Article

Actualité : Hof van Justitie EG, 08/11/2005, R.D.C.-T.B.H., 2006/3, p. 368-378

Hof van Justitie EG
8 november 2005

BETEKENING EN KENNISGEVING
Grensoverschrijdende betekeningen en kennisgevingen - Betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken - Verordening (EG) nr. 1348/2000 - Ontbreken van vertaling van stuk - Mogelijkheden om het verzuim te herstellen

Götz Leffler / Berlin Chemie A.G.

Zet.: V. Skouris (president), P. Jann, C. W. A. Timmermans, A. Rosas (rapporteur) en J. Malenovsk (kamerpresidenten), S. von Bahr, J. N. Cunha Rodrigues, Mevr. R. Silva de Lapuerta, K. Lenaerts, E. Juhász, G. Arestis, A. Borg Barthet en M. Ileiè
O.M.: C. Stix-Hackl (advocaat-generaal)
Zaak C-443/03

Als een geadresseerde van een stuk dat verzonden wordt met toepassing van de verordening (EG) nr. 1348/2000 weigert dit stuk in ontvangst te nemen omdat dit stuk niet in een officiële taal van de lidstaat of in een taal van de verzendende lidstaat, die de geadresseerde begrijpt, is gesteld, heeft de verzender de mogelijkheid om hieraan te verhelpen door de gevraagde vertaling overeenkomstig de modaliteiten voorzien in deze verordening zo spoedig mogelijk toe te zenden. Teneinde problemen op te lossen die verbonden zijn aan het bieden van een oplossing bij het ontbreken van een vertaling, die niet voorzien zijn door de verordening, maakt de nationale rechter toepassing van zijn nationale procedureregels waarbij rekening wordt gehouden met de doeltreffendheid van de verordening onder eerbiediging van haar doelstelling.

Arrest

1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing steunt op de interpretatie van artikel 8 van de verordening (EG) nr. 1348/2000 van het Raad, d.d. 29 mei 2000, inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken (PB. L. 160, blz. 37, hierna de “verordening”).

2. Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen G. Leffler, woonachtig in Nederland, en de vennootschap naar Duits recht Berlin Chemie AG (hierna: “Berlin Chemie”), teneinde de door deze vennootschap ten laste van Leffler gelegde beslagen te doen opheffen.

Het juridisch kader

(…)

12. Artikel 5 van de verordening bepaalt het volgende:

“Vertaling van stukken

1. De aanvrager wordt door de verzendende instantie waaraan hij het stuk ter verzending overdraagt, in kennis gesteld van het feit dat degene voor wie het stuk is bestemd kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen omdat het niet in een van de in artikel 8 bedoelde talen is gesteld.

2. De aanvrager draagt de eventuele kosten van vertaling vóór de verzending van het stuk, onverminderd een eventuele latere verwijzing in die kosten door de rechter of bevoegde autoriteit.”

13. Artikel 7 van de verordening luidt als volgt:

“Betekening of kennisgeving van stukken

1. De ontvangende instantie zorgt voor de betekening of kennisgeving van het stuk, hetzij overeenkomstig het recht van de aangezochte lidstaat, hetzij in de specifieke, door de verzendende instantie gewenste vorm, mits deze met het recht van die aangezochte lidstaat verenigbaar is.

2. Alle handelingen ter betekening of kennisgeving van het stuk worden zo spoedig mogelijk verricht. In ieder geval deelt de ontvangende instantie, indien de betekening of de kennisgeving niet binnen een maand na de datum van ontvangst heeft kunnen plaatsvinden, dit aan de verzendende instantie mee door middel van het certificaat in het modelformulier in de bijlage, dat volgens de in artikel 10 lid 2 opgenomen regels wordt ingevuld. De termijn wordt volgens het recht van de aangezochte lidstaat berekend.”

14. Artikel 8 van de verordening bepaalt het volgende:

“Weigering van ontvangst van een stuk

1. De ontvangende instantie deelt degene voor wie het stuk is bestemd mee dat hij kan weigeren het stuk dat betekend of ter kennis moet worden gebracht, in ontvangst te nemen indien het in een andere dan een van de volgende talen is gesteld:

a. de officiële taal van de aangezochte lidstaat of, indien er verscheidene officiële talen in de aangezochte lidstaat zijn, de officiële taal of een van de officiële talen van de plaats waar de betekening of kennisgeving moet worden verricht

of

b. een taal van de lidstaat van verzending die degene voor wie het stuk is bestemd, begrijpt.

2. Indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig lid 1 weigert in ontvangst te nemen, stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk door middel van het in artikel 10 bedoelde certificaat in kennis en zendt zij de aanvraag alsmede de stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd terug.”

(…)

Het hoofdgeding en de prejudiciële vragen

(…)

30. De Hoge Raad heeft (…) de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

“1) Dient artikel 8 lid 1 van de verordening aldus te worden uitgelegd dat in geval van weigering van de geadresseerde om het stuk in ontvangst te nemen op de grond dat niet aan het taalvoorschrift van genoemde bepaling is voldaan, de mogelijkheid voor de verzender bestaat om het verzuim te herstellen?

