Hof van Cassatie 9 maart 2007
VERZEKERINGEN
Verzekering motorrijtuigen - Verzekeringsovereenkomst - Modelovereenkomst - Verhaal van de verzekeraar - Bewijslast verhaalsgrond
Voor zover zij er niet contractueel van zijn afgeweken, worden de partijen bij een WAM-verzekeringsovereenkomst geacht de toepassing van de bepalingen van de modelovereenkomst, waaronder deze met betrekking tot het verhaal van de verzekeraar, op hun overeenkomst te hebben aanvaard. De WAM-verzekeraar hoeft dan ook niet te bewijzen dat de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal voorbehoudt in de gevallen opgesomd in artikel 25 van de modelovereenkomst.
Overeenkomstig artikel 870 Ger.W. is het aan de verzekeringnemer of de verzekerde, die aanvoert dat in zijn voordeel van de regeling van de artikelen 24 en 25 van de modelovereenkomst is afgeweken, om te bewijzen dat dergelijke afwijking bepaald is in de verzekeringsovereenkomst.
|
ASSURANCES
Assurance véhicule automoteur - Contrat d'assurance - Contrat-type - Recours de l'assureur - Charge de la preuve du fondement du recours
Pour autant qu'il n'en soit pas dérogé contractuellement, les parties à un contrat d'assurance RC-automobile obligatoire sont réputées avoir accepté l'application des dispositions du contrat-type, et notamment celle relative au recours de l'assureur. L'assureur RC-auto ne doit par conséquent pas prouver que le contrat d'assurance réserve un droit de recours dans les cas énumérés à l'article 25 du contrat-type.
Conformément à l'article 870 C. jud., il appartient au preneur d'assurance ou à l'assuré qui soutient qu'il est dérogé à son avantage du régime des articles 24 et 25 du contrat-type de prouver qu'une telle dérogation est stipulée dans le contrat d'assurance.
|
AXA Belgium / C.J.
Zet.: R. Boes (afdelingsvoorzitter als voorzitter), Gh. Londers, E. Stassijns, A. Fettweis en B. Deconinck (raadsheren) |
O.M.: Ch. Vandewal (advocaat-generaal) |
Pl.: Mrs. A. De Bruyn en P. Wouters |
(...)
II. | Cassatiemiddel |
De eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.
Geschonden wettelijke bepalingen |
- artikel 88, eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
- artikel 16, tweede lid van de wet van 21 november 1989 betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen (WAM-Wet), vóór zijn wijziging bij wet van 22 augustus 2002;
- artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen;
- artikelen 24 en 25, 2°, b van de modelovereenkomst, waarvan een bijlage is gevoegd bij voormeld koninklijk besluit van 14 december 1992;
- artikelen 1134 en 1315, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek;
- artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek.
Aangevochten beslissingen |
Het bestreden vonnis hervormt het vonnis van de eerste rechter en verklaart de regresvordering van de eiseres tegen de verweerder ongegrond, zulks om reden dat:
“(De eiseres) beschikt maar over een recht van verhaal in de mate dat dit recht van verhaal voorzien werd in de tussen partijen afgesloten overeenkomst.
De verzekeraar die verhaal wil uitoefenen moet het bewijs leveren dat hij zich in de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal heeft voorbehouden.
Het staat vast dat voor het motorvoertuig waarmee het ongeval veroorzaakt werd een WAM-verzekering werd afgesloten bij (de eiseres). Dit wordt trouwens door (de eiseres) niet betwist en blijkt uit het feit dat (de eiseres) de overeenkomst heeft uitgevoerd door de slachtoffers te vergoeden voor de door hen geleden schade.
(De eiseres) brengt enkel een afschrift bij van het ondertekend verzekeringsvoorstel waarin echter nergens verwezen wordt naar de bijzondere of algemene voorwaarden van de polis.
Een ondertekende polis op naam van (de verweerder) ontbreekt.
