - waarvan uitdrukkelijk sprake in het vierde lid - maar om een vonnis in de zin van het tweede lid van dit artikel.

Het tweede lid van artikel 14 maakt immers enkel melding van de rechtsmiddelen die kunnen worden aangewend door de verstekdoende partijen (verzet) en door de belanghebbenden die geen partij zijn geweest (derdenverzet) en niet van het vonnis dat hieruit voortvloeit.

10. Aangezien het in voorliggend geval een hoger beroep tegen een vonnis van faillietverklaring betreft, is artikel 37 van de Faillissementswet niet van toepassing.

11. Curator Mollekens toont aan dat het vonnis d.d. 17 oktober 2006 op geldige wijze werd betekend op het adres van de maatschappelijke zetel van appellante, zoals dat in alle procedurestukken door haarzelf werd vermeld, en dit op 28 december 2006.

Het hoger beroep dat pas op 17 januari 2007 werd ingesteld is bijgevolg laattijdig en moet onontvankelijk worden verklaard.

Om deze redenen:

Het hof, rechtdoende na tegenspraak,

(...)

Verklaart het hoger beroep ontvankelijk en wijst appellante ervan af.

(...)