Article

Hof van Beroep Gent, 06/12/2004, R.D.C.-T.B.H., 2005/5, p. 540-541

Hof van Beroep Gent 6 december 2004

VERVOER
Vervoer over de weg - Internationaal - CMR - Opeenvolgend vervoer - Artikel 34 CMR-Verdrag - Overdracht van de vrachtbrief
De omstandigheid dat de vrachtbrief niet werd overgedragen aan de opvolgende bestuurder, doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 34 van het CMR-Verdrag betreffende de opvolgende vervoerders, nu de vervoerder wist dat hij deelnam aan éénzelfde internationaal vervoer over de weg beheerst door het CMR-Verdrag en hij tot deze overeenkomst is toegetreden.
TRANSPORT
Transport par route - International - CMR - Transport successif - Article 34 convention CMR - Transmission de la lettre de voiture
La circonstance que la lettre de voiture n'a pas été transmise au chauffeur suivant ne fait pas obstacle à l'application de l'article 34 de la convention CMR relatif aux transporteurs successifs, vu que le transporteur savait qu'il participait à un même transport international par route régi par la convention CMR et qu'il a adhéré à ce contrat.

Westdijk Exceptioneel Transport BV / Naviga NV

Zet.: H. Debucquoy (wnd. voorzitter), F. Deschoolmeester en J. Vermeir (raadsheren)
Pl.: Mrs. S. D'Hoine, B. Insel en G. Straatman

(...)

2.3. De eerste rechter weerhield terecht bij toepassing van artikel 34 en volgende van het CMR-Verdrag de aansprakelijkheid van Westdijk Exceptioneel Transport BV tegenover de goederenbelanghebbenden; het hof onderkent evenwel geen fout in hoofde van Westdijk Exceptioneel Transport BV in de uitvoering van het vervoer van de machine vanuit Gullegem tot Smalandsstenar:

- de verhouding tussen partijen betreffende de vervoerovereenkomst van “Gullegem naar Smalandsstenar” wordt bij toepassing van artikel 1, en 2, 1, van het CMR-Verdrag beheerst door de bepalingen van dit verdrag;

- de CMR-vrachtbrief NL017221 levert - bij toepassing van artikel 9, 1°, van het CMR-Verdrag - het volledig bewijs van het gegeven “dat het betwiste vervoer aan één enkele overeenkomst onderworpen was”. Westdijk Exceptioneel Transport BV bewijst het tegendeel niet; integendeel de CMR-vrachtbrief die zij zelf opmaakte herneemt alleen maar de vervoeropdracht die LVD Company NV aan T. Juhl en T. Juhl Spedition und Logistik gaf voor één en hetzelfde vervoer van “Gullegem naar Smalandsstenar”;

- bij toepassing van artikel 34 van het CMR-Verdrag zijn de verweerders die aan de uitvoering van één enkele overeenkomst deelnamen, aansprakelijk voor het bewerkstelligen van het gehele vervoer. Westdijk Exceptioneel Transport BV nam de goederen in ontvangst en schreef zelf de CMR-vrachtbrief uit.

Het gegeven, dat zij de CMR-vrachtbrief achterhield en niet doorgaf aan de opvolgende bestuurder Gröning Schwergut­spedition Gmbh, doet geen afbreuk aan de toepassing van artikel 34 van het CMR-Verdrag. De wet naar de letter interpreteren en de vereiste stellen, dat de CMR-vrachtbrief wordt doorgegeven en afgetekend, staat dermate haaks op het dagdagelijkse handelsgebeuren, dat er nagenoeg nooit van opvolgend vervoer sprake zou zijn. Dit formalisme gaat voorbij aan de vereisten van een vlot handelsverkeer, waarbij het de handelaar-medecontractant toegelaten is om het bewijs met alle middelen als naar recht te leveren. Het staat ook haaks op artikel 4 van het CMR-Verdrag, dat bepaalt dat de vervoerovereenkomst wordt vastgelegd in een vrachtbrief, waarna de artikelen 5 en 6 nader ingaan op de vormelijke verplichtingen. Artikel 4 bepaalt aansluitend op de gestelde formele vereiste van een vrachtbrief: “dat de afwezigheid, de onregelmatigheid of het verlies van de vrachtbrief noch het bestaan noch de geldigheid van de vervoerovereenkomst, die onderworpen blijft aan de bepalingen van dit verdrag, aantast”. Uit deze bepaling volgt dat de niet-naleving van formele vereisten wel bewijsmoeilijkheden kan oproepen, maar dat formele tekortkomingen voor het overige de toepassing van de bepalingen van het verdrag - waaronder artikel 34 - niet opzijzetten. Voor de toepassing van artikel 34 van het CMR-Verdrag volstaat dan ook het bewijs, “dat de vervoerder wist dat hij deelnam aan éénzelfde internationaal vervoer over de weg, dat zou beheerst worden door het CMR-Verdrag” en toetrad tot deze overeenkomst. De goederenbelanghebbenden leveren hier dit bewijs;

- artikel 36 van het CMR-Verdrag houdt wel een beperking in: de vorderingsgerechtigde kan zijn vordering alleen instellen tegen de eerste vervoerder, de laatste vervoerder of de vervoerder, die het deel van het vervoer bewerkstelligde gedurende hetwelk de schade zich heeft voorgedaan. Westdijk Exceptioneel Transport BV heeft hier als eerste de goederen in ontvangst genomen bij LVD Company NV;

- wel onderkent het hof geen fout van Westdijk Exceptioneel Transport BV in de uitvoering van het vervoer. Gröning S­chwergutspedition Gmbh heeft de haar, door T. Juhl en T. Juhl Spedition und Logistik toevertrouwde vervoeropdracht van Gullegem naar Smalandsstenar opgesplitst: Westdijk Exceptioneel Transport BV moest alleen instaan voor het vervoer van Gullegem naar D-Travemünde en over het haar toevertrouwde traject voor dekzeilen zorgen; in D-Travemünde nam zij het vervoer over en droeg zij de verantwoordelijkheid voor de goede uitvoering van het verder vervoer en moest zij voor de vereiste dekzeilen zorgen. Geen enkel gegeven laat toe te stellen dat Westdijk Exceptioneel Transport BV de verplichting opnam, om dekzeilen ter beschikking te stellen voor het vervoer van de machine vanuit Gullegem tot Smalandsstenar.

(...)