Article

Hof van Beroep Antwerpen, 23/10/2003, R.D.C.-T.B.H., 2005/7, p. 770-774

Hof van Beroep Antwerpen 23 oktober 2003

PROCEDURE
Conclusie - Bepaling van conclusietermijnen ter zitting - Draagwijdte - Onderscheid tussen neerlegging ter griffie en mededeling aan de wederpartij - Sanctie in geval van miskenning van de termijn
De regeling van de conclusietermijnen, waartoe de voorzitter op de inleidende zitting op verzoek van de partijen overgaat en die op het proces-verbaal van de terechtzitting wordt geacteerd, geldt als een op grond van artikel 747 § 2 Ger.W. gewezen beschikking.
De in artikel 747 § 2, laatste alinea Ger.W. vastgelegde sanctie van ambtshalve wering van conclusies slaat enkel op conclusies die buiten de vastgelegde termijn ter griffie werden neergelegd.
OVEREENKOMST
Verplichting van de partijen - Financieringshuur - Verplichtingen van de verhuurder - Exoneratie
De verhuurder, die het door de huurder gekozen materiaal verhuurt in het kader van een financieringshuur, kan zich exonereren van de op hem rustende verplichting tot onderhoud van het verhuurde, in zoverre dit verenigbaar is met de economie van het contract.
PROCÉDURE
Conclusion - Fixation des délais de conclusion à l'audience - Portée - Distinction entre le dépôt au greffe et la communication à l'autre partie - Sanction en cas de méconnaissance du délai
Les délais de conclusion que le président fixe à l'audience introductive d'instance à la demande des parties et qui sont actés au procès-verbal de l'audience, valent comme une disposition rendue sur base de l'article 747 § 2 C.jud.
La sanction prévue à l'article 747 § 2, dernier alinéa C.jud. du rejet d'office des conclusions ne porte que sur les conclusions qui ont été déposées au greffe en dehors du délai fixé.
CONTRAT
Obligation des parties - Location-financement - Obligations du bailleur - Exonération
Le bailleur qui donne en location le matériel choisi par le locataire dans le cadre d'un location-financement, peut s'exonérer de l'obligation qui repose sur lui d'entretenir le bien loué, pour autant que cela soit compatible avec l'économie du contrat.

Hewlett-Packard International Bank PLC, vennootschap naar Iers recht / Hermans-De Pooter

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), A. Winants en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: Mrs. C. Greven loco J. Everaert en K. Rommens loco W. Deckers
1. De antecedenten en de vorderingen

1.1. Op 4 oktober 1999 hebben de heer en mevrouw Hermans-De Pooter BVBA Complex en NV Hewlett-Packard Belgium doen dagvaarden om te verschijnen voor de rechtbank van koophandel te Antwerpen. Zij riepen in op 4 augustus 1998 met NV Hewlett-Packard Belgium een huurovereenkomst te hebben afgesloten m.b.t. een softwarepakket spraaktechnologie, ontworpen door BVBA Complex en de daarbij horende hardware. Zij deden gelden te hebben moeten vaststellen dat de spraaktechnologie niet kon worden gebruikt voor het doel waarvoor zij werd gehuurd en dat zij daarom bij het sluiten van de overeenkomst hadden gedwaald over de zelfstandigheid van de zaak.

In hoofdorde vroegen zij dat de huurovereenkomst zou worden nietig verklaard wegens dwaling; in ondergeschikte orde vroegen zij dat de overeenkomst zou worden ontbonden “ingevolge verborgen gebreken”. In conclusie steunden zij de in ondergeschikte orde gestelde vordering op wanprestatie, erin bestaande dat NV Hewlett-Packard Belgium in gebreke was gebleven de zaak te leveren en te onderhouden zodat ze kon dienen tot het gebruik waartoe ze bestemd was. Tevens vroegen zij de terugbetaling van alle betaalde huurgelden. In conclusie vroegen zij daarnaast een schadevergoeding van 4.957,87 EUR.

De vennootschap naar Iers recht Hewlett-Packard International Bank PLC, die het geding had hervat, besloot tot de ongegrondheid en vroeg betaling van de huurgelden van september 1999 tot en met augustus 2001, verhoogd met een schadevergoeding per onbetaalde factuur, verwijl- en gerechtelijke intresten. Zij vorderde de teruggave van de verhuurde goederen en een bedrag van 22,65 EUR (913,50 BEF) per dag vertraging vanaf 1 november 2001. En voor het geval de goederen niet zouden worden teruggegeven vorderde zij een schadevergoeding van 2.922,09 EUR (117.877 BEF), vermeerderd met interesten vanaf 1 november 2001.

