Article

Actualité : Rechtbank van Koophandel Charleroi, 07/01/2004, R.D.C.-T.B.H., 2004/5, p. 509

Rechtbank van Koophandel Charleroi 15 september 2003en 7 januari 2004

KREDIET
Consumentenkrediet - Administratieve beslissing tot intrekking en schorsing van de erkenning en inschrijving - Verhaal - Gewone rechter - Volheid van bevoegdheid - Schorsing
Zet.: J.-P. Lebeau (voorzitter)
Pl.: Mrs. J.-L. Misrahi, C. Bullman en P. Herman

Crefibel NV en Belgium Finance NV / Belgische Staat

1.Inleiding. De uitoefening van de activiteiten van kredietgever en kredietbemiddelaar is vrij streng gereglementeerd. De kredietgever die consumentenkredieten wenst toe te kennen dient te worden erkend 'door de Minister van Economische Zaken of zijn gemachtigde' (art. 74 Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (hierna WCK)), terwijl de kredietbemiddelaar zijn activiteiten pas mag uitoefenen, nadat hij hiertoe voorafgaandelijk is ingeschreven bij hetzelfde ministerie (art. 77 WCK). De ambtenaren van deze overheidsdienst oefenen ook een controle op de naleving van de toekenningsvoorwaarden uit. Deze erkenning of de inschrijving kan door de Minister van Economische Zaken worden ingetrokken of opgeschort voor een maximale termijn van één jaar (art. 106 respectievelijk art. 107 WCK). In geval van de intrekking van de erkenning of de inschrijving, dient de rechtsonderhorige een nieuwe aanvraag in te dienen, conform artikel 74 WCK respectievelijk artikel 77 WCK, hetgeen een bijkomende termijn van inactiviteit oplevert. De draagwijdte van deze administratieve sanctie is bijgevolg zeer vergaand. Omdat de rechterlijke controle bij de Raad van State te lang aansleept (zie Verslag Senaatscommissie vr. 916-2 (1989-90, 212) bij de totstandkoming van de Wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet), werd beslist - in afwijking van artikel 14 op de Gecoördineerde Wetten op de Raad van State - dat 'tegen de beslissing tot intrekking of opschorting van de erkenning en doorhaling of opschorting van de inschrijving, kan beroep worden ingesteld bij de rechtbank van koophandel... Het beroep heeft geen opschortende werking. Niettemin kan de eiser om schorsing van de tenuitvoerlegging van de genomen beslissing vragen aan de rechtbank waarbij het beroep is ingesteld of, in geval van hoogdringendheid, aan de voorzitter van de rechtbank, zetelend in kort geding' (oud art. 108 WCK).

2.Volheid van bevoegdheid in hoofde van de gewone rechter. In het kader van een vordering bij hoogdringendheid, ingeleid voor de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Charleroi, diende deze laatste zich uit te spreken over een verzoek tot schorsing van een administratieve beslissing, waarin de Minister van Economische Zaken bij beslissing van 9 juli 2003 was overgegaan tot schrapping van de inschrijving van NV C. voor een periode van 45 dagen enerzijds en tot schorsing van de erkenning van de NV C. en NV B.F. voor een periode van 30 dagen. Bij beschikking van 15 juli 2003 werd de publicatie van de ministeriële beslissing opgeschort, waarna een tweede beschikking volgde op datum van 15 september 2003. In deze uitspraak werd tot heropening van de debatten beslist, teneinde standpunt in te nemen over de aard van de rechterlijke controle op administratieve beslissingen.

In het kader van de controle op administratieve handelingen, werd de vraag gesteld of deze rechterlijke controle niet beperkt was tot een legaliteitstoetsing en tot een verificatie van het feit of geen subjectieve rechten van de rechtsonderhorige waren geschonden, zonder zich te mogen buigen over de opportuniteit van de genomen beslissing [1].

Deze theorie wordt in de beschikking van 7 januari 2004 door de voorzitter van de Rechtbank van Koophandel te Charleroi terecht niet gevolgd. Verwijzend naar de rechtspraak van het Hof van Cassatie [2] inzake het hoger beroep tegen administratieve beslissingen van de dienst RVA, zoals behandeld voor de arbeidsrechtbank, stelt de voorzitter dat het beroep, zoals (toen) voorzien in artikel 108 WCK, tot doel had door de gewone rechtbanken een volledige controle te laten uitoefenen, zowel op de wettelijkheid als op de opportuniteit.

