Article

Actualité : Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 30/06/2005, R.D.C.-T.B.H., 2005/9, p. 985-986

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 30 juni 2005

EUROPEES RECHT - GELIJKE BEHANDELING - PRINCIPE VAN NON-DISCRIMINATIE OP BASIS VAN NATIONALITEIT - AUTEURS­RECHTEN EN NABURIGE RECHTEN
Conventie van Bern voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst - Toegepaste kunst - Artikel 2, lid 7 - Dubbele beschermingsregel - Discriminatie op basis van nationaliteit - Geen objectieve en redelijke rechtvaardiging
Zet.: C.W.A. Timmermans (voorzitter en verslaggever), R. Silva de Lapuerta, R. Schintgen, P. Küris en G. Arestis (rechters)
O.M.: F.G. Jacobs (advocaat-generaal)
Zaak C-28/04, “Tod's” [1]

1. In het arrest van 30 juni 2005 onderzoekt het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen op kritische wijze de verenigbaarheid van bepaalde regels inzake de internationale bescherming van werken van toegepaste kunst met het Europees recht, en meer in het bijzonder met het non-discriminatiebeginsel (art. 12 EG-Verdrag).

2. Het non-discriminatiebeginsel van artikel 12 lid 1 van het EG-Verdrag is vanzelfsprekend van toepassing op de auteursrechten en de naburige rechten [2]. Ook de regels van het internationaal privaatrecht uit de verdragen inzake intellectuele eigendomsrechten zijn dus onderworpen aan het Europees recht [3].

3. In het voorliggende geval diende het Hof van Justitie zich uit te spreken over artikel 2 lid 7 van de Conventie van Bern voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst. Deze bepaling voorziet in het algemeen in een uitzondering op het algemene principe van de gelijkstelling van buitenlanders met eigen onderdanen, hetgeen de rode draad vormt doorheen dit verdrag: in het algemeen geniet een buitenlander dezelfde bescherming als de onderdanen van het land waar de bescherming wordt gevraagd. Artikel 2 lid 7 van de Conventie laat het echter aan de nationale wetgevers over om “het toepassingsgebied te bepalen van hun wetten betreffende werken van toegepaste kunst en tekeningen en modellen van nijverheid alsmede betreffende de voorwaarden voor de bescherming van deze w.erken […]”. De verdragsstaten blijven dus vrij om de bescherming van het auteursrecht te verlenen aan werken van toegepaste kunst. In het verdrag staat echter eveneens: “Voor werken die in het land van oorsprong alleen als tekeningen en modellen zijn beschermd, kan in een ander land van de Unie slechts de bijzondere bescherming worden ingeroepen welke in dat land aan tekeningen en modellen wordt verleend; indien echter in dat land geen zodanige bijzondere bescherming wordt toegekend, worden deze werken beschermd als werken van kunst.” (art. 2 lid 7, in fine).

Wanneer een werk van toegepaste kunst (een tekening of een model) met andere woorden in het land van oorsprong (normaal gezien, maar niet noodzakelijk, het land van de nationaliteit van de auteur) wordt beschermd door een registratiesysteem, verzet de Conventie van Bern zich ertegen dat dit werk in een andere lidstaat de bescherming van het auteursrecht kan genieten.

Dit leidde tot de prejudiciële vraag in dit geding: de Italiaanse vennootschap Tod's stelt in Frankrijk een vordering inzake nabootsing in tegen de vennootschap Heyraud met betrekking tot haar schoenmodellen die voor het eerst in Italië werden gepubliceerd. De verweerder roept daartegen in dat Tod's zich in Frankrijk niet op de bescherming van het auteursrecht kan beroepen voor modellen die in Italië niet door het auteursrecht beschermd kunnen worden [4].

4. In wezen lijkt het discriminatoire karakter van deze regel weinig betwistbaar gezien de sterke band tussen het land van oorsprong van een werk en de nationaliteit van de maker. Het Hof bevestigt dit en verwerpt de tegengestelde opvatting van (met name) de vennootschap Heyraud en de Franse Regering die hierbij naar de internationale mobiliteit van de makers verwijzen: “het land van oorsprong [is] blijkens artikel 5 lid 4 sub a, van die conventie in wezen het land waar het werk voor het eerst is gepubliceerd. De auteur van werken die voor het eerst in een lidstaat zijn gepubliceerd, is in de meeste gevallen een onderdaan van deze staat, terwijl de auteur van werken die in een andere lidstaat zijn gepubliceerd, over het algemeen geen onderdaan is van de eerste lidstaat” (overweging 26). Volgens het Hof kan deze regelgeving dus wel degelijk een indirecte discriminatie op basis van nationaliteit inhouden.

