Article

Note, R.D.C.-T.B.H., 2007/10, p. 972

INTERMÉDIAIRES COMMERCIAUX
Concession - Concession de vente exclusive - Concédant belge - Concessionnaire de Hong-kong - Choix implicite du droit belge - Portée - Inapplicabilité de la loi du 27 juillet 1961
La volonté implicite, mais certaine, d'un concédant belge de faire régir par le droit belge une convention-cadre de distribution, exécutée exclusivement à l'étranger, peut se déduire de l'existence d'un accord sur l'application du droit belge aux ventes conclues entre les parties dans le cadre du contrat de distribution et de la proposition exprimée par le concédant de soumettre le contrat-cadre au droit belge.
Cependant, à défaut de stipulation contractuelle explicite faisant référence à la loi du 27 juillet 1961 relative à la résiliation unilatérale des concessions de vente exclusive à durée indéterminée, celle-ci n'est pas applicable à la concession qui ne s'exécute pas dans tout ou partie du territoire belge. Seul le droit commun s'applique.
Un préavis de six mois est jugé raisonnable, sur la base du droit commun, compte tenu de l'ancienneté des relations commerciales (7 ans), de l'importance de la concession dans le chiffre d'affaires global (30% puis réduit à 25%) et du caractère déficitaire de l'activité commerciale.
TUSSENPERSONEN (HANDEL)
Concessie - Exclusieve concessieovereenkomst - Belgische concessiegever - Concessiehouder uit Hong-kong - Impliciete keuze voor het Belgisch recht - Draagwijdte - Niet-toepasselijkheid van de wet van 27 juli 1961
De impliciete maar zekere wil van een Belgische concessiegever om een kaderovereenkomst inzake distributie, die exclusief in het buitenland wordt uitgevoerd, te doen beheersen door Belgisch recht, kan worden afgeleid uit het bestaan van een overeenkomst betreffende de toepasselijkheid van het Belgisch recht op de verkopen gesloten tussen de partijen in het kader van de distributieovereenkomst en uit het voorstel geformuleerd door de concessiegever om de kaderovereenkomst aan het Belgisch recht te onderwerpen.
Bij gebrek echter aan een expliciete contractuele bepaling die verwijst naar de wet van 27 juli 1961 betreffende de eenzijdige beëindiging van de voor onbepaalde tijd verleende concessies van alleenverkoop, is deze niet van toepassing op de concessie die niet over geheel of over een gedeelte van het Belgische territorium wordt uitgevoerd. Enkel het gemeen recht is van toepassing.
Op basis van het gemeen recht wordt een opzegperiode van zes maanden als redelijk beschouwd, waarbij rekening wordt gehouden met de duurtijd van de handelsrelaties (7 jaar), het belang van de concessie in het globale zakencijfer (30% en daarna verminderd tot 25%) en van het deficitair karakter van de handelsactiviteit.

Voy. également Cass. 6 avril 2006, et la note de P. Vandepitte et A. de Schoutheete, R.D.C.-T.B.H. 2007/2, p. 162 .