Article

Hof van beroep Gent, 23/11/2005, R.D.C.-T.B.H., 2006/9, p. 984-986

Hof van beroep Gent 23 november 2005

INTERNATIONAAL GERECHTELIJK RECHT
Internationale bevoegdheid - Verordening 44/2001 - Door de partijen aangewezen bevoegde gerecht - Stilzwijgende aanvaarding door instelling van tegeneis
Het instellen van een tegeneis door de verweerder leidt niet automatisch tot de toepassing van artikel 24 EEX-Verordening inzake stilzwijgende aanvaarding. Bijgevolg mag de verweerder een exceptie van onbevoegdheid inroepen en een tegeneis ondergeschikt instellen.
Wanneer een forumbeding - naar gelang de litigieuze vordering - hetzij een Belgische rechtbank, hetzij een Duitse rechtbank aanduidt, moet de Belgische rechtbank rekening houden met de beperkende voorwaarden gesteld in het forumbeding.
DROIT JUDICIAIRE INTERNATIONAL
Compétences internationales - Règlement 44/2001 - Juridiction compétente désignée par les parties - Acceptation tacite par le dépôt d'une demande reconventionnelle
Le dépôt d'une demande reconventionnelle par l'intimé n'entraîne pas automatiquement l'application de l'article 24 du règlement sur la compétence judiciaire en matière d'acceptation tacite. Par conséquent, l'intimé peut invoquer une exception d'incompétence et introduire une demande reconventionnelle.
Lorsqu'une clause attributive de compétence désigne - en fonction de la créance litigieuse - soit un tribunal belge, soit un tribunal allemand, le tribunal belge doit tenir compte des conditions restrictives posées dans la clause de compétence.

Pierre Wagner GmbH, vennootschap naar Duits recht / Party World BVBA

Zet.: E. Teirlinck (voorzitter), J. Baudrez en E. Dursin (raadsheren)
Pl.: Mrs. E. Hoffmann en M. De Wolf

(...)

Het hoger beroep Incidenteel hoger beroep

7. Het hoger beroep van Wagner strekt er toe dat het bestreden vonnis wordt hervormd en dat het hof, opnieuw rechtdoende:

- in hoofdorde zich onbevoegd verklaart, de vordering van Party World als onontvankelijk afwijst en haar veroordeelt tot de kosten van beide aanleggen;

- in ondergeschikte orde de hoofdvordering van Party World afwijst als ongegrond;

- eveneens in ondergeschikte orde, akte neemt van de uitbreiding van haar tegenvordering en deze ontvankelijk en gegrond verklaart; dienvolgens Party World veroordeelt tot betaling aan haar van 434.843,11 EUR, meer de gerechtelijke intresten sinds de dagvaarding en tot betaling van een provisioneel bedrag van 83.500 EUR en een provisioneel bedrag van 1 EUR;

- in uiterst ondergeschikte orde, de vordering van Party World beperkt tot de hoofdsom van 160.668,38 EUR, compenseert met de vorderingen van Wagner en het door Party World meer gevorderde als ongegrond afwijst; dienvolgens na gerechtelijke compensatie Party World veroordeelt om aan Wagner 274.174,73 EUR te betalen, meer de gerechtelijke intresten sinds datum van dagvaarding, evenals een provisioneel bedrag van 83.500 EUR en een provisioneel bedrag van 1 EUR.

De gevorderde som van 83.500 EUR betreft de vergoeding van schade die Wagner voorhoudt te lijden wegens de verkoop door Party World aan derden van kostuums waarop eerstgenoemde beweert exclusieve rechten te bezitten.

