ASSURANCE
Contrat d'assurance - Conditions de validité - Cause illicite - Incendie - Sinistre volontaire - Charge de la preuve
1. Justifie légalement sa décision que l'objet du contrat d'assurance n'est pas illicite, l'arrêt qui considère, sur la base d'une appréciation qui gît en fait, que le contrat d'assurance, dont l'objet est de couvrir le risque d'incendie d'un bungalow pour lequel aucun permis de bâtir ou d'urbanisme n'avait été délivré, n'a pas eu pour effet de créer ou de maintenir une situation illégale.
2. Par application de l'article 1315 alinéa 2 du Code civil, il incombe à l'assureur, qui prétend être déchargé de la garantie, de prouver que l'assuré a commis un fait intentionnel qui le prive du bénéfice de l'assurance.
|
VERZEKERING
Verzekeringsovereenkomst - Geldigheidsvereisten - Ongeoorloofde voorwerp - Brand - Opzettelijk schadegeval - Bewijslast
1. Het arrest dat, op grond van een feitelijke beoordeling, beslist dat de door partijen gesloten brandverzekeringsovereenkomst voor een bungalow waarvoor geen enkele bouw- of stedenbouwkundige vergunning was uitgereikt er niet toe heeft geleid een onwettige toestand te scheppen of te handhaven, verantwoordt naar recht zijn beslissing dat het voorwerp van de verzekeringsovereenkomst niet ongeoorloofd is.
2. Met toepassing van artikel 1315 lid 2 B.W. moet de verzekeraar die beweert van dekking bevrijd te zijn bewijzen dat de verzekerde een opzettelijke daad heeft begaan waardoor hij het voordeel van de verzekering verloren heeft.
|
Dit arrest bevestigt de bestaande rechtspraak betreffende vorderingen van de verzekeraar tot nietigverklaring van een verzekeringsovereenkomst wegens een ongeoorloofd voorwerp, zie I. Claeys, “Geen bouwvergunning, verlies van elke rechtsbescherming?”, T.B.H. 1999, 840-848; C. Van Schoubroeck, G. Jocqué, A. De Graeve, M. De Graeve en H. Cousy, “Overzicht van rechtspraak. Wet op de landverzekeringsovereenkomst (1992-2003)”, T.P.R. 2003, 1795-1776; Ch. Hanin, “L'assurance-incendie des bâtiments érigés sans permis de construire”, De Verz. 2003, 376-377; J. De Coninck, “Toetsing van de geoorloofdheid van een overeenkomst: de openbare orde herbekeken”, T.B.B.R. 2004, 310.