Article

Noot, R.D.C.-T.B.H., 2006/6, p. 665

PRATIQUES DU COMMERCE
Action en cessation - Compétence
Le juge des cessations en matière de pratiques du commerce est compétent pour dire, alors que le titulaire de la marque enregistrée demande une décision de protection de celle-ci, si cette marque est nulle: le juge de l'action est aussi celui de l'exception.
MARQUES
Caractère distinctif de la marque - Slogan - Usage indu de la marque - Usages honnêtes en matière commerciale
Le caractère distinctif d'une marque n'exige ni qu'elle soit le fruit d'une imagination particulière ni qu'elle soit constituée d'éléments particulièrement originaux et il ne faut pas appliquer aux slogans des critères plus stricts que ceux applicables aux autres types de signes.
L'usage sans nécessité, pour désigner des sous-vêtements, d'un slogan identique à celui enregistré comme marque et utilisé par un tiers pour distinguer une bière, permet de tirer indûment profit de la renommée de cette marque antérieure et est de nature à lui porter préjudice.
L'emploi indu d'une marque dont un autre vendeur est titulaire est un acte contraire aux usages honnêtes en matière commerciale.


HANDELSPRAKTIJKEN
Vordering tot staking - Bevoegdheid
De stakingsrechter inzake handelspraktijken is bevoegd om, indien een merkhouder van een geregistreerd merk een beschermingsmaatregel voor dit merk vordert, te beslissen dat dit merk nietig is: de rechter die zich uitspreekt over de hoofdvordering, spreekt zich ook uit over de exceptie.
MERKEN
Onderscheidend vermogen van het merk - Slogan - Oneigenlijk gebruik van het merk - Eerlijke handels­praktijken
Het onderscheidend vermogen van een merk vereist niet dat dit merk het resultaat is van een bijzondere verbeeldingskracht, noch dat ze zou bestaan uit bijzonder originele elementen en op slogans dienen geen striktere criteria toegepast te worden dan deze die gehanteerd worden voor andere types van tekens.
Het nodeloze gebruik van een slogan voor ondergoed die identiek is aan de slogan die als merk is geregistreerd en die door een derde gebruikt wordt voor een biermerk, laat toe dat ten onrechte geprofiteerd wordt van de reputatie van dit oudere merk en is van aard schade aan dit merk te berokkenen.
Het oneigenlijke gebruik van het merk waarvan een andere verkoper de houder is, is een daad strijdig met de eerlijke handelspraktijken.

In dezelfde zaak, zie Brussel 3 april 1998, T.B.H. 1999, p. 122, noot A. Puttemans, “'Les hommes savent pourquoi', mais les juges? Ou: que reste-t-il de la compétence du juge de la cessation (en matière de marques, par exemple) si le juge de l'action n'est plus le juge de l'exception?” en Cass. 14 april 2000, J.T. 2001, p. 492 , Arr. Cass. I, 254.

Over het verkrijgen door gebruik van een onderscheidend vermogen van een slogan, zie H.v.J. EG 7 juli 2005, 353/03, Nestlé, www.curia.europa.eu.