Article

Algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsplicht niet sanctioneren door verval van dekking, R.D.C.-T.B.H., 2007/8, p. 791-793

VERBINTENIS UIT ONRECHTMATIGE DAAD
Rechtstreekse aansprakelijkheid - Causaal verband - Meerdere oorzaken - Fout van een andere partij
Het oorzakelijk verband tussen een fout en de geleden schade kan slechts worden uitgesloten als de rechter vaststelt dat de schade zoals ze zich in concreto voordeed, op dezelfde wijze zou zijn ontstaan zonder die fout. Uit de enkele omstandigheid dat een fout nadien gevolgd wordt door de fout van een andere partij, kan niet worden afgeleid dat er geen causaal verband bestaat tussen de eerste fout en de schade.
VERZEKERINGEN
Landverzekeringen - Verzekeringsovereenkomst in het algemeen - Uitvoering van de overeenkomst - Verzekering BA-exploitatie - Algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsverplichting - Verval van dekking
Het arrest dat uitwerking verleent aan de vervalclausule die de miskenning van een algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsverplichting sanctioneert, verantwoordt zijn beslissing niet naar recht.
OBLIGATIONS QUASI-DÉLICTUELLES
Responsabilité directe - Lien causal - Causes multiples - Faute d'une autre partie
Le lien causal entre une faute et le dommage subi ne peut être exclu que si le juge constate que le dommage tel qu'il s'est produit concrètement, se serait produit de la même manière sans cette faute. De la seule circonstance qu'une faute est ensuite suivie par la faute d'une autre partie, on ne peut pas déduire qu'il n'existe pas de lien causal entre la première faute et le dommage.
ASSURANCES
Assurances terrestres - Contrat d'assurance en général - Exécution du contrat - Assurance RC-exploitation - Obligation de prudence et de diligence formulée de manière générale - Déchéance de couverture
L'arrêt qui donne effet à la clause de déchéance qui sanctionne la méconnaissance d'une obligation de prudence et de diligence formulée d'une manière générale ne justifie pas sa décision en droit.
Algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsplicht niet sanctioneren door verval van dekking
Caroline Van Schoubroeck

1.Dit arrest betreft de problematiek van enerzijds het doorbreken van het oorzakelijk verband in het gemeen aansprakelijkheidsrecht en anderzijds de voorwaarden van een geldig beding van een geheel of gedeeltelijk verval van het recht op verzekeringsprestaties op grond van de dwingende bepaling in artikel 11 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst. Hoewel de feiten in voorliggende zaak zich situeren in de sector van de aanneming van bouwwerken en de door de aannemer onderschreven burgerrechtelijke aansprakelijkheidsverzekering exploitatie (verzekering BA-exploitatie), heeft de uitspraak algemene toepassing.

2.In concreto had eiseres tijdens aannemingswerken kabels van eerste verweerder beschadigd. Bij het opsporen van ondergrondse nutsleidingen stootte zij bij de uitvoering van een voorput ter hoogte van een sonderingspunt op de betonnen kanalisatie van de nutsleidingen van eerste verweerder. Zij doorboorde deze betonnen kanalisatie en beschadigde hierdoor de nutsleidingen die deze kanalisatie beschermde. In eerste aanleg werd de vordering tegen eiseres op grond van artikel 1382 B.W. afgewezen bij gebrek aan bewijs van een fout en werd de vordering tot vrijwaring tegen de BA-verzekeraar zonder voorwerp verklaard. In hoger beroep werd deze beslissing hervormd. Met betrekking tot de aansprakelijkheidsvordering ingesteld door eerste verweerder tegen eiseres als aannemer, oordeelde het hof van beroep te Antwerpen dat eiseres een fout had begaan die in oorzakelijk verband staat met de schade. Een normaal zorgvuldig en omzichtig aannemer in dezelfde concrete omstandigheden zou de betonnen kanalisatie manueel hebben ontmanteld en niet doorboord hebben, hetgeen volgens het hof een tekortkoming uitmaakte aan de eenieder opgelegde zorgvuldigheidsnorm. Het hof verwierp het verweer van de aannemer die aanvoerde dat er overmacht was omdat de werkelijke ligging van de kabels 1m30 meter zou afwijken van de ligging van de kabels op de plans die eerste verweerder had meegedeeld. Ook het tweede verweer van de aannemer werd afgewezen. Hierin voerde de aannemer aan dat eerste verweerder geen aanspraak kon maken op integrale schadevergoeding omdat hijzelf een fout had begaan door plans voor te leggen waarop de ligging van de nutsleidingen 1m30 meter afwijkt van de werkelijke ligging ervan. Het hof oordeelde dat het oorzakelijk verband tussen de fout van eerste verweerder wegens het voorleggen van niet-correcte plans en de schade doorbroken is door de chronologisch laatste fout, zijnde de fout van de aannemer die de betonnen kanalisatie doorboort waarop hij stoot bij het opsporen van nutsleidingen. De vordering in vrijwaring van eiseres-aannemer tegen haar verzekeraar BA-exploitatie werd eveneens ongegrond verklaard. Het hof van beroep aanvaardde dat de aannemer was tekortgekomen aan het contractueel beding dat de verzekerde “op straffe van verval alle nodige schikkingen moet treffen om schade te voorkomen”.