(De eiseres) bewijst dan ook niet dat de verzekeringnemer de algemene voorwaarden, die zij neerlegt als stuk 3, aanvaard heeft en dat de WAM-verzekering afgesloten werd overeenkomstig deze algemene voorwaarden.
(De eiseres) bewijst derhalve niet dat zij zich in de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal heeft voorbehouden. De vordering van (de eiseres) is ongegrond. De beslissing van de politierechtbank die de vordering van (de eiseres) ontvankelijk en gegrond verklaarde wordt door de rechtbank hervormd.”
Grieven |
Volgens de artikelen 88, eerste lid van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst en 16, tweede lid van de WAM-Wet van 21 november 1989 kan de verzekeraar zich, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer en, indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is.
Voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen voorzien de artikelen 24 en 25 van de modelovereenkomst in welke gevallen de verzekeraar zich een recht van verhaal kan voorbehouden wanneer hij gehouden is ten aanzien van de benadeelden.
Zo bepaalt artikel 25, 2°, b) van de modelovereenkomst dat de maatschappij verhaal kan instellen tegen de verzekerde, dader van het schadegeval, die een schadegeval heeft veroorzaakt door het rijden in een staat van dronkenschap.
In de mate dat artikel 1, eerste lid van het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen, voorschrijft dat alle overeenkomsten betreffende deze verplichte aansprakelijkheidsverzekering moeten beantwoorden aan de bepalingen van de bij dit besluit gevoegde modelovereenkomst, dient elke WAM-verzekering derhalve een beding te bevatten dat de verzekeraar toelaat om verhaal te nemen tegenover zijn verzekerde die in staat van dronkenschap een schadegeval heeft veroorzaakt.
Het bewijs dat de WAM-verzekeraar zich in de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal heeft voorbehouden voor het geval dat zijn verzekerde in staat van dronkenschap een ongeval veroorzaakt, volgt derhalve uit de wet zelf.
Krachtens het tweede lid van artikel 1 van het koninklijk besluit van 14 december 1992 is het evenwel toegelaten om, zonder afbreuk te doen aan de dwingende bepalingen van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst, af te wijken van de modelovereenkomst ten gunste van de verzekeringnemer, van de verzekerde of van elke derde die bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken is.
Wanneer de verzekeringnemer, de verzekerde of elke derde die bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken is, aanvoert dat ten zijne gunste van de bepalingen van de modelovereenkomst werd afgeweken, dan dient hijzelf het bewijs van deze afwijking, overeenkomstig artikel 870 Ger.W., aan te tonen.
Zo de verzekeraar met toepassing van artikel 1, tweede lid K.B. 14 december 1992 heeft afgezien van zijn recht van verhaal dat in de artikelen 24 en 25 van de modelpolis ligt besloten, dan staat het bijgevolg aan diegene in wiens voordeel deze afwijking werd toegestaan, om het bestaan van deze afstand van verhaal te bewijzen.
Dit recht van verhaal is bovendien gegrond op een contractuele verbintenis van de verzekerde zodat de verzekerde, die beweert bevrijd te zijn van zijn contractuele verbintenis tot terugbetaling, evenzeer overeenkomstig artikel 1315, tweede lid B.W. het bewijs dient te leveren van het feit dat het tenietgaan van zijn verbintenis heeft teweeggebracht.
Anders dan het bestreden vonnis oordeelde, diende de eiseres derhalve niet meer te bewijzen dat zij zich in de algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal heeft voorbehouden, noch dat de verweerder deze algemene voorwaarden heeft aanvaard.
Hieruit volgt dat het bestreden arrest de vordering van de eiseres niet zonder schending van de verbindende kracht van de verzekeringsovereenkomst (art. 1134 B.W.), in het bijzonder van de artikelen 24 en 25, 2°, b) van de modelovereenkomst juncto artikel 1, eerste lid K.B. van 14 december 1992, heeft kunnen afwijzen op grond dat door de eiseres niet was bewezen dat zij zich een recht van verhaal heeft voorbehouden (schending van alle bepalingen aangehaald in de aanhef van het middel).