2) Indien het antwoord op vraag 1 ontkennend luidt: moet aan de weigering om het stuk in ontvangst te nemen het rechtsgevolg verbonden worden dat de betekening in het geheel geen werking heeft?

3. Indien het antwoord op vraag 1 bevestigend luidt:

a. Binnen welke termijn en op welke wijze dient de vertaling aan de geadresseerde ter kennis te worden gebracht?

Gelden voor het toezenden van de vertaling de eisen die de verordening stelt aan de betekening en kennisgeving van stukken of is de wijze van toezending vrij?

b. Is op de mogelijkheid om het verzuim te herstellen het nationale procesrecht van toepassing?”

De prejudiciële vragen
De eerste vraag

31. Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen of artikel 8 lid 1 van de verordening in die zin moet worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk is bestemd, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die deze geadresseerde begrijpt, de verzender het verzuim met betrekking tot de vertaling kan herstellen.

Bij het Hof ingediende opmerkingen (…)

Beantwoording door het Hof

37. Vastgesteld moet worden dat artikel 8 van de verordening niet bepaalt wat de rechtsgevolgen zijn van de weigering van de geadresseerde om een stuk in ontvangst te nemen op grond dat dit niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die de geadresseerde begrijpt.

38. De overige bepalingen van de verordening, het in de punten 2 en 6 tot en met 9 van de considerans van deze verordening weergegeven doel, de snelheid en doeltreffendheid van de verzending van stukken te waarborgen, alsmede het nuttig effect van de door de artikelen 5 en 8 van de verordening geboden mogelijkheid om het stuk niet in de officiële taal van de aangezochte lidstaat te laten vertalen, rechtvaardigen echter dat nietigheid is uitgesloten wanneer de geadresseerde heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen op grond dat dit niet is gesteld in deze taal of in een taal van de lidstaat van verzending die de geadresseerde begrijpt en dat daarentegen de mogelijkheid bestaat het verzuim met betrekking tot de vertaling te herstellen.

39. Allereerst moet worden vastgesteld dat geen bepaling van de verordening voorschrijft dat de weigering van een stuk wegens niet-eerbiediging van genoemd artikel 8, de nietigheid van dit stuk met zich brengt. Integendeel, hoewel de verordening niet aangeeft wat de precieze gevolgen zijn van de weigering van een stuk, kan op zijn minst uit een aantal van haar bepalingen worden afgeleid dat het verzuim met betrekking tot de vertaling kan worden hersteld.

40. Zo betekent de formulering “stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd” in artikel 8 lid 2 van de verordening dat de geadresseerde een vertaling kan vragen en de verzender dus het verzuim met betrekking tot de vertaling kan herstellen door de gevraagde vertaling alsnog toe te zenden. Deze formulering verschilt immers van de woorden “toegezonden stukken”, die in artikel 6, leden 2 en 3, worden gebruikt ter aanduiding van alle door de verzendende instantie aan de ontvangende instantie toegezonden stukken en niet van slechts bepaalde van deze stukken.

41. Evenzo wordt in voorkomend geval op het overeenkomstig artikel 10 van de verordening in te vullen modelformulier waarop wordt verklaard dat de betekening of kennis­geving al dan niet heeft plaatsgevonden, de weigering van het stuk wegens de gebruikte taal niet vermeld als mogelijke reden waarom geen betekening of kennisgeving heeft plaatsgevonden, maar moet zulks apart worden vermeld. Dit wettigt de conclusie dat de weigering van het stuk niet als niet-kennisgeving of niet-betekening kan worden beschouwd.

42. Voor het overige zou, indien deze weigering nooit tot herstel kon leiden, zulks de rechten van de verzender zodanig aantasten dat deze nooit het risico zou nemen een niet-vertaald stuk te betekenen. Daardoor zou het nut van de verordening, meer in het bijzonder van de bepalingen inzake de vertaling van stukken, welke bijdragen tot het doel een snelle verzending te waarborgen, worden ondermijnd.

43. Tegen deze uitlegging kan niet met succes worden ingebracht dat de gevolgen van de weigering van een stuk moeten worden bepaald naar nationaal recht. Op de commentaren in het toelichtend verslag bij het EU-betekeningsverdrag, de beslissing van het Hof in het arrest Lancray, reeds aangehaald, of de ontstaansgeschiedenis van de verordening kan in dit verband geen beroep worden gedaan.

44. Indien door nationaal recht zou worden bepaald, of al dan niet het beginsel geldt dat het verzuim met betrekking tot de vertaling kan worden hersteld, zou immers iedere eenvormige toepassing van de verordening onmogelijk worden omdat het niet is uitgesloten dat lidstaten dienaangaande uiteenlopende oplossingen voorschrijven.

