Article

Actualité : Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, 06/11/2003, R.D.C.-T.B.H., 2004/4, p. 413-415

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen 6 november 2003

EUROPEES RECHT - PRIVACY
Richtlijn 95/46/EG - Werkingssfeer - Openbaarmaking van persoonsgegevens op internet - Plaats van openbaarmaking - Begrip doorgifte van persoonsgegevens naar derde landen - Vrijheid van meningsuiting - Verenigbaarheid met Richtlijn 95/46 EG van verdergaande bescherming van persoonsgegevens door wettelijke regeling van Lidstaat
P. Jann (president van de eerste kamer, waarnemend voor de president), C. W. A. Timmermans, C. Gulmann, J. N. Cunha Rodrigues en A. Rosas (kamerpresidenten), D. A. O. Edward (rapporteur) en J.-P. Puissochet, F. Macken en S. von Bahr (rechters)
Advocaat-generaal: A. Tizzano

(Zaak C-101/01, 'Lindqvist' [1])

1.In een arrest van 6 november 2003 antwoordt het Europees Hof van Justitie op enkele vragen met betrekking tot de toepassing op het internet van de Richtlijn 95/46 EG van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens. Deze richtlijn werd sedertdien nog verduidelijkt en aangevuld door de Richtlijn 2002/58/EG van 12 juli 2002, ook gekend als de 'Richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie'. Op het ogenblik van de feiten was deze evenwel nog niet van toepassing zodat het hof hiermee geen rekening houdt in zijn overwegingen.

2.De zaak begon op een onschuldige manier: mevrouw Lindqvist, een huishoudelijke hulp en een vrijwillige begeleidster van de communicanten van de Zweedse parochie Alseda, had een website gemaakt om de parochianen te informeren over de voorbereiding van het vormsel. Mevrouw Lindqvist zette op deze website zonder enig kwaad opzet informatie over haarzelf en over haar collega's uit de parochie - namen, voornamen, beroepen, hobby's - waarbij soms ook werd ingegaan op hun kleine ongemakken en ongelukken. De weg naar de hel is geplaveid met goede voornemens. Mevrouw Lindqvist had hiervoor niet de toestemming gevraagd van haar collega's en sommigen onder hen waren niet blij met deze website. Mevrouw Lindqvist verwijderde de betrokken pagina's onmiddellijk maar het was te laat: ze werd vervolgd. In eerste aanleg werd zij veroordeeld tot een boete van 4.000 Zweedse Kronen (ongeveer 450 EUR) en tot een bijdrage van nog eens 300 Kronen aan een Zweeds fonds ter ondersteuning van slachtoffers van misdrijven.

In graad van beroep stelde het rechtscollege verschillende prejudiciële vragen over de interpretatie van de Richtlijn 95/ 46/EG.

3.Eerst bevestigt het hof dat de verwijzing op een internetpagina naar personen die geïdentificeerd worden door hun naam of door andere middelen, zoals hun telefoonnummer of door informatie over hun hobby's, een geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens is in de zin van de Richtlijn. De definitie van een verwerking van gegevens omvat met name het 'verstrekken door middel van doorzending, verspreiden of op enigerlei andere wijze ter beschikking stellen' (art. 2, sub b). Inzake het geautomatiseerd karakter van de verwerking oordeelt het hof dat het opladen van een pagina op een server om die daarna toegankelijk te maken voor de internetgebruikers, minstens gedeeltelijk op een geautomatiseerde wijze gebeurt.

4.Mevrouw Lindqvist betoogde ook dat haar daden louter binnen het kader van vrijwilligerswerk vielen, dat zij met een religieus doel gepleegd waren en dat er bijgevolg geen enkel winstoogmerk was. Daarom vielen deze daden volgens haar niet binnen de werkingssfeer van het Europees recht en van de richtlijn, maar wel onder de vrijheid van meningsuiting. Het hof meent enkel te kunnen nagaan of de daden onder één van de twee uitzonderingen van de Richtlijn vallen. Aangezien de eerste uitzondering enkel betrekking heeft op bepaalde activiteiten van de Lidstaten, kan alleen de tweede uitzondering voor de activiteiten met 'uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden' eventueel in aanmerking komen. Het hof verwerpt dit echter resoluut omdat de gegevens door hun openbaarmaking op het internet 'voor een onbepaald aantal personen toegankelijk worden gemaakt'.

5.Vervolgens vroeg het rechtscollege in beroep ook of de vermelding dat een persoon zijn voet bezeerd heeft en met ziekteverlof is, een gegeven in verband met de gezondheid vormt. Het hof kan op deze vraag niet anders dan positief antwoorden en stelt dat dit begrip ruim geïnterpreteerd moet worden zodat informatie over alle aspecten van de gezondheid van een persoon - zowel de fysieke als de psychische aspecten - hieronder vallen.

6.Een interessantere doch minder evidente vraag is of de openbaarmaking van die informatie op het internet beschouwd moet worden als een doorgifte van persoonsgegevens naar een derde land in de zin van artikel 25 van de Richtlijn. In het arrest wijst het hof op de absurde gevolgen indien dit het geval zou zijn: als het plaatsen van persoonsgegevens op het internet een doorgifte van die gegevens aan een derde land zou uitmaken, zouden de Lidstaten verplicht zijn om dit te verhinderen zodra er in één enkel land geen waarborgen worden geboden voor een passend beschermingsniveau. Hieruit leidt het hof af dat er geen doorgifte van gegevens aan een derde land is wanneer een persoon uit een Lidstaat persoonsgegevens plaatst op een internetpagina bij een hosting provider uit een Lidstaat.

Bij het lezen van de redenering van het hof moet rekening gehouden worden met het feit dat de vraag geen betrekking had op de verwerking van gegevens door hosting providers en dat in deze zaak de internetpagina's van mevrouw Lindqvist niet de technische middelen bevatten 'waardoor die informatie automatisch had kunnen worden verzonden aan personen die niet bewust toegang tot die pagina's hadden proberen te krijgen'.

7.Het hof moest ook ingaan op de vraag of de toepassing van de Richtlijn op een dergelijke zaak geen beperking vormt op de vrijheid van meningsuiting en van andere grondrechten uit artikel 10 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Volgens het hof is dat niet het geval. Het hof stelt echter ook dat het aan de nationale autoriteiten en rechtsinstanties toekomt om bij de toepassing van de richtlijn een juist evenwicht met deze grondrechten te verzekeren. Zodoende moet bij de toepassing van de sancties ook het evenredigheidsbeginsel nageleefd worden. De straffen die aan mevrouw Lindqvist worden opgelegd, lijken immers wat zwaar te zijn voor een eerder licht misdrijf waaraan de beklaagde onmiddellijk na de eerste klachten van de betrokkenen een einde heeft gesteld.

8.Ten slotte bevestigt het hof nog dat de Lidstaten de draagwijdte van de nationale wetgeving in uitvoering van de richtlijn mogen uitbreiden tot gebieden die niet onder de werkingssfeer van de richtlijn vallen. Hierbij moet opgemerkt worden dat de Commissie deze mening niet deelt. Uit de vraag en uit het antwoord van het hof blijkt evenwel niet aan welke gebieden de Zweedse staat dacht.

[1] Nog niet gepubliceerd, raadpleegbaar op http://www.curia.eu.int/ jurisp/cgi-bin/form.pl?lang=nl.