3.Bij het arrest van 12 januari 2007 vernietigt het Hof van Cassatie dit arrest, zowel wat betreft de beoordeling van de aansprakelijkheid, als de vordering in vrijwaring tegen de verzekeraar. Vooreerst vernietigt het Hof de beslissing met betrekking tot het doorbreken van het oorzakelijk verband. Het verwijst naar het beginsel dat het oorzakelijk verband tussen een fout en de geleden schade slechts kan worden uitgesloten als de rechter vaststelt dat de schade zoals ze zich in concreto voordeed, op dezelfde wijze zou zijn ontstaan zonder die fout. “Uit de enkele omstandigheid dat een fout nadien gevolgd wordt door de fout van een andere partij, kan niet worden afgeleid dat er geen causaal verband bestaat tussen de eerste fout en de schade.” Voorts vernietigt het Hof de beslissing tot afwijzing van de vrijwaringsvordering tegen de BA-verzekeraar en stelt dat: “Het arrest dat uitwerking verleent aan de vervalclausule die de miskenning van een algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsverplichting sanctioneert, zijn beslissing niet naar recht verantwoordt.” Het Hof steunt deze beslissing op het onderling verband tussen de dwingende bepalingen van artikel 77, artikel 8, lid 2 en in het bijzonder artikel 11 van de wet op de landverzekeringsovereenkomst van 25 juni 1992 en verduidelijkt als volgt. Artikel 77 omschrijft de verplichtingen van de aansprakelijkheidsverzekeraar tot dekking tegen vorderingen tot vergoeding wegens het voorvallen van schade omschreven in de overeenkomst en vrijwaren tegen alle schulden uit vaststaande aansprakelijkheid. Krachtens artikel 8, lid 2 kan de verzekeraar zich enkel bevrijden van de gevallen van grove schuld die op uitdrukkelijk en beperkende wijze zijn bepaald in de overeenkomst. Hieruit volgt aldus het Hof dat “de lichte fout steeds gedekt is”. Artikel 11 Wet Landverzekeringsovereenkomst bepaalt voorts uitdrukkelijk dat de verzekeringsovereenkomst geen geheel of gedeeltelijk verval van recht op verzekeringsprestaties mag bedingen dan wegens niet-nakoming van een bepaalde, in de overeenkomst opgelegde verplichting en mits er een oorzakelijk verband bestaat tussen de tekortkoming en het schadegeval. Uit het onderling verband tussen deze bepalingen volgt dat de verzekeraar de miskenning van een algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsverplichting niet mag bedingen als grond tot verval van het recht op verzekeringsprestaties.

4.Met deze laatste beslissing doet het Hof van Cassatie uitspraak over de in bedoeld artikel 11 bepaalde voorwaarden, opdat de verzekeraar geldig de niet-nakoming door de verzekerde van een in de overeenkomst opgelegde verplichting kan sanctioneren door verval van dekking. Het kenmerk van het verval van dekking is dat het een tekortkoming van de verzekerde aan één van zijn verplichtingen sanctioneert, voor zover hiervoor geen bijzondere wettelijke regeling is voorzien.

5.In casu was de verzekerde gehouden tot het naleven van een contractueel opgelegde zorgvuldigheidsverplichting “alle nodige schikkingen te treffen om schade aan leidingen te voorkomen”.