5. Voor deze indirecte discriminatie is er bovendien geen objectieve en redelijke verantwoording. Volgens de Franse Regering heeft voornoemd artikel 2 lid 7 geen betrekking op de modaliteiten voor de uitoefening van het auteursrecht maar wel op het recht dat op de artistieke kwalificatie van het werk van toepassing is. Het Franse Hof van Cassatie had dit namelijk geoordeeld in een arrest van 26 maart 2002 [5].

Deze interpretatie wordt door het Hof van Justitie niet aanvaard. Het Hof van Justitie stelt dat de Conventie van Bern als algemene regel een stelsel van nationale behandeling van de betrokken rechten invoert. Artikel 2 lid 7 bevat een wederkerigheidsregel en beoogt enkel bescherming te verlenen aan de buitenlanders indien het land van oorsprong van het werk dat ook doet.

Volgens het Hof kan een dergelijke wederkerigheidsvereiste niet worden ingeroepen om discriminatie op basis van nationaliteit te rechtvaardigen. Overeenkomstig een vaste rechtspraak kan de toepassing van het Europees recht door een lidstaat niet afhankelijk worden gemaakt van een wederkerigheidsbeginsel [6].

Het Hof beslist dan ook dat artikel 12 van het EG-Verdrag eraan in de weg staat dat in een lidstaat het inroepen door een auteur van de door de wetgeving van die lidstaat verleende bescherming van het auteursrecht, afhangt van een onderscheidingscriterium dat gebaseerd is op het land van oorsprong van het werk.

6. Dit is een logische beslissing die overeenstemt met de eerdere rechtspraak van het Hof. De Franse rechtspraak zal zich dus waarschijnlijk moeten aanpassen. Voor het Belgisch recht lijkt de impact van dit arrest ons redelijk beperkt: de Conventie van Bern doet geen afbreuk aan de bescherming van het Belgisch recht voor de Belgen en de uitspraak in de zaak Phil Collins legde reeds een volledige gelijkstelling van onderdanen van de andere lidstaten met Belgen op [7].

Dit arrest maakt ook een duidelijk onderscheid tussen de problematiek van de voorwaarden voor buitenlanders en deze inzake de wetsconflicten. Het is één zaak om te weten welk recht van toepassing is op de bescherming van werken van toegepaste kunst. De vraag of, en onder welke voorwaarden buitenlanders de bescherming van deze wet kunnen genieten, is evenwel iets helemaal anders. In deze materie bevindt het discriminatieverbod op basis van nationaliteit zich op een zeer natuurlijk actieterrein en vormt het in zekere mate het sluitstuk van de gelijkstelling van buitenlanders met de eigen onderdanen, een beweging die was ingezet door de opstellers van de Conventie van Bern.

[1] Nog niet gepubliceerd. Beschikbaar op http://curia.eu.int/jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl .
[2] Arrest Phil Collins van 20 oktober 1993, C-92/92 en C-326/92, Ing.-Cons. 1993, p. 271, noot B. Michaux, met de conclusie van advocaat-generaal Jacobs, p. 283.
[3] Zie M. Fallon, “Les conflits de lois et de juridictions dans un espace économique intégré. L'expérience de la Communauté européenne”, R.C.A.D.I. 1995, p. 25-281.
[4] Opgemerkt moet worden dat de feiten zich voordeden vóór 28 oktober 2001, zijnde de uiterste datum voor de omzetting van richtlijn 98/71 van 13 oktober 1998 inzake de rechtsbescherming van modellen. Art. 17 van deze richtlijn verplicht de lidstaten om de bescherming van het auteursrecht toe te kennen aan alle werken van toegepaste kunst.
[5] Zie P. Greffe en F. Greffe, Traité des dessins & des modèles, 7de uitg., Parijs, Litec, 2003, nr. 1712.
[6] H.v.J. 30 september 2003, C-405/01, Colegia de Oficiales de la Marina Mercante Espanola, Rec., p. I-10391; zie ook de arresten Portugal/Commission van 29 maart 2001, C-163/99, Rec. p. I-2613, en Commission/Italie van 16 mei 2002, C-142/01, Rec. p. I-4541.
[7] Zie in dit verband F. de Visscher en B. Michaux, Précis du droit d'auteur et des droits voisins, Brussel, Bruylant, 2000, p. 202-207, nrs. 235 e.v.