45. Het doel van het Verdrag van Amsterdam, een ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid te scheppen waardoor aan de Gemeenschap een nieuwe dimensie wordt gegeven, en het overbrengen van het EU-Verdrag naar het EG-Verdrag van het mechanisme op grond waarvan maatregelen op het gebied van samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen kunnen worden getroffen, getuigen van de wil van de lidstaten om dergelijke maatregelen in de communautaire rechtsorde te verankeren en aldus het beginsel van hun autonome uitlegging vast te leggen.

46. Ook de omstandigheid dat de voorkeur is gegeven aan een verordening, terwijl de Commissie aanvankelijk een richtlijn had voorgesteld, toont het belang aan dat de communautaire wetgever hecht aan de rechtstreekse toepasselijkheid van de bepalingen van genoemde verordening en aan de eenvormige toepassing daarvan.

47. Bijgevolg kunnen de commentaren in het toelichtend verslag bij het EU-betekeningsverdrag, dat vóór de inwerkingtreding van het Verdrag van Amsterdam is vastgesteld, hoewel zij nuttig zijn, niet worden ingebracht tegen een autonome uitlegging van de verordening, op grond waarvan een uniform gevolg moet worden verbonden aan de weigering van een stuk op grond dat dit niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die de geadresseerde begrijpt. Tevens zij opgemerkt dat de rechtspraak van het Hof zoals die naar voren komt uit het reeds aangehaalde arrest Lancray (arrest van 3 juli 190, inzake C-305/88, Rec., p. I-2725), moet worden gezien in de context van de uitlegging van een rechtsinstrument van andere aard, waarmee, anders dan met de verordening, niet werd beoogd een systeem van intracommunautaire betekening en kennisgeving in te voeren.

48. Wat tot slot de conclusie betreft die de Duitse regering verbindt aan de door een auteur beschreven ontstaans­geschiedenis, volstaat de opmerking dat de vermoedelijke wil van de delegaties van de lidstaten geen neerslag heeft gekregen in de bepalingen van de verordening. Deze vermeende ontstaansgeschiedenis kan bijgevolg niet als argument worden aangevoerd tegen een autonome uitlegging van de verordening waarmee, met het oog op een uniforme toepassing in de Gemeenschap, het nuttig effect van de erin opgenomen bepalingen onder eerbiediging van haar doelstelling moet worden gewaarborgd.

49. Wanneer de verordening in die zin wordt uitgelegd dat, ingeval een stuk wordt geweigerd omdat het niet is gesteld in de officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een andere taal van de lidstaat van verzending die de geadresseerde begrijpt, het uniforme gevolg van deze weigering is dat het verzuim met betrekking tot de vertaling kan worden hersteld, doet zulks niet af aan het belang van het nationale recht en de rol van de nationale rechter. Zoals uit vaste rechtspraak blijkt, is het bij gebreke van communautaire bepalingen immers een aangelegenheid van de interne rechtsorde van elke lidstaat om de procedureregels te geven voor rechtsvorderingen die worden ingediend om de bescherming te waarborgen van de rechten die de justitiabelen aan de rechtstreekse werking van het gemeenschapsrecht ontlenen (zie o.m. arrest van 16 december 1976, zaak 33/76, Rewe, Jur., p. 1989, punt 5).

50. Het Hof heeft echter aangegeven dat deze regels niet ongunstiger mogen zijn dan die welke gelden voor rechten die op de interne rechtsorde zijn gebaseerd (gelijkwaardigheidsbeginsel) en dat zij niet van dien aard mogen zijn dat zij de uitoefening van de door het gemeenschapsrecht verleende rechten in de praktijk onmogelijk of uiterst moeilijk maken (doeltreffendheidsbeginsel) (zie arrest Rewe, reeds aangehaald, punt 5, en arresten van 10 juli 1997, zaak C-261/95, Palmisani, Jur., p. I-4025, punt 27, en 15 september 1998, zaak C-231/96, Edis, Jur., p. I-4951, punt 34). Zoals mevrouw de advocaat-generaal in de punten 38 en 64 van haar conclusie heeft opgemerkt, dient de nationale rechter op grond van het doeltreffendheidsbeginsel zijn nationale procedureregels slechts toe te passen voorzover zulks niet indruist tegen de bestaansgrond en het doel van de verordening.

51. Wanneer een verordening niet bepaalt wat de gevolgen van bepaalde feiten zijn, dient de nationale rechter bijgevolg in beginsel zijn nationale recht toe te passen, zij het dat daarbij de volle werking van het gemeenschapsrecht moet zijn gewaarborgd. Dit laatste kan hem ertoe brengen, zo nodig een nationale regel buiten toepassing te laten of een nationale regel die enkel met het oog op een zuiver nationale situatie is uitgewerkt, uit te leggen ten behoeve van de toepassing op de betrokken grensoverschrijdende situatie (zie in die zin o.m. arresten van 9 maart 1978, zaak 106/77, Simmenthal, Jur., p. 629, punt 16, 19 juni 1990, zaak C-213/89, Factortame e.a., Jur., p. I-2433, punt 19, 20 september 2001, zaak C-453/99, Courage en Crehan, Jur., p. I-6297, punt 25, en 17 september 2002, zaak C-253/00, Muñoz en Superior Fruiticola, Jur., p. I-7289, punt 28).

