Article

De risico's van een ingewikkeld forumbeding, R.D.C.-T.B.H., 2006/9, p. 987-989

INTERNATIONAAL GERECHTELIJK RECHT
Internationale bevoegdheid - Verordening 44/2001 - Door de partijen aangewezen bevoegde gerecht - Stilzwijgende aanvaarding door instelling van tegeneis
Het instellen van een tegeneis door de verweerder leidt niet automatisch tot de toepassing van artikel 24 EEX-Verordening inzake stilzwijgende aanvaarding. Bijgevolg mag de verweerder een exceptie van onbevoegdheid inroepen en een tegeneis ondergeschikt instellen.
Wanneer een forumbeding - naar gelang de litigieuze vordering - hetzij een Belgische rechtbank, hetzij een Duitse rechtbank aanduidt, moet de Belgische rechtbank rekening houden met de beperkende voorwaarden gesteld in het forumbeding.
DROIT JUDICIAIRE INTERNATIONAL
Compétences internationales - Règlement 44/2001 - Juridiction compétente désignée par les parties - Acceptation tacite par le dépôt d'une demande reconventionnelle
Le dépôt d'une demande reconventionnelle par l'intimé n'entraîne pas automatiquement l'application de l'article 24 du règlement sur la compétence judiciaire en matière d'acceptation tacite. Par conséquent, l'intimé peut invoquer une exception d'incompétence et introduire une demande reconventionnelle.
Lorsqu'une clause attributive de compétence désigne - en fonction de la créance litigieuse - soit un tribunal belge, soit un tribunal allemand, le tribunal belge doit tenir compte des conditions restrictives posées dans la clause de compétence.
De risico's van een ingewikkeld forumbeding
Marta Pertegás [1]

De moraal van het arrest van het hof van beroep te Gent van 23 november 2005 is duidelijk: een ingewikkelde IPR-clausule in een internationale koop-verkoopovereenkomst is als kiespijn te vermijden!

Het geschil rees naar aanleiding van een overeenkomst tot productie en levering van carnavalkostuums en toebehoren tussen een Belgische verkoper (“Party World”) en een Duitse afnemer (“Wagner”). De Belgische verkoper had voor de rechtbank van koophandel te Dendermonde de betaling gevorderd, nadat de koper een reeks ongeprotesteerde facturen niet had voldaan. Van zijn kant had de Duitse verweerder de internationale bevoegdheid of rechtsmacht [2] van de rechtbank in hoofdorde betwist en de toepasselijkheid van het Duitse recht ingeroepen. In ondergeschikte orde argumenteerde Wagner ten gronde dat de leveringen hetzij niet tijdig, hetzij niet conform waren en stelde een tegenvordering in om een schadevergoeding wegens contractbreuk te verkrijgen. Via conclusies escaleerden de vorderingen van de partijen tot respectievelijk een aanzienlijk hoger bedrag, alsook een eis wegens tergend en roekeloos verweer namens de eiser, terwijl de verweerder de gedeeltelijke ontbinding van de overeenkomst en een hogere schadevergoeding eiste.

Uiteraard moest de vraag over de internationale bevoegdheid als eerste worden behandeld. Eigenaardig in deze zaak is dat beide partijen het eens waren over het bestaan en de geldigheid van het forumbeding, dat in de in het Duits opgestelde raamovereenkomst tussen partijen opgenomen werd [3]. De betwiste vraag was dan ook of het afgesproken beding de internationale bevoegdheid van de rechtbank van Dendermonde kon rechtvaardigen.

De cruciale clausule in de raamovereenkomst was als volgt opgesteld (in Nederlandse vertaling):

“Plaats van uitvoering van alle verbintenissen uit de overeenkomst voor de verkoper is 56727 Mayen. De bevoegde rechtbank is te Mayen. Het recht van de Duitse Bondsrepubliek is overeengekomen. Voert de firma Party World de overeengekomen leveringen uit en komt de firma Pierre Wagner haar betalingsverbintenissen niet na, dan geldt voor deze betalingsovereenkomst Belgisch recht en is de rechtbank van Aalst bevoegd.”