III. | Beslissing van het Hof |
Beoordeling |
1. Krachtens artikel 88 Wet Landverzekeringsovereenkomst kan de aansprakelijkheidsverzekeraar, voor zover hij volgens de wet of de verzekeringsovereenkomst de prestaties had kunnen weigeren of verminderen, zich een recht van verhaal voorbehouden tegen de verzekeringnemer, en indien daartoe grond bestaat, tegen de verzekerde die niet de verzekeringnemer is.
Voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen is dit recht van verhaal evenwel geregeld in de artikelen 24 en 25 van de modelovereenkomst gevoegd bij het koninklijk besluit van 14 december 1992 betreffende de modelovereenkomst voor de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen.
Zo heeft de verzekeraar, overeenkomstig artikel 25, 2°, b) van de modelovereenkomst, een recht van verhaal tegen de verzekerde, dader van het schadegeval, die het schadegeval veroorzaakt heeft door te rijden in staat van dronkenschap.
Krachtens artikel 1 van het voornoemde koninklijk besluit van 14 december 1992, moeten de overeenkomsten betreffende de verplichte aansprakelijkheidsverzekering inzake motorrijtuigen beantwoorden aan de bepalingen van de bij dit besluit gevoegde modelovereenkomst en kan alleen ervan afgeweken worden ten gunste van de verzekeringnemer, de verzekerde of elke derde die bij de uitvoering van de overeenkomst betrokken is, zonder afbreuk te doen aan de dwingende bepalingen van de Wet Landverzekeringsovereenkomst.
2. Uit deze bepalingen volgt dat de WAM-verzekeraar, behoudens afwijkende overeenkomst ten gunste van de verzekeringnemer of de verzekerde, over een recht van verhaal beschikt zoals bepaald in de artikelen 24 en 25 van de modelovereenkomst. Voor zover zij er niet contractueel van zijn afgeweken, worden de partijen bij een WAM-verzekeringsovereenkomst immers geacht de toepassing van de bepalingen van de modelovereenkomst, waaronder deze met betrekking tot het verhaal van de verzekeraar, op hun overeenkomst te hebben aanvaard.
De WAM-verzekeraar hoeft dan ook niet te bewijzen dat de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal voorbehoudt in de gevallen opgesomd in artikel 25 van de modelovereenkomst.
Overeenkomstig artikel 870 van het Gerechtelijk Wetboek, is het integendeel aan de verzekeringnemer of de verzekerde, die aanvoert dat in zijn voordeel van de regeling van de artikelen 24 en 25 van de modelovereenkomst is afgeweken, om te bewijzen dat dergelijke afwijking bepaald is in de verzekeringsovereenkomst.
3. Het bestreden vonnis stelt vast dat voor het motorrijtuig waarmee het ongeval veroorzaakt werd een WAM-verzekering werd gesloten bij de eiseres en dat de eiseres ter uitvoering van die overeenkomst de slachtoffers van een verkeersongeval dat veroorzaakt werd door de verweerder in staat van dronkenschap aan het stuur, heeft vergoed. Het beslist dat de regresvordering van de eiseres tegen de verweerder ongegrond is omdat zij niet bewijst dat zij zich in de verzekeringsovereenkomst een recht van verhaal heeft voorbehouden.
Het bestreden vonnis verantwoordt aldus zijn beslissing niet naar recht.
Het middel is gegrond.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden vonnis behalve in zoverre dit het hoger beroep ontvankelijk verklaard.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het gedeeltelijk vernietigde vonnis.
Houdt de kosten aan en laat de beslissing daaromtrent aan de feitenrechter over.
Verwijst de aldus beperkte zaak naar de rechtbank van eerste aanleg te Brussel, zitting houdende in hoger beroep.
(...)