52. Ook is het de taak van de nationale rechter, ervoor te waken dat de rechten van de betrokken partijen worden beschermd. Met name moet een partij voor wie een stuk bestemd is over voldoende tijd kunnen beschikken om zijn verweer voor te bereiden, en dient een partij die een stuk heeft verzonden niet, bijvoorbeeld in een spoedprocedure waarin de verweerder verstek laat gaan, de negatieve gevolgen te ondervinden van een weigering een niet-vertaald stuk in ontvangst te nemen die louter dilatoir en kennelijk abusief is omdat kan worden bewezen dat degene voor wie dat stuk bestemd is, de taal begrijpt van de lidstaat van verzending waarin dit stuk is gesteld.

53. Derhalve dient op de eerste vraag te worden geantwoord dat artikel 8 lid 1 van de verordening aldus moet worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk bestemd is, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die deze geadresseerde begrijpt, de verzender dit verzuim kan herstellen door de gevraagde vertaling toe te zenden.

De tweede vraag

54. De tweede vraag, die is gesteld voor het geval artikel 8 van de verordening in die zin wordt uitgelegd dat het verzuim met betrekking tot de vertaling niet kan worden hersteld, houdt in of weigering van het stuk tot gevolg heeft dat de betekening in het geheel geen werking heeft.

55. Gelet op het antwoord op de eerste vraag behoeft de tweede vraag geen beantwoording.

De derde vraag

56. Met de derde vraag, die is gesteld voor het geval de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen binnen welke termijn en op welke wijze de vertaling aan de geadresseerde ter kennis dient te worden gebracht en of op de mogelijkheid om het verzuim met betrekking tot de vertaling te herstellen, het nationale procesrecht van toepassing is.

Bij het Hof ingediende opmerkingen (…)

Beantwoording door het Hof

62. Ofschoon artikel 8 van de verordening niet nauwkeurig bepaalt welke regels moeten worden gevolgd wanneer een stuk is geweigerd op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die degene voor wie het stuk bestemd is, begrijpt, moet evenwel worden vastgesteld dat de nationale rechter aan de hand van de algemene beginselen van gemeenschapsrecht en de overige bepalingen van de verordening een aantal aanwijzingen kunnen worden verschaft teneinde de verordening een nuttig effect te verlenen.

63. Om redenen van rechtszekerheid moet de verordening aldus worden uitgelegd dat het verzuim met betrekking tot de vertaling, moet worden hersteld volgens de regels van deze verordening.

64. Wanneer de verzendende instantie wordt meegedeeld dat de geadresseerde heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen omdat de vertaling ontbreekt, dient deze instantie dit verzuim, zoals kan worden afgeleid uit artikel 4 lid 1 van de verordening, eventueel na de aanvrager te hebben gehoord, te herstellen door zo spoedig mogelijk een vertaling toe te zenden. Zoals de Nederlandse en de Portugese regering hebben geopperd, kan een termijn van één maand nadat de verzendende instantie de informatie inzake de weigering heeft ontvangen redelijk worden geacht, maar de lengte van deze termijn kan door de nationale rechter aan de hand van de omstandigheden worden bepaald. Er moet immers rekening mee worden gehouden dat sommige teksten ongewoon lang kunnen zijn of moeten worden vertaald in een taal waarvoor maar weinig vertalers beschikbaar zijn.

65. Het gevolg van de toezending van een vertaling voor de datum van de betekening of de kennisgeving moet worden bepaald naar analogie van het in artikel 9 leden 1 en 2 van de verordening uitgewerkte systeem van de dubbele datum. Teneinde het nuttig effect van de verordening te waarborgen moet er immers voor worden gewaakt dat de rechten van de verschillende betrokken partijen zo goed mogelijk en evenwichtig worden beschermd.

66. De datum van een kennisgeving of betekening kan voor een aanvrager belangrijk zijn, bijvoorbeeld wanneer met het betekende stuk beroep wordt ingesteld waarvoor een dwingende termijn geldt of een verjaring moet worden gestuit. Voorts heeft, zoals in punt 38 van dit arrest is opgemerkt, de niet-eerbiediging van artikel 8 lid 1 van de verordening niet tot gevolg dat de betekening of de kennisgeving nietig is. Derhalve moet worden geoordeeld dat de aanvrager zich met betrekking tot de datum moet kunnen beroepen op de oorspronkelijke betekening of kennisgeving, voorzover hij het noodzakelijke heeft gedaan om het verzuim met betrekking tot de vertaling zo spoedig mogelijk te herstellen.

67. De datum van een betekening of kennisgeving kan echter ook van belang zijn voor de geadresseerde, met name omdat daarmee de termijn begint te lopen voor het instellen van beroep of het voeren van verweer. Voor een doeltreffende bescherming van de geadresseerde dient ten aanzien van hem uitsluitend de datum te gelden waarop hij niet alleen kennis heeft kunnen nemen van het betekende of ter kennis gebrachte stuk, maar dit ook heeft kunnen begrijpen, dat wil zeggen de datum waarop hij de vertaling heeft ontvangen.