Bij beschikking d.d. 18 februari 2004 van de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde, verleend op eenzijdig verzoekschrift, werd verbod opgelegd aan Party World om alle producten te verkopen waarvan in het kader van de overeenkomst d.d. 22 maart 2002 tussen Wagner en Party World overeengekomen werd dat de exclusieve rechten op deze modellen aan Wagner werden toegekend en deze modellen niet aan concurrenten van Wagner mochten worden verkocht, op straffe van een dwangsom van 2.500 EUR per verkoop en per product. Bij dezelfde beschikking werd gerechtsdeurwaarder Vandemeulebroucke aangesteld als sekwester teneinde de desbetreffende producten in bewaring te nemen. Het derdenverzet van Party World tegen deze beschikking werd afgewezen bij vonnis van 29 september 2004. Party World heeft daartegen hoger beroep ingesteld en deze zaak is hangend voor dit hof, alwaar ze gekend is onder het nummer 2004/RK/329.

(…)

Beoordeling

(...)

14. In de door beide partijen ondertekende raamovereenkomst, die vervat is in het telefaxbericht d.d. 22 maart 2002 van Wagner, wordt bepaald:

“Erfüllungsort für alle Leistungen aus dem Auftragsvertrag der Verkauferin ist 56727 Mayen, Gerichtsstand ist Mayen. Es gilt das Recht der Bundesrepublik Deutschland als vereinbart. Erfüllt die Firma Party World ihre vereinbarten Lieferungen und kommt die Firma Pierre Wagner ihren Zahlungen nicht nach, gilt für diese Zahlungsvereinbarung belgisches Recht. Gerichtsstand ist dann Aalst”

of, vertaald:

“Plaats van uitvoering van alle verbintenissen uit de (raam)overeenkomst voor de verkoper is 56727 Mayen. De bevoegde rechtbank is te Mayen. Het recht van de Duitse Bondsrepubliek geldt als overeengekomen. Voert de firma Party World de overeengekomen leveringen uit en komt de firma Pierre Wagner haar betalingsverbintenissen niet na, dan geldt voor deze betalingsovereenkomst Belgisch recht en is de rechtbank van Aalst bevoegd”.

Beide partijen zijn het eens dat dit beding een overeenkomst tot aanwijzing van een bevoegd gerecht uitmaakt in de zin van artikel 23 EEX-Verordening en dat op grond daarvan dient beoordeeld te worden welke rechter kennis kan nemen van het voorliggende geschil.

(...)

17. Het hof stelt vast dat uit de tekst van het beding ondubbelzinnig blijkt dat de partijen als beginsel vooropstelden dat hun overeenkomst onderworpen was aan het Duitse recht en dat zij de rechtbanken te Mayen (Duitsland) aanwezen om kennis te nemen van de geschillen die daaruit voortvloeiden. Van dit algemeen beginsel werd afgeweken indien voldaan was aan de voorwaarden aangehaald in het tweede deel van de clausule: “Vervult de firma Party World de overeengekomen leveringen en komt de firma Pierre Wagner haar betalingsverbintenissen niet na, dan geldt voor deze betalingsovereenkomst Belgisch recht en is de rechtbank van Aalst bevoegd”.

Deze clausule is duidelijk en behoeft geen interpretatie. De uitzondering op de algemene regel geldt voor “deze betalingsovereenkomst”; waarmee de “betalingsverbintenissen” van Wagner worden bedoeld en ze is van toepassing wanneer “Party World de overeengekomen leveringen” “vervult” “en” “Wagner haar betalingsverbintenissen niet nakomt”.

De stelling van Party World dat in deze zin het woord “en” als “of” moet gelezen worden en dat de Belgische rechtbanken op grond van dit beding zowel kennis kunnen nemen van geschillen in verband met de betalingsverbintenissen van Wagner als in verband met haar leveringsverbintenissen, miskent de duidelijke tekst van de clausule. Immers, daarin wordt enkel gesteld dat voor “deze betalingsovereenkomsten” de Belgische rechtbanken bevoegd zijn en niet voor “leveringsovereenkomsten”. Bovendien geeft Party World geen redelijke verklaring waarom de term “en” gebruikt werd, wanneer het de wil en de bedoeling van de partijen was om “of” te vermelden. Dat de tekst opgesteld werd door Wagner én in de Duitse taal, kan terzake niet als een ernstig argument aanvaard worden, aangezien Party World te kennen gegeven heeft met deze tekst in te stemmen - en hem derhalve te begrijpen - door de overeenkomst waarin hij was opgenomen te ondertekenen.