1.2. In het bestreden vonnis d.d. 17 mei 2002 kwalificeerde de eerste rechter de met NV Hewlett-Packard Belgium aangegane overeenkomst als een huurovereenkomst. Hij oordeelde dat NV Hewlett-Packard Belgium, door als professionele verhuurder het systeem ter beschikking te stellen, verantwoordelijk was voor de performantiegraad. De eerste rechter, die het bewezen verklaarde dat het systeem inefficiënt was, nam aan dat de heer en mevrouw Hermans-De Pooter hadden gedwaald omtrent de zelfstandigheid van de zaak en verklaarde de overeenkomst nietig wegens dwaling. Hij veroordeelde Hewlett-Packard International Bank PLC tot terugbetaling van de ontvangen huurgelden en tot een schadevergoeding van 1.250 EUR. Hij veroordeelde de heer en mevrouw Hermans-De Pooter tot teruggave van het gedeelte van de apparatuur dat nog in hun bezit was en verklaarde de vordering van Hewlett-Packard International Bank PLC voor het overige ongegrond.

1.3. Met een verzoekschrift, dat op 11 september 2002 ter griffie van dit hof werd neergelegd, heeft Hewlett-Packard International Bank PLC hoger beroep ingesteld tegen de heer en mevrouw Hermans-De Pooter. Zij heeft de curator van de tijdens het geding faillietverklaarde BVBA Complex in het hoger beroep betrokken.

Zij besluit tot de ongegrondheid van de tegen haar gestelde vordering en vordert de veroordeling van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter tot betaling van alle huurgelden, verhoogd met schadevergoeding, verwijlintresten en gerechtelijke intresten tot 21 februari 2003 en, vanaf 22 februari 2003, vraagt zij intresten op het gekapitaliseerde bedrag, omvattende de hoofdsom en de tot en met 21 februari 2003 vervallen intresten. Daarnaast herneemt zij haar voor de eerste rechter gestelde eis i.v.m. de teruggave van de verhuurde materialen, de vergoeding in geval van vertraging en de schadevergoeding in geval van niet-teruggave.

De heer en mevrouw Hermans-De Pooter besluiten tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

2. Beoordeling

Het doel en de grondslag van de vorderingen werden, zo in feite als in rechte, in de hieraan voorafgaande procedurestukken uiteengezet. Het hof verwijst ernaar.

2.1. De rechtspleging

Op de inleidende zitting heeft de voorzitter op verzoek van de partijen de conclusietermijnen geregeld en de rechtsdag bepaald. Volgens deze bepaling mochten de heer en mevrouw Hermans-De Pooter conclusies neerleggen uiterlijk op 23 december 2002, 21 maart 2003 en 16 mei 2003, terwijl Hewlett-Packard International Bank PLC haar conclusies mocht neerleggen uiterlijk op 21 februari 2003 en 25 april 2003. De voorzitter bepaalde tevens dat de conclusies tezelfdertijd als hun neerlegging ter griffie, aan de andere partijen moesten worden toegezonden, zoals in artikel 745 Ger.W. bepaald.

Hewlett-Packard International Bank PLC roept in dat de heer en mevrouw Hermans-De Pooter hun eerste conclusie weliswaar op 23 december 2002 ter griffie neerlegden, maar ze pas op 26 december 2002 meedeelden. Op die grond vraagt Hewlett-Packard International Bank PLC dat alle conclusies van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter uit de debatten zouden worden geweerd en dat hen verbod zou worden opgelegd te pleiten.

De regeling van de conclusietermijnen, waartoe de voorzitter op de inleidende zitting op verzoek van de partijen overgaat en die op het proces-verbaal van de terechtzitting wordt geacteerd, geldt als een op grond van artikel 747 § 2 Ger.W. gewezen beschikking, waarbij de partijen aan de in deze bepaling voorziene formaliteiten verzaakten door hun ter zitting in onderling akkoord gestelde vraag. De in deze bepaling voorziene sanctie is daarom eveneens van toepassing op de miskenning van de termijnen die op het proces-verbaal werden genoteerd.

De in artikel 747 § 2, laatste alinea Ger.W. vastgelegde sanctie van ambtshalve wering van conclusies slaat enkel op conclusies die buiten de vastgelegde termijn ter griffie werden neergelegd (Cass. 23 maart 2001, C97.0270.N, www.cass.be ). Tijdig neergelegde doch laattijdig meegedeelde conclusies kunnen daarom enkel uit de debatten worden geweerd indien deze laattijdige mededeling de belangen van de wederpartij hebben geschaad. Hewlett-Packard International Bank PLC bewijst evenwel geen belangenschade.