68. De nationale rechter dient rekening te houden met de belangen van de betrokken partijen en deze te beschermen. Wanneer een stuk is geweigerd op grond dat dit niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die de geadresseerde begrijpt en de verweerder niet verschijnt, moet de nationale rechter derhalve - naar analogie van artikel 19 lid 1 sub a) en b) van de verordening - zijn beslissing aanhouden totdat is gebleken dat het verzuim is hersteld door toezending van een vertaling en dat deze tijdig genoeg is geschied om de verweerder gelegenheid te bieden verweer te voeren. Een dergelijke verplichting vloeit ook voort uit het in artikel 26 lid 2 van verordening nr. 44/2001 neergelegde beginsel, terwijl overeenkomstig artikel 34, punt 2, van deze verordening een beslissing niet kan worden erkend zolang niet vaststaat dat deze voorwaarde in acht is genomen.

69. Voor de oplossing van problemen in verband met de wijze waarop het verzuim met betrekking tot de vertaling moet worden hersteld, die in de verordening, zoals uitgelegd door het Hof, niet worden behandeld, dient de nationale rechter, zoals opgemerkt in de punten 50 en 51 van dit arrest, zijn nationale procesrecht toe te passen, waarbij hij er wel voor dient te waken dat de volle werking van de verordening wordt gewaarborgd met inachtneming van het doel ervan.

70. Voor het overige zij eraan herinnerd dat wanneer zich bij de nationale rechter een vraag voordoet over de uitlegging van de verordening, hij onder de in artikel 68 lid 1 EG gestelde voorwaarden het Hof dienaangaande een vraag kan stellen.

71. Gelet op het voorgaande dient de derde vraag als volgt te worden beantwoord:

- artikel 8 van de verordening moet aldus worden uitgelegd dat wanneer degene voor wie een stuk bestemd is, heeft geweigerd dit in ontvangst te nemen op grond dat het niet is gesteld in een officiële taal van de aangezochte lidstaat of in een taal van de lidstaat van verzending die deze geadresseerde begrijpt, dit verzuim kan worden hersteld door onverwijld overeenkomstig de in de verordening gestelde eisen de vertaling van het stuk toe te zenden;

- voor de oplossing van problemen in verband met de wijze waarop het verzuim met betrekking tot de vertaling moet worden hersteld, die in de verordening, zoals uitgelegd door het Hof, niet worden behandeld, dient de nationale rechter zijn nationale procesrecht toe te passen, waarbij hij er wel voor dient te waken dat de volle werking van deze verordening wordt gewaarborgd met inachtneming van het doel ervan.

Kosten (…)

Om deze redenen, Het Hof van Justitie (Grote kamer) verklaart voor recht (… dispositief conform de punten 53 en 71 van de consideransen).

Bespreking

1.Het arrest Leffler, gewezen op 8 november 2005 door het Hof van Justitie, is het eerste arrest over de uitlegging van de verordening inzake betekening en kennisgeving van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken (verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad, J.O.C.E., L. 160, p. 37, hierna de “verordening”). Deze verordening is op 31 mei 2001 in werking getreden. Het doel van de verordening is de snelheid en doeltreffendheid van de verzending van de stukken te waarborgen door het invoeren van rechtstreekse wijzen van verzending van deze stukken [1]. De verordening is van toepassing in elke lidstaat behalve in Denemarken [2].

Recent werd een tweede arrest gewezen inzake een verzoek tot uitlegging, ingediend door het Belgische Hof van Cassatie betreffende de eventuele hiërarchie die dient te worden gerespecteerd tussen de verschillende wijzen van verzending die in de verordening zijn opgenomen [3].

2.Artikel 8 van de verordening bepaalt dat de geadresseerde kan weigeren het stuk dat betekend of ter kennis moet worden gebracht, in ontvangst te nemen indien het niet vertaald is in de officiële taal van de plaats van betekening of kennisgeving, ofwel in een taal van de lidstaat van verzending die de bestemmeling begrijpt. In casu had de heer Leffler, wonende in Nederland, de vennootschap naar Duits recht Berlin Chemie, in kort geding gedagvaard teneinde de door deze vennootschap gelegde beslagen te doen opheffen. Zijn verzoek werd geweigerd en de heer Leffler stelde hoger beroep in. In graad van beroep verscheen de Duiste vennootschap niet doch de beroepsrechters weigerden verstek te verlenen aangezien de Duitse vennootschap de dagvaarding had geweigerd aangezien deze niet in de Duitse taal was gesteld. De heer Leffler heeft tegen deze beslissing beroep in cassatie aangetekend waarna de Hoge Raad een aantal interpretatievragen heeft gesteld met betrekking tot artikel 8. De vragen hadden specifiek betrekking op de gevolgen van de weigering een stuk in ontvangst te nemen op de geldigheid van de betekening.