18. Geen enkele van de door Party World ingeroepen redenen doet afbreuk aan het voorgaande.

Het hof kan aannemen dat de clausule, waarbij niet een, maar wel twee verschillende rechtbanken worden aangewezen die, naar gelang van het geval, kennis kunnen nemen van de geschillen voortvloeiend uit de overeenkomst, het resultaat is van een compromis tussen de belangen van beide partijen. Dit laat evenwel niet zonder meer toe de toepassingsvoorwaarden van een van deze - elkaar uitsluitende - aanwijzingen van een rechtbank ruimer te omschrijven dan blijkt uit de tekst. Dat de partijen overeenkwamen, de wil geuit hebben of de bedoeling hadden om ook geschillen in verband met de leveringsverplichting aan de Belgische rechtsmachten te onderwerpen, blijkt bovendien uit geen enkel gegeven van de zaak.

Evenmin kan uit het forumbeding trouwens afgeleid worden dat alle geschillen over de betalingsverbintenissen aan een Belgische rechtbank kunnen voorgelegd worden. Indien dit laatste het geval was geweest, hadden de partijen zich kunnen beperken tot de vermelding “Komt de firma Pierre Wagner haar betalingsverbintenissen niet na, dan geldt voor de betalingsverbintenissen Belgisch recht en is de rechtbank van Aalst bevoegd”. De toevoegingen “Vervult de firma Party World de overeengekomen leveringen” en “deze” betalingsovereenkomst, beperken de uitzondering op het beginsel dat de geschillen voor een Duitse rechtbank worden gebracht tot de geschillen in verband met de niet-nagekomen betalingsverbintenis van Wagner in de hypothese dat Party World “de overeengekomen leveringen” heeft vervuld.

Een geding kan derhalve slechts voor een Belgische rechtbank worden ingeleid, wanneer Party World “de overeengekomen leveringen”, dit zijn alle leveringen die zij op grond van de overeenkomst diende te verrichten, had uitgevoerd.

De overweging van de eerste rechter dat niet bewezen werd dat de betalingsovereenkomst van Wagner gelieerd was aan de totale leveringsverbintenis van Party World, is niet terzake dienend voor de oplossing van het geschil over de rechtsmacht. De rechtsvraag aangaande de voorwaarden waaronder Wagner de facturen diende te betalen, betreft de grond van de zaak en is onderscheiden van de vraag onder welke voorwaarden Party World een vordering op grond van deze betalingsverbintenissen kon instellen voor de Belgische rechter.

19. De opmerking van Party World dat een bedongen regeling aanleiding kan geven tot misbruiken, verantwoordt nog niet dat zij niet zou moeten toegepast worden. De kwade trouw van de contractpartijen wordt trouwens niet vermoed. De stelling dat aan deze clausule een interpretatie dient gegeven te worden veeleer in de zin waarin zij een gevolg heeft dan in die waarin zij geen gevolg heeft, vertrekt van deze kwade trouw en zou bovendien slechts kunnen ingeroepen worden in geval van een dubbelzinnig beding, wat te dezen niet het geval is.

20. De verwijzing door Party World naar de algemene voorwaarden op haar facturen, kan geen element zijn waarmee rekening dient gehouden te worden bij een eventuele interpretatie van de forumclausule in de overeenkomst. Zij erkent zelf dat het forumbeding in deze algemene voorwaarden niet van toepassing is op de overeenkomst. De vaststelling dat de partijen een regeling bedongen die afweek van de algemene voorwaarden en die niet voor twijfel vatbaar is, impliceert meteen dat deze algemene voorwaarden op dat punt de overeenkomst niet kunnen uitleggen.