In casu stelt de rechtbank vast dat het voorwerp van het onderzoek van de Administratie er op gericht was om de techniek van schuldsplitsing [3] op te sporen, terwijl het onderzoek uitwees dat de geviseerde vennootschappen zich niet aan deze techniek schuldig maakten, maar waarbij wel andere overtredingen waren vastgesteld. Gelet op de volheid van bevoegdheid, overwoog de rechtbank eveneens dat de sanctie buiten mate was, in vergelijking met gelijkaardige dossiers die in het verleden aan zijn rechtbank waren voorgelegd, waardoor hij de sanctie - prima facie - niet opportuun achtte. Hij merkte tevens op dat de minister aan de betrokken vennootschappen nooit een waarschuwing had gericht, zoals voorzien in artikel 83 WCK waarbij tot de stopzetting van de gelaakte handeling werd aangemaand. Het feit dat de bemiddelaar en kredietgever evenmin antecedenten hadden, deed de voorzitter finaal beslissen tot de schorsing van de administratieve beslissing van 9 juli 2003.

3.Nieuwe procedure. Gelet op de volheid van bevoegdheid en de snelheid waarmee de procedure voor de rechtbank kan worden afgewikkeld, is het te betreuren dat de wetgever is teruggekomen op de innovatie die de WCK door de toekenning van deze bevoegdheid aan de rechtbank van koophandel, had ingevoerd. Immers, bij Wet van 24 maart 2003 werd beslist om de artikelen 80 en 108 WCK af te schaffen, waardoor de rechtsonderhorige opnieuw is aangewezen op de normale procedure voor de Raad van State. De motivering bij deze wetswijziging bestond erin dat het thans mogelijk is om een administratief kortgeding voor de Raad van State in te leiden, waardoor de ratio legis van de artikelen 80 en 108, met name een versnelde procedure voor de rechtbank van koophandel zou zijn weggevallen. De voorbereidende werken besluiten door te stellen dat de Raad van State immers de natuurlijke rechter is voor administratieve beslissingen of akten [4].

Echter, in het kader van het administratief kort geding dient de rechtsonderhorige aan te tonen dat hij een risico op een ernstige schade loopt, die door de rechter ten gronde moeilijk herstelbaar zal zijn, bijvoorbeeld onder de vorm van een schadevergoeding. Ook de strenge(re) voorwaarde van de urgentie zal voor de Raad van State moeten worden aangetoond. Zelfs al kan aangenomen worden dat vooral de intrekking van een erkenning of inschrijving [5] in quasi alle gevallen tot een moeilijk herstelbaar nadeel zal leiden - in vele gevallen houdt dit het einde van de kredietgever of kredietbemiddelaar in - toch lijkt het er op dat de wetgever in het kader van de betwisting van administratieve rechtshandelingen inzake de toepassing van de WCK, de drempel naar de rechtbank heeft verhoogd. Dit zal vooral het geval zijn indien de vernietiging van de administratieve beslissing in een lange procedure voor de Raad van State moet worden bekomen, desgevallend gevolgd door een procedure tot het bekomen van een schadevergoeding. Het verdwijnen van de uitzonderlijke procedure voor de rechtbank van koophandel is bijgevolg geen goede ingeving van de wetgever.

[1] In die zin P. Dejemeppe, 'La réglementation de l'activité des intermédiaires de crédit', in La nouvelle loi sur le crédit à la consommation, DAOR april 1992, 95.
[2] Cass. 1 oktober 1992, Pas. 1992, I, 1107, nr. 32.
[3] Deze verboden techniek bestaat erin om één kredietaanvraag uit te splitsen over verscheidene kredietgevers, waardoor de consument gemakkelijker aan krediet geraakt - voor zover de aanvragen gelijktijdig worden ingediend en dus nog niet opgenomen zijn in de positieve kredietcentrale - en waardoor de bemiddelaar finaal een hoger commissieloon zal hebben ontvangen.
[4] Doc. 50 1730/001, 2001-02, 50.
[5] Het bewijs van het risico op een ernstige schade, die moeilijk herstelbaar zal zijn, zal moeilijker zijn in geval van een tijdelijke schorsing van de erkenning of de inschrijving, vooral als deze schorsing van korte duur zou zijn.