3.Het is niet verrassend dat de eerste zaak, ingediend bij het Hof tot uitlegging van de verordening, handelt over de weigering het stuk in ontvangst te nemen door de geadresseerde wegens het ontbreken van een vertaling. Een gelijkaardig probleem in het kader van het Verdrag van Brussel [4] had geleid tot het arrest Lancray en de oplossing die door het Hof in beide zaken werd verschaft, zal bepalend zijn bij het uitwerken van een Europees gerechtelijk recht. In het arrest Leffler - in het kader van de verordening - benadrukt het Hof dat de weigering door de geadresseerde een niet-vertaald stuk in ontvangst te nemen, niet de nietigheid van dit stuk tot gevolg heeft en dat dit stuk, met bijvoeging van de vereiste vertaling, een tweede keer kan worden verzonden. In het arrest Lancray stelde het Hof (nummer 29) - op basis van het Verdrag van Brussel - dat de gebreken waardoor de regelmatigheid van de betekening is aangetast, slechts kunnen worden gezuiverd als het nationale recht dit toelaat. Deze oplossing werd recent opnieuw in herinnering gebracht in het arrest Scania, waarin het Hof besliste dat, ingeval twee lidstaten door een internationaal verdrag gebonden zijn, dit verdrag moet worden toegepast om te beoordelen of de betekening regelmatig is gebeurd in de zin van artikel 27 lid 2 van het Verdrag van Brussel [5].

4.Eigenlijk heeft het Hof, door te beslissen dat de weigering om een stuk in ontvangst te nemen niet de nietigheid van de betekening of de kennisgeving tot gevolg heeft, een voorspelbare oplossing geboden gezien deze oplossing impliciet uit de verordening voortvloeit.

Zoals het Hof nader verduidelijkt (nummers 37 en 38), bepaalt artikel 8 niet uitdrukkelijk wat de rechtsgevolgen zijn van de weigering van de verweerder om een stuk in ontvangst te nemen, doch de mogelijkheid voor de verzender om aan een vertaalprobleem te remediëren, is impliciet voorzien in de tekst die aan de verzender de mogelijkheid biedt om aan het ontbreken van een vertaling te verhelpen door een nieuw verzoek tot betekening of kennisgeving met de vereiste vertaling te verzenden [6].

Door het arrest van het Hof is deze oplossing nu expliciet aanvaard. Bovendien had de Commissie reeds voorgesteld om artikel 8 in die zin aan te passen [7].

Op te merken valt eveneens dat het Hof het principe “pas de nullité sans texte” heeft ingevoerd door te stellen dat geen bepaling van de verordening voorschrijft dat de weigering van een stuk wegens niet-eerbiediging van artikel 8, de nietigheid van dit stuk met zich brengt (nummer 39) [8].

5.Het Hof moest meer creativiteit aan de dag leggen in het kader van de andere vraag van de Hoge Raad, namelijk de wijze waarop aan het ontbreken van een vertaling kan worden geremedieerd. Op dit punt is het arrest niet enkel belangrijk omwille van de aangebrachte concrete oplossing, maar eveneens omdat het Hof de beginselen met betrekking tot de interpretatie van een verordening bevestigt en de respectieve rollen van het gemeenschapsrecht en het nationaal recht verduidelijkt.

6.De concrete oplossing van het Hof wordt ondersteund door de bewoordingen van de verordening. Enerzijds bevestigt het Hof dat de mogelijkheid bestaat om aan het ontbreken van een vertaling te remediëren door een vertaling toe te zenden overeenkomstig de modaliteiten vermeld in de verordening (nummer 64). Het Hof voegt daaraan toe dat deze vertaling, overeenkomstig artikel 4 § 1 van de verordening, “zo spoedig mogelijk” dient te worden toegezonden. In de overwegendes (64) maar niet in het antwoord, preciseert het Hof dat een termijn van één maand nadat de verzendende instantie de weigering heeft ontvangen, in beginsel een passende termijn uitmaakt, dit onder voorbehoud van de lengte van het te vertalen document en van de beschikbaarheid van vertalers. Anderzijds preciseert het Hof (nummer 65) dat het gevolg van de toezending van de vertaling voor de datum van de betekening of de kennisgeving moet worden bepaald naar analogie van het in artikel 9 leden 1 en 2 van de verordening uitgewerkte systeem [9]. Bijgevolg varieert de datum van betekening of kennisgeving: voor de eiser zal dit de datum van de initiële verzending zijn en voor de geadresseerde zal dit de datum van verbeterde verzending zijn.

Het Hof voegt daaraan toe dat de nationale rechter, naar analogie met artikel 19 § 1, zijn beslissing dient aan te houden zolang het niet is uitgemaakt dat aan het verzuim van vertaling is verholpen door toezending van een vertaling en dat het versturen van de vertaling tijdig genoeg is geschied opdat de verweerder zich kon verweren (nummer 68). In de praktijk is het aan te raden dat de ontvangende instantie aan de geadresseerde meedeelt wat de gevolgen zijn van de remediëring van de vertaling voor de termijnen [10].