Partijen hadden tegengestelde visies over de mogelijkheid om op basis van bovenvermelde clausule, het geschil aan de Belgische rechter voor te leggen. Terwijl de eiser stelde dat het geschil over de betalingsverbintenissen van Wagner ging en dus aan de rechtbank van Aalst (thans met de rechtbank van Dendermonde gefusioneerd) moest worden voorgelegd, was Wagner van oordeel dat dit geschil aan de niet-nakoming van de leveringsverbintenis door Party World gerelateerd was en bijgevolg niet aan de toepassingsvoorwaarden van de laatste zin van het beding voldeed. Het was uiteindelijk het hof van beroep te Gent dat over de interpretatie van het forumbeding het laatste woord kreeg.

1) De relevante rechtsbron

De vraag naar de internationale bevoegdheid werd terecht volgens de regels van de EEX-Verordening (hierna “EEX-Vo”) [4] beoordeeld. De EEX-Vo is in België in werking getreden op 1 maart 2002 en is van toepassing op de vorderingen die vanaf deze dag zijn ingesteld. In onderhavig geschil dateerde de inleidende dagvaarding van 12 mei 2003. Ook na de inwerkingtreding van het Wetboek van Internationaal Privaatrecht (WIPR) op 1 oktober 2004 behoudt de EEX-Vo haar voorrang als Europese rechtsbron inzake internationale bevoegdheid. Artikel 2 WIPR herinnert ons trouwens aan het principe van voorrang van het EG-recht, waarbij de regels van een verordening op de subsidiaire regels van het WIPR primeren.

De specifieke regel in de EEX-Vo inzake forumbedingen houdt in dat wanneer de partijen, van wie er ten minste één woonplaats heeft op het grondgebied van een lidstaat [5], een gerecht of de gerechten van een lidstaat hebben aangewezen voor de kennisneming van eventuele geschillen, dit gerecht (of gerechten) exclusief bevoegd is (zijn) (art. 23.1 EEX-Vo).

Het contractuele overeengekomen forum boet echter aan belang, wanneer de verweerder vrijwillig verschijnt voor het geadieerde gerecht, zonder de internationale bevoegdheid van dat gerecht in limine litis te betwisten (art. 24 EEX-Vo). Deze regel over stilzwijgende aanvaarding kwam ook in het arrest ter sprake, nadat de rechtbank van koophandel te Dendermonde in eerste aanleg stelde dat de internationale bevoegdheid niet betwist kon worden als tegelijk de verweerder een tegeneis instelde.

2) Stilzwijgende aanvaarding door het instellen van een tegeneis?

Het hof van beroep veegde terecht het argument van tafel dat de internationale bevoegdheid impliciet werd aanvaard door het instellen van een tegeneis door de verweerder. Noch de loutere verschijning van de verweerder noch de instelling van een tegenvordering in ondergeschikte orde kan aanleiding geven tot de toepassing van artikel 24 EEX-Vo. Uiteraard is het tegenstrijdig om de internationale bevoegdheid te betwisten en tegelijk een tegenvordering in te stellen. De verweerder dient dan ook te preciseren dat de exceptie van onbevoegdheid in hoofdorde ingesteld wordt. Voor zover de verweerder tijdig duidelijk maakt dat hij in de hoofdvordering de internationale bevoegdheid van de rechtbank betwist, zal een beroep op artikel 24 EEX-Vo onmogelijk blijven. Ook in het kader van de rechtspraak over het EEX-Verdrag koos het Europees Hof van Justitie steeds voor een restrictieve interpretatie van de regels inzake stilzwijgende aanvaarding (art. 24 EEX-Voart. 18 EEX-Verdrag) [6].

In onderhavig geschil was een beroep op artikel 24 EEX-Vo dan ook onmogelijk om de rechtsmacht van de Belgische rechtbanken te ondersteunen. Dit brengt ons tot de vraag of het door partijen gestipuleerde forumbeding in casu de instelling van een vordering in België mogelijk maakte…

3) De interpretatie van het forumbeding

Het betwiste forumbeding was duidelijk een compromisoplossing tussen koper en verkoper. Daar waar de rechtbank te Mayen (Duitsland) principieel aangeduid werd als bevoegde rechter, werd in het voordeel van de Belgische koper gestipuleerd dat de rechtbank van zijn woonplaats bevoegd zou zijn indien “de firma Party World de overeengekomen leveringen (uitvoert) en de firma Pierre Wagner haar betalingsverbintenissen niet (nakomt)”.