Om dezelfde reden kan geen rekening gehouden worden met de verwijzing door Party World naar de algemene voorwaarden die door andere producenten van carnavalkostuums worden gebruikt. Het is een algemeen gebruik dat partijen, in eenzijdige algemene voorwaarden, een forumbeding opnemen in het voordeel van het gerecht van de plaats waar zij gevestigd zijn. In het voorliggende geval geldt evenwel niet het forumbeding uit de algemene voorwaarden van een partij, maar een clausule in een door beide partijen ondertekende overeenkomst.

21. De omstandigheid dat de rechtsmacht en de bevoegdheid worden bepaald door de feiten en de vorderingen zoals ze uit de dagvaarding blijken en dat daarvoor geen rekening mag gehouden worden met de betwistingen ten gronde, belet niet dat, wanneer zoals in dit geval, de partijen de voorwaarden bepaald hebben waaraan dient voldaan te zijn opdat een rechter, in afwijking van een eveneens conventioneel vastgestelde algemene regeling, kennis kan nemen van het geschil en wanneer vóór elk ander verweer zijn rechtsmacht of bevoegdheid wordt betwist, de geadieerde rechter aan de hand van hetgeen gevorderd wordt in de dagvaarding, dient te onderzoeken of aan deze voorwaarden voldaan is.

Uit de dagvaarding van 12 mei 2003 blijkt weliswaar dat Party World de uitvoering vorderde van de betalingsverbintenis van Wagner, doch niet dat de overeengekomen leveringen waren uitgevoerd.

Terloops wijst het hof er trouwens op dat Party World ter staving van haar stelling dat de Belgische rechter kennis kon nemen van het geschil vermeldde: “Komt de firma Pierre Wagner haar betalingsverplichtingen niet na, dan geldt voor deze betalingsinvordering het Belgisch recht. De bevoegde rechtbank is dan deze van Aalst”. Zij citeerde aldus het (volgens haar toepasselijk gedeelte van het) forumbeding onvolledig, daarbij een valse indruk wekkend door het woord “Komt” met hoofdletter te schrijven.

Aan de hand van de inhoud van de dagvaarding en de vordering van Party World bleek aldus niet dat aan de cumulatieve voorwaarden, gesteld in het forumbeding, voldaan was.

Ongeacht de uiteenlopende redenen die de partijen daarvoor aanhalen, staat vast dat Party World niet alle overeengekomen leveringen heeft uitgevoerd. Zij vordert trouwens de ontbinding van de overeenkomst van 22 maart 2002 “voor de nog niet-geleverde goederen”.

22. Aangezien niet voldaan is aan de voorwaarden gesteld in het forumbeding om het geschil in verband met de betalingsverbintenis van Wagner voor de Belgische rechter te brengen, kan Party World a fortiori niet voorhouden dat deze rechter, wegens samenhang, aanhangigheid of verknochtheid, kennis zou kunnen nemen van de vorderingen die hun oorsprong vinden in andere verbintenissen uit dezelfde overeenkomst.

23. Uit het voorgaande volgt dat de Belgische rechtbanken niet over rechtsmacht beschikken om kennis te nemen van de gestelde vorderingen. Bijgevolg is het hoger beroep gegrond en het incidenteel hoger beroep ongegrond. Party World wordt veroordeeld tot de kosten in beide aanleggen. De kosten die verband houden met de betwisting inzake het sekwester, dat nog hangend is voor dit hof, vormen geen kosten van huidig geding, zodat er in dit arrest geen uitspraak over kan gedaan worden.

Om deze redenen,

Het hof,

Rechtdoende op tegenspraak,

Toepassing makend van artikel 24 van de wet van 15 juni 1935 op het taalgebruik in gerechtszaken;

Verklaart het hoger beroep en het incidenteel hoger beroep ontvankelijk, dit laatste ongegrond en het eerste gegrond als volgt;

Doet het bestreden vonnis teniet en, opnieuw rechtdoende;

Verklaart niet over rechtsmacht te beschikken om kennis te nemen van de gestelde vorderingen en verklaart ze dienvolgens niet ontvankelijk;

(...)