Article

Actualité : Hof van Cassatie, 23/03/2006, R.D.C.-T.B.H., 2006/8, p. 870

Hof van Cassatie 23 maart 2006 [2]

VENNOOTSCHAPPEN
Gerechtelijke ontbinding van niet meer actieve vennootschappen

NV Hako en B.G. / Procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, procureur-generaal bij het hof van beroep te Antwerpen en B.G.

Zet.: I. Verougstraete, Gh. Londers, E. Dirix, A. Fettweis en B. Dejemeppe
O.M.: D. Thijs (advocaat-generaal)
Pl.: Mr. H. Geinger

(A.R. C.04.0428.N/2)

Het arrest van 23 maart 2006 handelt over de gerechtelijke ontbinding van niet meer actieve of slapende vennootschappen. Luidens artikel 182 § 1 W.Venn. “(kan) de rechtbank (…) op vraag van iedere belanghebbende of van het openbaar ministerie de ontbinding uitspreken van een vennootschap die gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft voldaan aan de verplichting om een jaarrekening neer te leggen overeenkomstig de artikelen 98 en 100, tenzij een regularisatie van de toestand mogelijk is en plaatsvindt vooraleer uitspraak wordt gedaan over de grond van de zaak.”. Deze bepaling werd ingevoerd door de wet van 13 april 1995 [3] en beoogt de ontbinding van inactieve vennootschappen omdat deze een nodeloze belasting voor de Balanscentrale bij de Nationale Bank zouden betekenen [4]. Zij bevat een weerlegbaar vermoeden dat de vennootschap niet meer actief is indien ze haar jaarrekening gedurende drie opeenvolgende boekjaren niet heeft neergelegd. In dat geval kan iedere belanghebbende, evenals het openbaar ministerie, een vordering tot gerechtelijke ontbinding instellen.

Eens de vordering tot gerechtelijke ontbinding werd ingesteld, is regularisatie nog mogelijk door neerlegging van de jaarrekeningen m.b.t. de betrokken boekjaren [5]. De regularisatie dient dan plaats te vinden vóór er ten gronde uitspraak wordt gedaan over de vordering tot ontbinding. De jaarrekeningen dienen daarenboven effectief te worden neergelegd; een belofte van de bestuurders/zaakvoerders om de jaarrekeningen neer te leggen is onvoldoende [6]. Artikel 182 W.Venn. stelt geen enkele vereiste wat de inhoud of de bewijskracht van de jaarrekeningen betreft. Om het vermoeden van inactiviteit te weerleggen volstaat het dat de jaarrekeningen worden neergelegd. Hieruit leidt men af dat de vennootschap in staat is haar organen bijeen te roepen, die op hun eigen verantwoordelijkheid belast zijn met het opstellen of het goedkeuren van de jaarrekeningen [7].

Het vereiste om de jaarrekeningen neer te leggen vóór de uitspraak te gronde, vormde hier het twistpunt. De eiseres in cassatie werd in eerste aanleg gerechtelijk ontbonden omdat zij haar jaarrekeningen over de boekjaren 2000, 2001 en 2002 niet had neergelegd. In hoger beroep vorderde de vennootschap de vernietiging van het vonnis, omdat zij er inmiddels in was geslaagd om de bewuste jaarrekeningen neer te leggen. Het hof van beroep te Antwerpen verklaarde het beroep echter ongegrond, omdat er geen regularisatie­termijn werd gevraagd voor de eerste rechter en omdat deze laatste reeds uitspraak had gedaan over de grond van de zaak. Een latere regularisatie kon de ontbinding niet ongedaan maken, zelfs al was dit vóór een uitspraak ten gronde in graad van beroep, aldus het hof. Om die reden wordt het arrest door het Hof van Cassatie verbroken. Artikel 182 § 1 W.Venn. stelt niet als voorwaarde dat de regularisatie dient plaats te vinden vóór het tijdstip van de uitspraak door de eerste rechter wanneer tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld. De appelrechter die het hoger beroep afwijst omdat de regularisatie niet plaatsvond vóór het vonnis in eerste aanleg, voegt deze voorwaarde toe en schendt bijgevolg artikel 182 § 1 W.Venn. Voortaan mag er geen twijfel meer over bestaan: vennootschappen die geconfronteerd worden met een vordering tot gerechtelijke ontbinding ex artikel 182 W.Venn. kunnen hun toestand regulariseren voor zover dit gebeurt vóór de uitspraak van de rechter in beroep [8].

[1] www.cass.be .
[2] B.S. 17 juni 1995.
[3] Voor een uitgebreide bespreking van art. 182 W.Venn. (oud art. 177sexies Venn.W.), zie H. Braeckmans, “Gedwongen overdracht en overneming, uitkoopregeling, gerechtelijke ontbinding van niet meer actieve vennootschappen en vereffening”, in H. Braeckmans en E. Wymeersch (eds.), Het gewijzigde vennootschapsrecht 1995, Antwerpen, Maklu, 1996, 335-338; Ph. Colle, “De nieuwe bepalingen inzake ontbinding en vereffening”, in K. Byttebier, R.R. Feltkamp en A. François (eds.), De gewijzigde vennootschapswet 1995, Antwerpen, Kluwer, 1996, 478-485; G. Dal en P. De Wolf, “La société et sa restructuration”, in Centre d'Études Jean Renauld (ed.), Droit des sociétés. Les lois des 7 et 13 avril 1995, Brussel, Bruylant, 1995, 310-314; E. De Bie en J. De Leenheer, Vereffening van vennootschappen na de Wet van 13 april 1995, Diegem, Ced.Samsom, 1996, 45-51; E. De Bie en M. Corynen, “Commentaar bij artikel 182 W.Venn.”, in H. Braeckmans, K. Geens en E. Wymeersch (eds.), Vennootschappen en verenigingen. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Antwerpen, Kluwer, losbl., afl. 2001, 1-13; B. Tilleman, Ontbinding van vennootschappen, in Jan Ronse Instituut (ed.), Reeks rechtspersonen- en vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1997, 227-233; K. Van Hulle, “Bepalingen inzake het commissariaat, de openbaarmaking van de jaarstukken, de jaarrekening en het jaarverslag”, in Jan Ronse Instituut (ed.), De nieuwe Vennootschapswetten van 7 en 13 april 1995, Reeks rechtspersonen- en vennootschapsrecht, Kalmthout, Biblo, 1995, 254-256.
[4] Een volledige regularisatie, door neerlegging van alle ontbrekende jaarrekeningen, is aangewezen. Zie ook B. Tilleman, o.c., p. 231-232, nr. 433; contra E. De Bie en J. De Leenheer, o.c., 50; E. De Bie en M. Corynen, l.c., p. 11, nr. 11, die menen dat het zou volstaan de jaarrekening m.b.t. één van de betrokken boekjaren neer te leggen.
[5] H. Braeckmans, l.c., p. 337, nr. 88; B. Tilleman, o.c., p. 232, nr. 434; K. Van Hulle, l.c., 255.
[6] Brussel 25 april 2002, J.L.M.B. 2003, (1263) 1266 ; D. Van Gerven, “Kroniek vennootschapsrecht. 2004-2005”, T.R.V. 2005, p. 208, nr. 20.
[7] Volledigheidshalve dient te worden vermeld dat het hof van beroep te Gent eerder in een gelijkaardige zaak het standpunt had ingenomen dat de regularisatie beantwoordt aan art. 182 § 1 W.Venn. indien zij gebeurt vóór de uitspraak door de rechter in beroep. Zie Gent 8 november 2004, DAOR 2005, nr. 74, 142.