De Belgische eiser haalde een reeks argumenten aan om het forumbeding in zijn voordeel te interpreteren. Tegen de letter van het forumbeding in, argumenteerde de eiser dat de partijen overeengekomen waren om betwistingen inzake leveringen of niet-betalingen aan het Belgisch forum te onderwerpen. De wil van de partijen om de twee voorwaarden in de laatste zin van het forumbeding als alternatieve (in plaats van cumulatieve) voorwaarden te lezen zou volgens de eiser o.a. kunnen worden afgeleid uit enkele factoren. Ten eerste, zou het de intentie van de partijen zijn geweest om elk voor eigen rechter een vordering te mogen instellen. Ten tweede, verwees de verkoper naar zijn eigen algemene voorwaarden (die een forumbeding ten voordele van de rechtbanken te Dendermonde bevatten). Ten derde, wees de verkoper op het risico van rechtsmisbruik die een cumulatieve interpretatie van de twee voorwaarden zou inhouden, daar het voor de verweerder zou volstaan om de niet-nakoming van de verbintenis tot levering op te werpen om de internationale bevoegdheid van de Belgische rechtbanken te ontkrachten.

Het hof van beroep te Gent was het met de aangehaalde argumentatie echter niet eens. Het afwijkende forumbeding in de algemene voorwaarden van de eisende partij was in casu irrelevant en moest uiteraard wijken voor de clausule in de door beide partijen ondertekende overeenkomst. Specifiek over de relevante clausule stelde het hof dat de interpretatie geen onoverkomelijke moeilijkheden leverde. De internationale bevoegdheid van de Belgische rechtbanken wordt met name als uitzondering toegelaten enkel wanneer Wagner haar betalingsverbintenissen niet nakomt en de overeengekomen leveringen wél plaatsvonden, en voor zover de vordering op de betalingsverbintenis betrekking heeft. Het hof vond het geen overtuigend argument om de clausule ten voordele van de Belgische rechtbanken ruimer te interpreteren dan schriftelijk afgesproken. Bovendien stelde het hof dat het loutere feit dat de tekst van het forumbeding door de Duitse firma en in het Duits geformuleerd was, geen afdoende indicatie was dat het forumbeding niet met de wil van de eisende partij overeenstemde. Van rechtsmisbruik was er dan ook geen sprake. Integendeel, door de ondertekening van de overeenkomst had de eisende partij blijk gegeven de tekst van het forumbeding te begrijpen en hiermee in te stemmen.

Het hof merkte verder op dat de toepassing van de laatste clausule van het forumbeding van de nakoming van alle leveringsprestaties afhankelijk werd gemaakt. Het kwam dan ook aan het hof toe om te onderzoeken of de verkoper zijn leveringsplicht volledig had volbracht.

4) Analyse op basis van de dagvaarding

De analyse van de toepassingsvoorwaarden van het forumbeding leidde tot een bijkomende vraag, die ook in het geannoteerde arrest werd besproken. Dient men slechts met de feiten zoals aangehaald in de dagvaarding rekening te houden om de internationale bevoegdheid vast te stellen of zijn andere elementen, zoals de argumenten van de verwerende partij, hierbij relevant?

De eisende partij argumenteerde trouwens dat aan alle cumulatieve voorwaarden gesteld in het forumbeding was voldaan als men haar petitum, zoals geformuleerd in de dagvaarding, als basis voor de bevoegdheidsappreciatie gebruikte.

Het hof volgde deels deze redenering en stelde dat “de geadieerde rechter, aan de hand van hetgeen gevorderd wordt in de dagvaarding, dient te onderzoeken of aan deze voorwaarden is voldaan”. Deze stelling bouwt voort op de recente rechtspraak van het Europees Hof van Justitie over het EEX-Verdrag inzake de relevante elementen om de aanhangigheidsregeling toe te passen. In het arrest Gantner Electronic oordeelde het Europees Hof van Justitie immers dat enkel de vordering zoals door de eisende partij geformuleerd - en niet de argumenten van de verwerende partij - voor de appreciatie van de exceptie van aanhangigheid relevant is [7].

