VERVOER
Vervoer over de weg - Borgtocht - Schuldvordering van de ondervervoerder - Geen dekking
De onderaannemer van de vervoerder komt niet in aanmerking om de borgstelling inzake vervoer in te roepen.
VERVOER
Vervoer over de weg - Borgtocht - Kennisgeving van aanspraak - Aangetekend schrijven
De kennisgeving aan de borg van de instemming van de vergunninghouder met de schuldvordering of van uitvoerbare rechterlijke beslissing ten laste van de vergunninghouder, kan worden voltrokken aan de hand van een andere aangetekende brief.
|
TRANSPORT
Transport par route - Cautionnement - Créance du transporteur sous-traitant - Pas de couverture
Le sous-traitant du transporteur n'entre pas en considération pour invoquer le cautionnement en matière de transport.
TRANSPORT
Transport par route - Cautionnement - Notification de l'appel au cautionnement - Lettre recommandée
La notification à la caution de l'accord du titulaire de l'autorisation sur la créance ou de la décision judiciaire exécutoire à charge du titulaire de l'autorisation, peut se faire au moyen d'une autre lettre recommandée.
|
1.Het becommentarieerde arrest diende voor het eerst, onder het stelsel van het koninklijk besluit van 18 maart 1991 tot vaststelling van de voorwaarden inzake toegang tot het beroep van ondernemer van nationaal en internationaal goederenvervoer over de weg, de volgende omstreden vraag te beslechten. Mag de ondervervoerder zich voor zijn onbetaalde schuldvordering op de hoofdvervoerder, voor het in onderaanneming verrichte vervoer, beroepen op de borgtocht gesteld door laatstgenoemde?
2.Artikel 21 van bovenvermeld K.B. bepaalt dat de borgtocht dient tot waarborg voor de schulden van de onderneming (…) voor zover die schulden voortspruiten uit de uitoefening van het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg en voor zover de uitgeoefende werkzaamheden worden gedekt door (…) een algemene vergunning voor nationaal vervoer of een algemene vergunning voor internationaal vervoer.
3.Zoals al beslist door een aantal arresten van het hof van beroep te Brussel [1], oordeelt het Hof van Cassatie, op de voorziening van Fortis AG, dat de schuldvordering van de onderaannemer op de hoofdvervoerder geen schuldvordering is die in rechtstreeks verband staat met een vervoer van zaken verricht door de hoofdvervoerder voor wie borg is gesteld en dat dergelijke schuldvordering dus niet door de borgtocht wordt gedekt.
4.In de gelijkluidende conclusie van advocaat-generaal Dubrulle [2] en aan de hand van o.a. het arrest van het Hof van 28 april 1995 [3] geveld onder de toepassing van het vorige K.B. van 5 september 1978 (later vervangen door dit van 18 maart 1991), wordt gesteld dat een enge interpretatie van deze regelgeving zich opdringt [4]. Luidens het openbaar ministerie blijft dit standpunt van toepassing ondanks (i) de ruimere bewoordingen van het K.B. van 1991 en (ii) het feit dat het de schuldvordering van de ondervervoerder betrof die zelf het beroep van ondernemer van goederenvervoer over de weg uitoefent en niet meer van de schuldvordering van bijvoorbeeld de leverancier van brandstof.
5.Advocaat-generaal Dubrulle is van mening geweest dat de vergelijking tussen de teksten van beide K.B.'s geen reden is om de beperkte interpretatie te verlaten. Wat het tweede verschil betreft, schrijft hij: “De uitbesteding van een vervoer aan een ondervervoerder impliceert een werkzaamheid van deze laatste, niet van de hoofdvervoerder, (…). Deze werkzaamheid moet beoordeeld worden in hoofde van de werkelijke vervoerder voor wiens rekening de bankier de borg verleende.” [5].
6.Er dient echter te worden opgemerkt dat deze recente rechtspraak reeds achterhaald is door het nieuwe K.B. van 7 mei 2002 betreffende het vervoer van zaken over de weg. Artikel 17 § 1, 2° van dit K.B. bepaalt namelijk uitdrukkelijk, in strijd met de rechtspraak van het Hof, dat de borgtocht kan worden aangesproken voor de schuldvorderingen die voortvloeien uit de vervoerovereenkomsten, zowel de hoofdovereenkomst als de overeenkomsten van onderaanneming, afgesloten door de onderneming.
7.Overeenkomstig artikel 70 van het K.B. van 7 mei 2002 worden de “borgtochten gesteld overeenkomstig (…) het K.B. van 18 maart 1991 (…), wat hun bedrag en gevolgen betreft, gelijkgesteld met deze gesteld krachtens (…) dit besluit”. Met andere woorden worden zelfs de vóór het in voege treden van het nieuwe K.B. gestelde borgtochten, wat hun gevolgen betreft, onderworpen aan de regels van dit laatste. Dienvolgens worden de ondervervoerders gemachtigd om beroep te doen op de borgtocht gesteld door de hoofdvervoerder ter betaling van hun schuldvorderingen tegen laatstgenoemde.
8.Drie onuitgegeven arresten van het hof van beroep te Antwerpen d.d. 1 december 2005 hebben reeds toepassing gemaakt van de hierboven in het kort uiteengezette regels. Zij hebben echter beslist dat de ondervervoerder, die een vervoer per spoor uitvoert, geen begunstigde is van de borgtocht gesteld door de hoofdvervoerder zelfs wanneer deze laatste zich ten opzichte van zijn opdrachtgever ertoe verbonden had om het overeengekomen vervoer over de weg te laten uitvoeren. Aangezien deze beslissingen op hun beurt aan het Hof van Cassatie worden voorgelegd, onthouden wij ons om deze interessante problematiek verder te bespreken.
[1] | Contra Brussel 14 maart 2000, T.B.H. 2000, 584. |
[2] | Zie noot onder Cass. 24 november 2005, C04.0015.N, www.juridat.be . |
[3] | R.W. 1995-96, 1308; De Verz. 1996, 161 noot C. Cauwe. |
[4] | Zie ook J.-F. Peters, “Recente rechtspraak inzake de verplichte borgstelling in het wegvervoer”, T.B.H. 2000, p. 566. |
[5] | Zie de noot van C. Steyaert en E. de Formanoir, in T.B.H. 1997, 494-500; Luik 7 maart 2000, T.B.H. 2000, 581. |