De stelling, dat de laattijdige overlegging van een conclusie tot gevolg zou hebben dat ook latere, wél tijdig overlegde conclusies uit de debatten zouden dienen geweerd, heeft overigens geen wettelijke grondslag zodat, zelfs zo de eerste conclusie uit de debatten zou dienen geweerd, zulks geen weerslag zou hebben op de latere conclusies die de heer en mevrouw Hermans-De Pooter neerlegden.

Tenslotte bevat het Gerechtelijk Wetboek geen bepaling die aan een partij, die niet binnen de vastgelegde termijnen een conclusie meedeelde en neerlegde, het recht op pleidooi ontzegt.

De conclusies en het pleidooi van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter behoren tot het debat en maken deel uit van het beraad.

2.2. De vordering van de heer en mevrouw Hermans- De Pooter

(...)

2.2.2. De overeenkomst die NV Hewlett-Packard Belgium met de heer en mevrouw Hermans-De Pooter aanging had tot doel, door middel van een door NV Hewlett-Packard Belgium toegestane financiering, aan de heer en mevrouw Hermans-De Pooter het genot te verschaffen van die goederen, die zij zelf zonder enige tussenkomst van NV Hewlett-Packard Belgium hadden gekozen en waarvan de essentie de van BVBA Complex afkomstige spraaktechnologie vormde, geplaatst op HP-hardware.

Ter realisatie daarvan hadden de partijen verschillende overeenkomsten opgesteld:

- een overeenkomst tussen BVBA Complex en de heer en mevrouw Hermans-De Pooter, waarin de gewenste configuratie was vermeld, de prijs ervan, de wijze van terbeschikkingstelling en de voorwaarden ervan;

- een koopovereenkomst tussen BVBA Complex en NV Hewlett-Packard Belgium;

- een huurovereenkomst tussen NV Hewlett-Packard Belgium en de heer en mevrouw Hermans-De Pooter, waarbij moet worden vastgesteld dat ze werd aangegaan voor een vaste periode van drie jaar, wat een normale afschrijvingsperiode is en tegen een huurprijs die NV Hewlett-Packard Belgium toeliet haar investering volledig te recupereren.

BVBA Complex was noch lasthebber, noch aangestelde of uitvoeringsagent van NV Hewlett-Packard Belgium. In de huurovereenkomst had NV Hewlett-Packard Belgium haar verbintenissen tijdens de looptijd van de overeenkomst beperkt tot de HP-producten (zie hierna verder) en, zo BVBA Complex instond voor onderhoud van de installatie, betrof dit het aspect spraakherkenning (in haar brochure zet zij uiteen dat de hardware door HP zelf wordt onderhouden) en handelde zij daarbij in uitvoering van de op haar als verkoper rustende verplichting. Dit is door de partijen ook zo begrepen, vermits buiten betwisting staat dat, tot 26 augustus 1999, de heer en mevrouw Hermans-De Pooter rechtstreeks met BVBA Complex handelden zonder tussenkomst van NV Hewlett-Packard Belgium.

2.2.3. De heer en mevrouw Hermans-De Pooter roepen in dat zij gedwaald hebben omtrent de zelfstandigheid van de zaak, nu de spraaktechnologie niet werkte.

De dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak dient onderscheiden van het (al dan niet verborgen) gebrek en van de niet-conforme levering. De dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak dient, binnen dit concreet geschil, in te houden dat het systeem van BVBA Complex niet de capaciteit had om op een behoorlijke wijze, dictaat digitaal te verwerken. Ging het om een systeem dat het in zich hield het door de heer en mevrouw Hermans-De Pooter gewenste te presteren maar werkte het desondanks niet goed, dan kon het om een gebrekkige of een niet-conforme levering gaan, maar dan was er geen dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak.

Zo uit de bovenstaande elementen blijkt dat zich in de periode juli-augustus 1999 moeilijkheden hebben voorgedaan m.b.t. de werking van de spraaktechnologie, is niet bewezen dat de apparatuur niet het potentieel in zich had om haar basisfunctie te voldoen (nl. het verwerken van gedicteerde teksten door middel van spraaktechnologie).

