Article

Hof van Beroep Antwerpen, 06/03/2003, R.D.C.-T.B.H., 2005/4, p. 387-388

Hof van Beroep Antwerpen 6 maart 2003

VENNOOTSCHAP
Aansprakelijkheid van de bestuurders - Miskenning van fiscale en boekhoudkundige verplichtingen - Bedrieglijk inzicht - Aansprakelijkheidsvordering tegen de zaakvoerder - Verjaring
Indien bedrieglijk inzicht niet werd bewezen, dienen de niet-nageleefde fiscale en boekhoudkundige verplichtingen, die geen ondeelbaar geheel vormen, als afzonderlijke feiten te worden behandeld.
De miskenning van fiscale en boekhoudkundige verplichtingen werd niet met opzet verborgen gehouden door de zaakvoerders, zodat het vertrekpunt van de verjaring zich op het moment van iedere verrichting bevindt.
De miskenning van de fiscale en boekhoudkundige verplichtingen betreft een verzuim, waarvan de verjaring begint te lopen op de dag volgend op de laatste dag waarop de verzuimde handeling tijdig kon zijn gesteld. Voor wat het betalen van de belastingen betreft, dient derhalve rekening te worden gehouden met de uiterste betalingsdatum vermeld op het aanslagbiljet. De bezwaarprocedure doet daaraan geen afbreuk.
SOCIÉTÉS
Responsabilité des dirigeants - Violation des obligations fiscales et comptables - Intention frauduleuse - Action en responsabilité du gérant - Prescription
Si l'intention frauduleuse n'a pas été prouvée, les obligations fiscales et comptables, qui ne forment pas un ensemble indivisible, doivent être traitées comme des faits séparés.
La méconnaissance d'obligations fiscales et comptables n'a pas été celée par dol par les gérants, de sorte que le point de départ de la prescription se situe au moment de chaque fait.
La méconnaissance d'obligations fiscales et comptables constitue une omission, dont la prescription commence à courir le jour qui suit le dernier jour durant lequel l'action omise aurait encore pu être posée à temps. En ce qui concerne le paiement des impôts, il faut, par conséquent, tenir compte de la date de paiement ultime prévu à l'avertissement extrait de rôle. La procédure de réclamation n'a aucun impact à cet égard.

Belgische Staat / A. De Winter

Zet.: E. Hulpiau (voorzitter), A. Winants en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: K. Bijl loco J. Van Rooy en H. Vanheusden loco K. Belmans

(...)

4. De grond van de zaak
4.1. De opgeworpen verjaring

4.1.1. BVBA Meubelpark Winnuy is sedert minstens 1987 actief geweest zonder dat een boekhouding werd gehouden, zonder dat jaarrekeningen werden opgesteld en gepubliceerd, zonder dat belastingaanslagen werden ingediend, zonder dat belastingen werden betaald. Telkens werden bezwaarschriften ingediend, zonder dat de weinig gespecifieerde grieven werden gestaafd en, geconfronteerd met een controle, kon de vennootschap enkel een ongeordende massa documenten tonen (dossier Belgische Staat, stuk 14).

De vennootschap is aldus 10 jaar actief geweest zonder haar fiscale en boekhoudkundige verplichtingen na te komen.

4.1.2. Of de vennootschap daarbij met frauduleus inzicht handelde dan wel of het een gevolg was van een gebrek aan rendement van de onderneming, gekoppeld aan een gebrek aan elementaire bekwaamheid van mevrouw De Winter (of eventueel haar broer) de vennootschap op behoorlijke wijze administratief te beheren, staat niet vast.

Het valt in dit opzicht op dat ook de Belgische Staat in conclusie toegeeft niet te weten of de vennootschap ooit winstgevend was en dat hij gedurende al die jaren nooit tot enige bewarende maatregel is overgegaan. De curator heeft geen enkele vordering tegen mevrouw De Winter gesteld en, behoudens de belastingschuld en een schuld tegenover een vennootschap die een machine ter beschikking had gesteld door middel van huurkoop (wat er op wijst dat de vordering door het faillissement ontstond), waren er geen noemenswaardige schulden.

Zo moet worden aangenomen dat de vennootschap een omzet genereerde die toeliet dat de leveranciers konden worden betaald en ook de werkende vennoten een inkomen verwierven (er was, volgens verklaring van mevrouw De Winter, geen personeel en op een kleine vordering van het RSVZ na, was er geen sociaal passief), en wijst niets erop dat de onderneming winstgevend was en over ruime activa beschikte.

Een frauduleus inzicht is niet bewezen en de ingeroepen fouten, die geen ondeelbaar geheel vormen, dienen daarom als afzonderlijke feiten behandeld.

4.1.3. Krachtens de artikelen 194 Venn.W. en 198, § 1, W.Venn. verjaren de rechtsvorderingen tegen zaakvoerders wegens verrichtingen in verband met hun taak door verloop van vijf jaar, te rekenen vanaf die verrichtingen of, indien ze met opzet verborgen werden gehouden, te rekenen vanaf de ontdekking. De ingeroepen fouten werden niet verborgen gehouden, zodat het vertrekpunt zich op iedere verrichting bevindt. Waar de fouten in werkelijkheid verzuimen betreffen, situeert het vertrekpunt van de verjaring zich op de dag volgend op de laatste dag waarop de verzuimde handeling tijdig kon zijn gesteld.

Voor wat het betalen van de belastingen betreft, dient derhalve rekening gehouden met de in de aanslagbiljetten vermelde uiterste data voor betaling. De bezwaarprocedure doet daaraan geen afbreuk.

(...)