Article

Rechtbank van Koophandel Hasselt, 29/04/2003, R.D.C.-T.B.H., 2004/6, p. 604-605

Rechtbank van Koophandel Hasselt 29 april 2003

OVEREENKOMST
Verplichtingen van partijen - Exoneratiebeding - Geldigheidsvereiste
Een exoneratiebeding, in een overeenkomst tot verhuring van een kraan, dat de verhuurder er niet van vrijstelt een bepaalde kraan voor een bepaalde termijn ter beschikking van de huurder te stellen, heeft niet tot gevolg dat de hoofdverbintenis van de verhuurder louter potestatief zou zijn of geen voorwerp meer zou hebben.
CONVENTION
Obligations des parties - Clause d'exonération - Condition de validité
Une clause d'exonération, dans une convention de location d'une grue, qui ne dispense pas le bailleur de son obligation de mettre une grue déterminée à la disposition pour un certain délai, n'a pas pour conséquence que l'obligation principale du bailleur ne serait que potestative ou n'aurait pas d'objet.

NV Industriële Bouwspecialiteiten / NV Arcomet Verhuur

Zet.: C. Beerten (voorzitter), H. Leroi en R. Geerts (rechters in handelszaken)
Pl.: Devos loco Merckx en Corthouts loco Engelen

1. Bij overeenkomst van 24 augustus 2001 verhuurde verweerster aan aanlegster een kraan Arcomet.

De kraan werd ingezet op een werf Nynas, gelegen in het Antwerps havengebied.

Op 7 en 11 september 2001 werden er, ingevolge technische problemen, interventies door techniekers van verweerster uitgevoerd.

Op 11 september 2001 viel, tijdens het laden van een vrachtwagen, de kraan om en kwam deze terecht op een graafmachine van aanlegster, terwijl de giek in een nabij gelegen vaargeul terechtkwam.

Bij brief van 11 september 2001 stelde aanlegster verweerster aansprakelijk voor de feiten. Aanlegster was van oordeel dat een technisch defect het ongeval had veroorzaakt.

Bij brief van 15 oktober 2001 stelde verweerster het volgende: 'Bij de afstelling van de kraan op onze terreinen functioneerde de eindschakelaar van de max. moment voldoende. Wij vermoeden dat tijdens de demontage of hermontage op de werf (in het weekend), wat door de veiligheidsvoorschriften van Nynas was opgelegd, één of ander kraandeel de inrichting van de max. moment geraakt heeft en zo de afstelling van deze schakelaar ontregeld heeft. Bij nader onderzoek is gebleken dat er een zeer kleine afstand is tussen de steunbuizen van de masten en de bevestigingsplaat van de eindschakelaar. Ook kan de bevestigingsplaat van de eindschakelaar steviger gebouwd worden, zodat er minder negatieve beweging is in het systeem'.

  1. Hierop reageerde aanlegster bij brief van 15 oktober 2001 stellende dat:

  2. zo de max. moment-veiligheid niet heeft gewerkt, zoals door verweerster aangegeven, er aan de kraan een mankement was;
  3. indien het monteren of demonteren van de kraan het niet-werken van de max. moment-veiligheid zou veroorzaakt hebben, de kraan verkeerd geconcipieerd was.
  4. vlak vóór het ongeval er een tussenkomst van een technicus van verweerster was geweest zodat mocht worden verondersteld dat de meest vitale onderdelen van de kraan zouden zijn nagekeken en deze zonder problemen zou functioneren.

In dezelfde brief vroeg aanlegster wie zou instaan voor de door haar opgelopen schade.

Bij brieven van 13 november en 20 december 2001 bracht aanlegster haar brief van 15 oktober 2001 bij verweerster in herinnering.

Bij brief van 8 januari 2002 liet verweerster aan aanlegster weten dat zij de schade aan de kraan zou afrekenen met haar machinebreukverzekeraar, zij de vrijstelling t.b.v. 6.197,34 euro zou ten laste nemen en alle facturen, waarbij de huur van de kraan werd aangerekend, werden gecrediteerd. Voor het overige verklaarde verweerster zich niet bereid in de vergoeding van schade te willen tussenkomen.

Bij exploot van 2 september 2002 ging aanlegster over tot dagvaarding van verweerster in betaling van een schadevergoeding van 18.205,93 euro, in besluiten uitgebreid tot 19.918,97 euro.

2. Aanlegster is van oordeel dat de kraan met een gebrek was behept en derhalve verweerster dient in te staan voor de vergoeding van de schade waartoe dit gebrek heeft aanleiding gegeven.