7.Met betrekking tot de interpretatieregels bevestigt het Hof uitvoerig de interpretatieregels in het kader van het gemeenschapsrecht met dien verstande dat aangezien de verordening steunt op een verdrag dat niet in werking is getreden [11] maar dat aanleiding heeft gegeven tot een toelichtend verslag [12], op dit verslag een beroep kan worden gedaan. Wat betreft de gevolgen van een weigering het niet vertaalde stuk in ontvangst te nemen, werd in het verslag voorgesteld zich te richten tot de nationale rechter door de aandacht te vestigen “op de risico's op het ontbreken van een vertaling aangaande de termijnen, de doeltreffendheid en de regelmatigheid van de procedure” (onder art. 5 van het verdrag). Het Hof erkent dat het toelichtend verslag bij het verdrag dat de verordening is voorafgegaan, “nuttig” is voor de interpretatie ervan (nummer 47), doch het mag niet leiden tot een interpretatie die strijdt met een autonome uitlegging van de verordening die zelf voorziet in de mogelijkheid tot het remediëren van het verzuim met betrekking tot de vertaling.

Het Hof bevestigt eveneens dat de voorbereidende werken een zeer beperkte rol spelen bij het verduidelijken van de wil van de wetgever tenzij deze in de overwegendes van de uit te leggen tekst wordt weerspiegeld [13]. In casu meenden een aantal lidstaten dat de gevolgen van de weigering een stuk in ontvangst te nemen, onderworpen waren aan de lex fori [14]. In dit kader merkt het Hof op dat deze standpunten niet in acht mogen worden genomen als zij niet in de tekst zijn opgenomen (nummer 48).

8.Het Hof lijnt met zorg de rol van het nationaal recht af in het kader van het antwoord op de eerste vraag, terwijl het nationale recht pas aan bod komt in het antwoord op de andere vraag. Wanneer de verordening niet voorschrijft wat de gevolgen van bepaalde feiten zijn, dient de nationale rechter volgens het Hof in beginsel zijn nationale recht toe te passen, zij het dat hij er daarbij dient over te waken dat de volle werking van het gemeenschapsrecht is gewaarborgd (nummer 51). De toepassing van dit principe is delicaat wanneer, zoals in casu, de gevolgen van een verzuim slechts in de verordening voorzien zijn. Het volstaat bovendien er nogmaals op te wijzen dat de verordening zelf meerdere verwijzingen naar het nationale recht inhoudt [15]. Dit heeft het Hof er ongetwijfeld toe aangezet er in een ondergeschikte overwegende aan te herinneren dat het door een nationale rechter kan worden ondervraagd over de uitlegging van de verordening (nummer 70).

