Article

Noot, R.D.C.-T.B.H., 2005/8, p. 880

VERZEKERING
Brandverzekering - Normale dekking - Verhaal van derden - Vergoeding lichamelijk letsel - Artikel 67 Wet Landverzekeringsovereenkomst - Zijdelingse vordering - Zaakwaarneming - Verrijking zonder oorzaak
Aangezien de brandverzekeringsovereenkomst de schade voortkomend uit lichamelijk letsel niet dekt door de waarborg verzekering van de aansprakelijkheid opgelopen ten gevolge van een schadegeval dat de in de overeenkomst aangewezen goederen treft, dient er geen vergoeding te worden betaald voor brandwonden opgelopen door een persoon die bij de buur meehielp om een pan te doven waarin brandende olie vuur had gevat.
Wanneer de verzekeraar in de brandpolis geen dekking biedt voor lichamelijke schade en evenmin de B.A. dekt, is er geen grond waarop de verzekerde tegen deze verzekeraar kan ageren, zodat de verzekeringsinstelling gesubrogeerd in de rechten van het slachtoffer zich niet kan beroepen op een zijdelingse vordering tegen deze verzekeraar.
Er is geen bewijs van zaakwaarneming op grond waarvan het slachtoffer de vergoeding voor geleden lichamelijke schade kan vorderen wanneer niet is aangetoond dat zonder het optreden er effectief brand zou zijn ontstaan, het slachtoffer zichzelf letsel toebracht, en het slachtoffer geen persoonlijke verbintenissen op zich nam voor rekening van degene wiens zaak waargenomen werd, noch nuttige of noodzakelijke uitgaven heeft gedaan.
De vordering tot schadevergoeding wegens brandwonden op grond van verrijking zonder oorzaak is niet gegrond, nu er geen bewijs is dat er zonder het optreden van het slachtoffer brand zou zijn uitgebroken.
ASSURANCE
Assurance incendie - Garantie normale - Recours de tiers - Indemnisation d'une lésion corporelle - Article 67 de la loi contrat assurance terrestre - Action oblique - Gestion d'affaires - Enrichissement sans cause
Étant donné que le contrat d'assurance incendie ne couvre pas les dommages provenant de la lésion physique par la garantie assurance de responsabilité encourue suite à un sinistre qui concerne les biens repris dans le contrat, aucune indemnité ne doit être payée pour les brûlures encourues par une personne qui a aidé un voisin à éteindre une casserole dans laquelle de l'huile brûlante avait pris feu.
Lorsque l'assureur incendie n'offre pas de garantie pour les dommages physiques et ne couvre pas non plus la R.C., l'assuré n'a aucune base pour agir contre cet assureur, de sorte que l'organisme d'assurance subrogé dans les droits de la victime ne peut invoquer une action oblique contre cet assureur.
Il n'y a pas de preuve d'une gestion d'affaires en vertu de laquelle la victime peut réclamer l'indemnité pour lésion physique subie lorsqu'il n'est pas démontré que sans l'intervention, un incendie se serait effectivement déclaré, lorsque la victime s'est causé elle-même la lésion, et que la victime n'a pas pris d'engagements personnels pour le compte de celui dont il a géré l'affaire, n'a pas exposé de dépenses utiles ou nécessaires.
L'action en indemnisation pour les brûlures sur base de l'enrichissement sans cause n'est pas fondée, vu qu'il n'y a aucune preuve que sans l'intervention de la victime, l'incendie ne se serait pas déclaré.

Zie betreffende de vergoeding van lichamelijke schade opgelopen bij een reddingspoging door de brandverzekeraar krachtens artikel 52 Wet Landverzekeringsovereenkomst inzake reddingskosten, H. Claassens en A.S. Maertens, “Lichamelijke schade bij uitvoering van de preventie- en reddingsplicht van de verzekerde in schadeverzekeringen”, T.B.H. 1997, 671-683; Antwerpen 12 mei 1998, A.J.T. 1998-99, 418, noot C. Van Schoubroeck.