  1. Volgens aanlegster wordt het bestaan van een gebrek aangetoond door:

  2. de inhoud van de brief van 15 oktober 2001 uitgaande van verweerster waarbij zij de aanwezigheid van het gebrek heeft toegegeven;
  3. verweerster de huurkosten van en de schade aan de kraan, die zij zelf ten laste diende te nemen (de vrijstelling), niet aan aanlegster heeft doorgerekend.

Verweerster houdt voor dat een verkeerde montage of demontage door aanlegster, de oorzaak is van het niet-functioneren van de eindschakelaar van de max. moment.

Verweerster stelt dat aanlegster niet aantoont dat de kraan met een gebrek zou zijn behept.

Bovendien verwijst verweerster naar artikel 8 van haar algemene verhuurvoorwaarden waarin wordt bedongen dat de huurder afziet van alle verhaal ten aanzien van de verhuurder uit hoofde van lichamelijke stoffelijke en onstoffelijke schade die zou kunnen berokkend worden door de uitoefening van het huurcontract, in het bijzonder door de aanwezigheid en het gebruik der gehuurde goederen waarvoor de verhuurder zou kunnen verantwoordelijk gesteld worden.

3. Het wordt niet door verweerster betwist dat het ongeval haar oorsprong vindt in de niet-werking van de eindschakelaar van de max. moment.

M.a.w. de kraan functioneerde niet naar behoren. De verhuurder is verantwoordelijk voor de goede werking van het verhuurde goed, tenzij hij kan aantonen dat de foutieve werking het gevolg is van een tussenkomst (verkeerde manipulatie) van de huurder.

Een dergelijk bewijs wordt niet door verweerster bijgebracht.

De bewering van verweerster als zou bij de montage of demontage de inrichting van de max. moment ontregeld zijn geworden, wordt niet bewezen en zelfs tegengesproken door werkbon 48820 van 11 september 2001 waarbij als uitgevoerd werk onder meer het testen van de kraan wordt vermeld. Uit de bewoordingen, aangebracht op deze werkbon, kan niet worden afgeleid, zoals verweerster voorhoudt, dat het testen van de kraan zich beperkte tot een test van de kraan die uitsluitend verband hield met de uitgevoerde herstelling.

Hiervan uitgaande dient te worden besloten dat op het ogenblik van het testen van de kraan (dus op een ogenblik dat de kraan reeds was gemonteerd) deze normaal functioneerde en de disfunctie slechts later is opgetreden. Aldus is het niet bewezen dat de niet goede werking van de kraan zou zijn veroorzaakt door de montage of demontage door aanlegster.

Verweerster is dan ook in principe aansprakelijk voor de schade die de niet naar behoren werkende kraan heeft veroorzaakt.

4. Evenwel bevatten de algemene huurvoorwaarden een exoneratiebeding dat erin bestaat dat de verhuurder niet door de huurder kan worden aangesproken voor het vergoeden van schade, veroorzaakt door de uitvoering van het huurcontract, meer in het bijzonder door de aanwezigheid en het gebruik van de gehuurde goederen waarvoor de verhuurder zou kunnen verantwoordelijk gesteld worden.

Principieel zijn exoneratiebedingen geldig. Partijen zijn immers vrij om de inhoud van hun overeenkomsten te bepalen, mits dwingende wetsbepalingen (die in casu niet voorhanden zijn) in acht te nemen.

Exoneratiebedingen zijn echter niet alleen nietig wanneer zij strijdig zijn met dwingende wetsbepalingen maar ook wanneer de door de schuldenaar aangegane verbintenissen daardoor teniet zouden worden gedaan en aldus iedere zin of betekenis aan de overeenkomst wordt ontnomen (Cass. 25 september 1959, Arr. Cass. 1960, 86).

Een exoneratiebeding is slechts nietig wanneer de hoofdverbintenis van de schuldenaar er een louter potestatief karakter door verkrijgt of geen voorwerp meer heeft en de overeenkomst dientengevolge geen oorzaak meer bezit.

Te dezen heeft het bewuste exoneratiebeding niet tot gevolg dat de hoofdverbintenis van de verhuurder louter potestatief zou zijn of geen voorwerp meer zou hebben.

Het exoneratiebeding ontslaat verweerster er immers niet van een bepaalde kraan, voor een bepaalde termijn, ter beschikking van aanlegster te stellen.

In die optiek is de exoneratieclausule dan ook geldig bedongen en kan verweerster er zich op beroepen.

Zulks heeft tot gevolg dat aanlegster de schade, die de gebrekkige werking van de kraan - waarvoor verweerster aansprakelijk is - heeft veroorzaakt, niet op verweerster kan verhalen.

(...)

Om deze redenen;

De rechtbank,

(...)

Verklaart de eis van aanlegster ontvankelijk, doch ongegrond.

(...)