In haar brief d.d. 5 juli 1999 maakt BVBA Complex melding van een verschil in de fonemenregistratie van de laatste dictaten t.o.v. de stemreferenties die tijdens de training werden geregistreerd wat erop wijst dat, ofwel een andere persoon dicteerde, ofwel dat de stem of spreekwijze van de oorspronkelijke gebruiker wijzigingen had ondergaan - het hof merkt in dit verband op dat de raadsman van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter ter zitting pleitte dat eenieder op kantoor de apparatuur had gebruikt, dan waar in de brochure van BVBA Complex uitdrukkelijk wordt vermeld dat het niet mogelijk is met twee gebruikers te werken op dezelfde licentie.

Deze verklaring van BVBA Complex strookt met het verloop van de gebeurtenissen, nu er geen bewijs van voorligt dat in de periode september 1998 - juni 1999 enige klacht werd geuit, waaraan men zich toch zou hebben verwacht indien de ter beschikking gestelde installatie niet de mogelijkheid zou hebben gehad op een behoorlijke wijze het dictaat digitaal te verwerken. Dit geldt des te meer, waar BVBA Complex in haar brochure uiteenzet dat het aanvangsniveau ongeveer 90% behoort te zijn.

Een eventuele ongeschiktheid van het BVBA Complex systeem voor de beoogde toepassing kan ook niet worden afgeleid uit het Trends-artikel dat de partijen voorbrengen: in de eerste plaats moet worden opgemerkt dat het artikel publicitair van inslag is, nu het beoogt aan de overnemer van Complex een nieuw cliënteel te bezorgen (de titel is immers “Spraaktechnologie herrijst”) en daarenboven wordt in deze bijdrage nu precies geschreven “het probleem was niet de spraaktechnologie” (benadrukking door het hof), terwijl het standpunt van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter is dat het wel de spraaktechnologie was die niet functioneerde.

Een ongeschiktheid voor de beoogde toepassing kan evenmin worden afgeleid uit het stilzwijgen van BVBA Complex, bij de ontvangst van de brieven van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter: deze brieven hadden immers tot doel BVBA Complex tot het aangaan van een dading te bewegen en het stilzwijgen van een partij aan wie wordt voorgesteld een overeenkomst aan te gaan, kan in de regel niet gelden als een vermoeden van haar aanvaarding daarvan.

Evenmin kan uit het stilzwijgen van NV Hewlett-Packard Belgium enig akkoord worden afgeleid: waar de brief d.d. 26 augustus 1999 betrekking had op de betalingen (terecht omdat NV Hewlett-Packard Belgium financierde), blijkt het gemis aan akkoord voldoende uit het feit dat NV Hewlett-Packard Belgium zonder meer verder factureerde.

Bij gebrek aan duidelijkheid over het tijdstip waarop, en de omstandigheden waarin de computers door BVBA Complex werden meegenomen laat dit wegnemen evenmin enige besluitvorming toe en, precies omdat hier de vraag aan de orde is of, indien er daadwerkelijk een slechte werking was, welke de oorzaak daarvan was.

De heer en mevrouw Hermans-De Pooter bieden aan door middel van een getuigenverhoor het bewijs te mogen leveren van de slechte kwaliteit van de ingesproken teksten en van het feit dat deze slechte kwaliteit niet in verband staat met gewijzigde stemreferenties van hen beiden. Dit getuigenverhoor is geen nuttige onderzoeksmaatregel: enerzijds zijn de voorgedragen getuigen de bedienden en medewerkers van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter, wat op zich reeds tot een grote omzichtigheid in de beoordeling van hun verklaring dient te leiden, anderzijds is het hof van oordeel dat enkel een technisch onderzoek het bestaan van gebreken in het concept zelf van de Complex-spraakherkenning zou kunnen onthullen.

De dwaling omtrent de zelfstandigheid van de zaak is niet bewezen.

2.2.4. De heer en mevrouw Hermans-De Pooter vragen, in ondergeschikte orde, dat de overeenkomst ten laste van NV Hewlett-Packard Belgium ontbonden zou worden verklaard omdat zij in gebreke zou zijn gebleven haar verhuurdersverplichtingen zoals uitgedrukt in de artikelen 1719-1721 B.W. na te komen.

Voor wat de leveringsplicht betreft, wijst Hewlett-Packard International Bank PLC er terecht op dat de implementatie van de software op de hardware niet door haar werd uitgevoerd maar wel door BVBA Complex, waarvan het hof reeds vaststelde dat zij niet in naam of voor rekening van NV Hewlett-Packard Belgium handelde maar wel ter uitvoering van op haarzelf rustende verplichtingen. De algemene voorwaarden van de overeenkomst hielden rekening met de mogelijkheid dat de installatie niet door NV Hewlett-Packard Belgium werd uitgevoerd en voorzagen dat, in zulk geval, de huur niet inging op het ogenblik van de installatie maar op het ogenblik van de levering. Daaruit vloeit voort dat de leveringsplicht van NV Hewlett-Packard Belgium niet verder reikte dan de levering in goede staat van de componenten.

