Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 9 september 2004

In dit arrest wordt België door het Hof van Justitie veroordeeld wegens niet-omzetting van Richtlijn 98/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de rechtsbescherming van biotechnologische uitvindingen.

De Belgische regering had ingeroepen dat een voorontwerp van wet, dat door de ministerraad was goedgekeurd op 14 juni 2001 en vervolgens gewijzigd was na het advies van de Raad van State, neergelegd was in het Parlement op 21 juni 2002 en dat de Minister van Economie het bestaande wetsontwerp na het aantreden van de nieuwe regering op 11 juli 2003 nog wou aanpassen waarna het weer aan de ministerraad zou moeten worden voorgelegd.

Overeenkomstig de rechtspraak op grond waarvan een tekortkoming beoordeeld moet worden op basis van de situatie van de Lidstaat op het einde van de termijn die in het met redenen omkleed advies is bepaald, kan het Hof alleen maar de tekortkoming van de Belgische Staat vaststellen aangezien geen enkele maatregel is genomen om de omzetting van de richtlijn in de Belgische rechtsorde binnen de opgelegde termijn te verzekeren. Tegen het Groothertogdom Luxemburg (arrest van dezelfde datum, zaak C-450/03) en Frankrijk (arrest van 1 juli 2004, zaak C-448/03) werden gelijkaardige arresten gewezen. Ook Italië kan om deze reden nog veroordeeld worden.

Nu is de Belgische Staat verplicht om een einde te stellen aan de vastgestelde tekortkoming en om de omzetting van Richtlijn 98/44 dan ook zo snel mogelijk te bewerkstelligen. Indien dat niet gebeurt, kan de Commissie opnieuw naar het Hof stappen en kan deze de Belgische Staat in een nieuw arrest veroordelen tot betaling van een forfaitair bedrag of van een dwangsom.