Krachtens artikel 20 Wet Landverzekeringsovereenkomst is de verzekerde gehouden alle redelijke maatregelen te nemen om de gevolgen van het schadegeval te voorkomen en te beperken, op straffe van schadevergoeding in de mate dat de verzekeraar door niet-nakoming van deze verplichting schade heeft geleden (art. 21 Wet Landverzekeringsovereenkomst ). Bedoeld artikel 20 legt bijgevolg de verplichting op voorzorgsmaatregelen te nemen eens schade is voorgevallen, met als doel verdere schade te voorkomen of te beperkt: “éviter qu'un premier dommage n'entraîne un autre” [1]. De niet-naleving van deze verplichting kan enkel gesanctioneerd worden door de wettelijk voorziene sanctie en partijen kunnen hiervan niet afwijken in de overeenkomst.

Bedoeld artikel 20 houdt evenwel geen algemene verplichting in tot het voorkomen van het schadegeval. Eén en ander belet niet dat indien de verzekerde bepaalde maatregelen heeft genomen tot voorkoming van het schadegeval, hij onder bepaalde voorwaarden deze in het kader van een schadeverzekering als reddingskosten kan verhalen op de verzekeraar krachtens artikel 52 Wet Landverzekeringsovereenkomst [2].

Niettegenstaande artikel 20 geen verplichting inhoudt tot het nemen van voorzorgsmaatregelen om een schadegeval te voorkomen, aanvaardt men dat de wet op de landverzekeringsovereenkomst de contractsvrijheid van partijen niet beperkt om in de overeenkomst aan de verzekerde verplichtingen op te leggen tot het nemen van bepaalde maatregelen en aanvaardt men dat deze zelfs kunnen opgelegd worden als voorwaarden tot het verkrijgen van dekking. Fontaine vergelijkt deze contractuele verplichting met de in het Angel­saksisch recht bekende “promissory warranties” [3].

Belangrijk is dat het Hof in dit arrest de stelling lijkt te bevestigen dat de niet-naleving van deze verplichting kan gesanctioneerd worden door verval van dekking, mits en voor zover echter aan de voorwaarden van artikel 11 Wet Landverzekeringsovereenkomst is voldaan. Deze voorwaarden zijn: (i) een bepaalde verplichting en (ii) een oorzakelijk verband tussen de tekortkoming en het schadegeval [4].

6.Het arrest van 12 januari 2007 heeft betrekking op de eerste voorwaarde tot toepassing van het verval van dekking, waar het oordeelt dat men een algemeen geformuleerde zorgvuldigheidsverplichting niet mag bedingen als grond tot verval van het recht op verzekeringsprestaties. Deze interpretatie sluit naadloos aan bij de algemene tendens in de lagere rechtspraak en rechtsleer om een strikte toepassing te geven aan de wettelijke vereiste dat de gevallen van grove schuld waarvoor de verzekeraar geen dekking moet geven conform artikel 8, lid 2 Wet Landverzekeringsovereenkomst op uitdrukkelijke en beperkende wijze in de overeenkomst moeten bepaald zijn.

Uit de beslissing van het Hof volgt dat het beding dat de verzekerde “op straffe van verval alle nodige schikkingen moet treffen om schade te voorkomen” niet beantwoordt aan de wettelijke voorwaarde van “een bepaalde in de overeenkomst opgelegde verplichting”.

7.Zoals bekend, is artikel 11 Wet Landverzekeringsovereenkomst als algemene bepaling van toepassing op alle verzekeringsovereenkomsten. In de praktijk blijkt deze, buiten de context van de aansprakelijkheidsverzekering, vooral van belang in diefstal- en omniumverzekeringen.

In dit arrest heeft het Hof naar men mag aannemen voor alle verzekeringsovereenkomsten invulling gegeven aan de bedoeling van de wetgever om de sanctie van verval van dekking te herleiden tot een uitzonderingsmaatregel, te streven naar een evenwicht tussen de verbintenissen van de contractspartijen en de bescherming van de verzekerde. In het bijzonder wilde de wetgever met bedoeld artikel 11 een einde stellen aan bedingen in de polis die voor bepaalde verplichtingen of op algemene wijze, de niet-nakoming door de verzekerde sanctioneerden met verval van dekking.

[1] M. Fontaine, Droit des assurances, Brussel, Larcier, 2006, p. 209, nr. 305.
[2] Zie Cass. 20 april 2007, noot G. Jocqué elders in dit nummer.
[3] M. Fontaine, o.c., p. 210, nr. 307.
[4] M. Fontaine, o.c., p. 237, nr. 347, p. 245, nr. 357, p. 248, nr. 361.