De hoger gemaakte vaststelling van afwezigheid van enige klacht tussen september 1998 en juni 1999, leidt tot het besluit dat een inbreuk op de leveringsplicht onbewezen is.

Ten aanzien van de onderhoudsplicht, doet NV Hewlett-Packard Belgium gelden dat zij deze niet diende na te komen.

Voor wat betreft de spraaktechnologie - enig onderdeel dat ter betwisting staat - volgt het hof haar hierin.

Waar de overeenkomst, zoals reeds vermeld, betrekking had op HP-hardware, Windows en WP, en BVBA Complex-software (de spraakherkenning), zet BVBA Complex in haar brochure uiteen dat zij het is die voor de service, de ondersteuning en de upgrading van de software instaat terwijl de hardware door NV Hewlett-Packard Belgium wordt onderhouden.

Het is ook daadwerkelijk BVBA Complex die het onderhoud verzorgde en het is pas, nadat de heer en mevrouw Hermans-De Pooter geen reactie kregen op hun voorstel aan BVBA Complex een dading aan te gaan, dat zij zich tot NV Hewlett-Packard Belgium wendden en meldden de betalingen stop te zetten. Deze brief bevatte geen enkele ingebrekestelling aan het adres van NV Hewlett-Packard Belgium en de heer en mevrouw Hermans-De Pooter motiveerden hun beslissing ten aanzien van NV Hewlett-Packard Belgium enkel hierdoor, dat zij de computers niet meer nodig hadden nu de spraaktechnologie niet werkte. Het feit dat zij aankondigden, in geval van tegen hen gestelde vordering BVBA Complex in vrijwaring te zullen roepen, wijst erop dat zij van oordeel waren dat het BVBA Complex was die in gebreke was gebleven.

De overeenkomst tussen NV Hewlett-Packard Belgium en de heer en mevrouw Hermans-De Pooter voorziet in artikel 4 dat NV Hewlett-Packard Belgium enkel aansprakelijk is voor directe materiële of lichamelijke schade te wijten aan een defect HP-product en in artikel 6 wordt bepaald dat (a) de huurder verplicht is bij HP een onderhoudscontract af te sluiten “zowel voor het HP-materieel als voor de HP-software” en (b) dat het, materieel automatisch is opgenomen in een verzekering “Alle risico's”, met als uitsluiting o.m. vergissing in programmatie, sleet en schade die normaal gedekt is in een onderhoudscontract.

Vaststellende dat (a) BVBA Complex zelf het onderhoud van de door haar geleverde software verzorgde op grond van de eigen verbintenis die ze opnam en ingevolge rechtstreekse contacten met de heer en mevrouw Hermans-De Pooter terwijl (b), voor wat de HP-apparatuur betreft de kost van het onderhoud ten laste van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter werd gelegd omdat zij zich ertoe verbonden bij NV Hewlett-Packard Belgium een onderhoudscontract af te sluiten en (c) de verzekering alle risico's, die NV Hewlett-Packard Belgium afsloot o.m. programmatiefouten, sleet en alles wat normaal onder een onderhoudscontract valt uitsluit, moet artikel 4 van de overeenkomst zo worden begrepen dat het limitatief de gevallen opsomt waarin zij door de heer en mevrouw Hermans-De Pooter aansprakelijk kan worden gesteld.

Zo zij zich daarbij verregaand exonereerde van haar verhuurdersverplichtingen, ontnam dit aan de overeenkomst niet haar economie vermits precies (a) het onderhoud voor de HP-producten in een onderhoudscontract diende vastgelegd, het onderhoud voor de spraaktechnologie door BVBA Complex ingevolge haar verbintenis werd uitgevoerd en een verzekering alle risico's was aangegaan en (b) de met NV Hewlett-Packard Belgium aangegane overeenkomst dient gezien in het geheel van de operatie waarin NV Hewlett-Packard Belgium als financier tussenkwam.

In zoverre gesteund op een inbreuk op de onderhoudsverplichting is de vordering van de heer en mevrouw Hermans-De Pooter daarom eveneens ongegrond.

2.3. De vordering van Hewlett-Packard International Bank PLC

(...)

Om die redenen:

Het hof,

(...)