Volgens het hof volstonden de inhoud van de dagvaarding en de vordering van de eisende partij om vast te stellen dat een van de cumulatieve voorwaarden uit het forumbeding ontbrak. De eisende partij had immers de ontbinding van de overeenkomst “voor de nog niet geleverde goederen” gevorderd, waarmee ze uitdrukkelijk toegaf dat niet alle overeengekomen leveringen werden uitgevoerd. Bijgevolg had de Belgische verkoper volgens het hof zichzelf de weg afgesneden om voor eigen rechter te procederen. Opmerkelijk is wel dat de vordering tot ontbinding met betrekking tot de niet-geleverde goederen niet in de dagvaarding zelf was opgenomen, maar later door conclusies aan de vordering van de eisende partij werd toegevoegd.

5) Conclusie

De ingewikkelde formulering van de litigieuze clausule liet weinig opties over aan het hof, dat zich terecht zonder rechtsmacht verklaarde.

Het arrest toont aan dat een forumbeding niet steeds een simpel en snel antwoord over de bevoegde rechtbank kan garanderen. Wanneer bijvoorbeeld alternatieve rechtbanken worden aangeduid, rijst een moeilijkheid over de respectieve bevoegdheden van deze rechtbanken. Allicht is het in die situaties gemakkelijker om een clausule in te lassen die aan elke partij de mogelijkheid biedt om voor eigen rechter te procederen, in plaats van de bevoegdheidstoebedeling van de aard van de vordering afhankelijk te maken. Partijen die bereid zijn om elkaar het voordeel te gunnen om voor eigen rechter te procederen, kunnen op deze manier onvruchtbare discussies over het bevoegde forum vermijden.

[1] Hoofddocent Universiteit Antwerpen, Advocaat.
[2] In deze bijdrage worden de termen “rechtsmacht” en “internationale bevoegdheid” als synoniemen gebruikt. Volgens het hof van beroep te Gent is de term “internationale rechtsmacht” aangewezen, hoewel de relevante rechtsbronnen in principe aan “internationale bevoegdheid” de voorkeur geven.
[3] Problematischer zijn de gevallen waar het bestaan van een geldig forumbeding door een van de partijen betwist wordt (cf. bv., Luik 29 maart 2004, R.R.D. 2004, 372; Rb. Veurne 28 mei 2003, R.W. 2004-05, 951 of Rb. Hasselt 1 februari 2006, tijdschrift@ipr.be 2006, nr. 1, 53 (verstek)).
[4] Verordening 44/2001 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, PB. L. 12, 16 januari 2001, 1.
[5] Cf., in verband met de internationaliteitsvereiste, Cass. fr. 4 oktober 2005, J.D.I. 2006, 169, noot. J.-M. Jacquet.
[6] H.v.J. 24 juni 1981, zaak 150/80, Elefanten Schuh, Jur. 1981, 1671; H.v.J. 22 oktober 1981, zaak 27/81, Rohr, Jur. 1981, 2431; H.v.J. 31 maart 1982, zaak 25/81, G. H. W., Jur. 1982, 1189; H.v.J. 14 juli 1983, zaak 201/82, Gerling, Jur. 1983, 2503 en, specifiek over het instellen van een tegeneis, H.v.J. 7 maart 1985, zaak 48/84, Spitzley, Jur. 1985, 787. Voor een bespreking, cf. I. Couwenberg, “Commentaar bij art. 24 EEX-Verordening”, in Artikelsgewijze commentaar Gerechtelijk Recht, 8 p. (en verdere referenties).
[7] H.v.J. 8 mei 2003, zaak C-111/01, Gantner Electronic, Jur. 2003, I-4207, R.W. 2003-04, 1517, commentaar I. Couwenberg, R.C.D.I.P. 2003, 551-558, noot E. Pataut.