[1] Voor een uiteenzetting van de verordening, zie G. de Leval en M. Lebois, “Betekenen in de Europese Unie op grond van verordening 1348/2000 van 29 mei 2000”, in H. van Houtte en M. Pertegas Sender (eds.), Het nieuwe Europese IPR: van verdrag naar verordening, p. 161; M. Ekelmans, “Le règlement n° 1348/2000 relatif à la signification et à la notification des actes judiciaires et extrajudiciaires”, J.T. 2001, p. 481 ; Ch. Vanheukelen, “Le règlement n° 1348/2000-analyse et évaluation par un praticien du droit”, in G. de Leval en M. Storme (éds.), Droit processuel et judiciaire européen - Het Europees gerechtelijk recht en procesrecht, p. 208.
[2] Zie overwegende 18 van de verordening. Tussen de Gemeenschap en Denemarken werd een parallelle overeenkomst onderhandeld teneinde de bepalingen van de verordening aan de hand van een internationaal verdrag, toepassing te laten vinden. Het voorstel tot het sluiten van dit akkoord werd op 18 april 2005 door de Commissie naar voor gebracht: Com. (2005) 0146 def., J.O.U.E. 2005, C. 125, p. 14.
[3] H.v.J. 9 februari 2006, C-473/04, Plumex/Young sports N.V. De prejudiciële vraag strekt er enerzijds toe, te vernemen of er tussen de betekening door tussenkomst van de door de lidstaten aangewezen instanties (art. 4 t.e.m. 11) en de betekening per (art. 14 van de verordening) een rangorde bestaat, en anderzijds, welke de datum van de betekening is in geval van cumulatief gebruik van beide methodes van betekening. In zijn conclusie van 17 november 2005, spreekt de advocaat-generaal Tizzano zich uit in het voordeel van de gelijkheid van de wijzen van betekening voorzien in de verordening en oordeelt dat de datum van betekening overeenkomt met het moment van de eerste volgens de verordening geldig uitgevoerde betekening. In het arrest d.d. 9 februari 2006 volgt het Hof de conclusie van de advocaat-generaal.
[4] H.v.J. EG 3 juli 1990, zaak C-305/88, Lancray/Peters und Sickert K.G., Rec., p. I-2725.
[5] H.v.J. EG 13 oktober 2005, zaak C-522/03, Scania/Rockinger, nog niet gepubliceerd.
[6] Inderdaad, art. 8 § 2 bepaalt dat “indien de ontvangende instantie ervan op de hoogte is gesteld dat de persoon voor wie het stuk is bestemd dit overeenkomstig lid 1 weigert in ontvangst te nemen (…) stelt zij de verzendende instantie daarvan onmiddellijk (…) in kennis en zendt zij (…) de stukken waarvan de vertaling wordt gevraagd terug”. Dit laatste impliceert dat de stukken op dat ogenblik nog kunnen worden vertaald. Bovendien dient het certificaat van betekening of kennisgeving dan wel niet-betekening of niet-kennisgeving van stukken te worden opgemaakt op een modelformulier gevoegd bij de verordening overeenkomstig haar art. 10. Dit formulier maakt een onderscheid tussen “de weigering van het stuk in verband met de gebruikte taal” (nummer 14) en de redenen voor de niet-betekening of niet-kennisgeving van het stuk, bijvoorbeeld wegens een verkeerde opgave van het adres van de geadresseerde (nummer 15). Ten slotte heeft art. 5 § 1, dat bepaalt dat de aanvrager door de verzendende instantie in kennis wordt gesteld van het feit dat degene voor wie het stuk is bestemd kan weigeren het stuk in ontvangst te nemen omdat het niet in een van de in art. 8 bedoelde talen is gesteld, enkel zin indien de aanvrager in eerste instantie het risico kan lopen om het stuk niet te vertalen.
[7] Voorstel van richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van de verordening EG nr. 1348/2000 van de Raad 29 mei 2000 inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, Com. (2005) 305 def./2, J.O.U.E. 2005, C. 236, p. 14 tot bijvoeging van een lid 3 aan art. 8, dat luidt als volgt: “indien de geadresseerde overeenkomstig lid 1 heeft geweigerd het stuk in ontvangst te nemen, kan een dergelijke situatie hersteld worden door overeenkomstig de bepalingen van onderhavige verordening, aan de geadresseerde een vertaling van het stuk, gesteld in een van de in lid 1 bedoelde talen, te betekenen of ter kennis te brengen. In dat geval is de datum van betekening of van kennisgeving van het stuk dezelfde als de datum waarop de vertaling werd betekend of ter kennis gebracht overeenkomstig de wetgeving van de ontvangende lidstaat. Als het stuk, overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat, echter dient te worden betekend of ter kennis gebracht binnen een vastgestelde termijn teneinde de rechten van de aanvrager te beschermen, is de datum waarmee ten opzichte van de aanvrager dient rekening gehouden te worden, de datum van de betekening of kennisgeving van het originele stuk”. Dit voorstel werd aangehaald in het verslag opgemaakt door de Commissie in toepassing van art. 24 van de verordening: Verslag van de Commissie ingediend bij de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité betreffende de toepassing van de verordening (EG) nr. 1348/2000 van de Raad inzake de betekening en de kennisgeving in de lidstaten van gerechtelijke en buitengerechtelijke stukken in burgerlijke of in handelszaken, Com. (2004) 603 def. d.d. 1 oktober 2004, punt 2.2, J.O.U.E. 2005 d.d. 4 maart 2005, nr. C. 55, p. 4.
[8] Over de toepasselijkheid van dit principe in het Europees gerechtelijk recht, H. Boularbah, “La notion de décision exécutoire dans l'État d'origine et l'exigence de la signification - Les sanctions des règles de procédures prévues par la Convention de Bruxelles et leur réparation”, L'espace judiciaire européen en matière civile et commerciale, p. 291, spéc. nr. 37. Zie eveneens over dit punt de conclusies van de advocaat-generaal Stix-Hackl d.d. 28 juni 2005 in deze zaak C-443/03, Leffler, punt 72.
[9] Dit lijkt overbodig aangezien art. 9 juist de toepassingsgevallen van art. 8 bepaalt, die zelf de mogelijkheid tot het herstellen van de ontbrekende vertaling voorziet.
[10] M. Ekelmans, o.c., J.T. 2001, p. 486 , nr. 18.
[11] Overeenkomst gesloten op basis van het oude art. K3 van het verdrag betreffende de Europese Unie, J.O.C.E., C. 261 d.d. 27 augustus 1997, p. 1.
[12] J.O.C.E., C. 261 d.d. 27 augustus 1997, p. 26.
[13] J. Boulouis,Interprétation, Enc. Dalloz, Droit communautaire, nr. 37.
[14] Voormeld verslag over de toepassing van de verordening, Com. (2005) 603 def., meldt hierover dat Duitsland en Oostenrijk in hun nationale wetgeving weigeringstermijnen van het stuk hebben aangebracht.
[15] Zie in het bijzonder de regels van betekening en kennisgeving (art. 7), de datum van betekening of kennisgeving (art. 9), de situatie van de niet-verschijnende verweerder (art. 19).