Article

Actualité : Europees Hof van Justitie Brussel, 18/11/2003, R.D.C.-T.B.H., 2004/3, p. 315-316

Europees Hof van Justitie Brussel 18 november 2003

VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN - INTELLECTUEEL EIGENDOMSRECHT
Bescherming van geografische aanduidingen en oorsprongsbenamingen - Bilaterale overeenkomst tussen Lidstaat en derde land - Artikelen 28 EG en 30 EG - Verordening (EEG) nr. 2081/92 - Artikel 307 EG - Statenopvolging met betrekking tot verdragen
Zet.: V. Skouris (president), P. Jann, C.W.A. Timmermans (rapporteur), C. Gulmann, J.N. Cunha Rodrigues (kamerpresidenten), D.A.O. Edward, A. La Pergola, J.-P. Puissochet, R. Schintgen, N. Colneric en S. von Bahr (rechters)
Advocaat-generaal: A. Tizzano

(Zaak C-216/01, 'Budvar' [1])

1.In een arrest van 18 november 2003 diende het Hof van Justitie zich in de zaak C-216/01, Budvar, uit te spreken over de geldigheid van een bilateraal verdrag gesloten in 1976 tussen Oostenrijk en de Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek betreffende de bescherming van herkomstaanduidingen, oorsprongsbenamingen en andere benamingen die de herkomst van landbouw- en industriële producten aanduiden ('het bilateraal verdrag'). De verwijzende rechter wenste meer bepaald te vernemen of aan dit verdrag, gesloten vóór de toetreding tot de Europese Unie ('EU') van Oostenrijk, enig gevolg moest worden gegeven in de Oostenrijkse rechtsorde aangezien de bepalingen ervan een beperking van de intracommunautaire handel vormen.

2.Het bilateraal verdrag verleent een absolute bescherming, d.i. een van elk gevaar voor misleiding onafhankelijke bescherming, aan de benaming 'Bud' en bepaalt dat deze benaming uitsluitend aan Tsjechische producten is voorbehouden. De Tsjechische brouwerij Budejovicky Budvar ('Budvar') produceert en exporteert bier onder de merken 'Budjovicky Budvar' en 'Budweiser Budvar'. Het laatste wordt o.a. naar Oostenrijk geëxporteerd. In deze Lidstaat wordt door Ammersin, een Oostenrijkse vennootschap, bier van het merk 'American Bud' in de handel gebracht. Dit bier wordt in de Verenigde Staten geproduceerd door de brouwerij Anheuser-Busch en ingekocht door een exclusieve importeur in Oostenrijk. Budvar spande op grond van het bilateraal verdrag een zaak aan voor de Oostenrijkse rechter tegen zowel Ammersin als de exclusieve importeur.

3.Deze zaak kadert in een reeds lang aanslepende juridische strijd tussen Budvar en Anheuser-Busch over de merknaam 'Budweiser'. Anheuser-Busch, 's werelds grootste brouwerij, heeft de merknaam reeds in 1878 in de VS gedeponeerd en beschikt nu over een alleenrecht op het gebruik ervan buiten Europa. Budvar heeft daarentegen dezelfde merknaam in het grootste deel van Europa gedeponeerd en maakt nu aanspraak op een wereldwijde bescherming van de merknaam, aangezien deze volgens haar zou moeten worden beschouwd als een geografische herkomstaanduiding (genre 'champagne' of 'Parma ham'). Bijgevolg zou alleen bier gebrouwen in Ceske Budejovice - Tsjechisch voor Budweis - gekwalificeerd kunnen worden als 'Budweiser'. Om dit alles te omzeilen had Anheuser-Busch ervoor gekozen om in Oost-Europa en Duitsland haar bier op de markt te brengen onder de naam 'Bud' (in Oostenrijk 'American Bud') of gewoonweg 'B'.

4.Het Handelsgericht Wien wenste van het hof te vernemen of artikel 28 EG zich verzet tegen de toepassing van het bilateraal verdrag en de erin opgenomen absolute bescherming die het mogelijk maakt de invoer van een goed dat in een andere Lidstaat rechtmatig in de handel is gebracht, te verhinderen. Indien ja, achtte de Oostenrijkse rechter het niet mogelijk om in het licht van de bestaande rechtspraak van het hof te oordelen of een eenvoudige en indirecte geografische herkomstaanduiding, die niet de traditioneel aan een oorsprongsbenaming verbonden garanties (kwaliteits- of fabricagenormen) geeft, eveneens onder de bescherming van industriële en commerciële eigendom in de zin van artikel 30 EG valt.

5.In zijn artikel 28-30 EG-analyse herinnert het hof eraan dat deze bepalingen zonder enig onderscheid van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap en op producten die, ongeacht hun eerste oorsprong, in één van de Lidstaten in het vrije verkeer zijn gebracht. Het uit het bilateraal verdrag voortvloeiende verbod om uit andere landen dan Tsjechië afkomstig bier in Oostenrijk onder de benaming Bud in de handel te brengen, heeft een ongunstige invloed op de invoer van American Bud uit andere Lidstaten, zodat de intracommunautaire handel erdoor belemmerd wordt. Aangezien deze wettelijke bepaling een maatregel van gelijke werking als een kwantitatieve beperking in de zin van artikel 28 EG vormt, dient zij te worden gerechtvaardigd op basis van artikel 30 EG.

6.Volgens vaste rechtspraak van het hof [2] is een bilateraal verdrag dat een verbod bevat om in een lidstaat een geografische benaming te gebruiken die in een andere lidstaat wordt beschermd, gericht op het waarborgen van een eerlijke mededinging. Een dergelijk doel kan aldus beschouwd worden als behorend tot de bescherming van de industriële en commerciële eigendom in de zin van artikel 30 EG, mits de betrokken benaming op de datum van inwerkingtreding van het verdrag of nadien in het land van oorsprong geen soortnaam is geworden.

7.Volgens het hof dient de verwijzende rechter na te gaan of 'Bud' volgens de in de Tsjechische Republiek heersende opvatting een streek of plaats op het Tsjechische grondgebied aanduidt. Indien dit het geval is, verzet artikel 30 EG er zich niet tegen dat deze bescherming wordt uitgebreid tot het Oostenrijkse grondgebied. Indien dit daarentegen niet het geval is, dan voorziet het bilateraal verdrag in een absolute bescherming die een belemmering van het vrije verkeer van goederen vormt die niet kan worden gerechtvaardigd op grond van de bescherming van de industriële en commerciële eigendom in de zin van artikel 30 EG.

8.Het Handelsgericht Wien wenste in dit verband van het hof te vernemen of artikel 307 EG toestaat bepalingen toe te passen van een bilateraal verdrag gesloten tussen een Lidstaat en een derde land, ook al blijken deze bepalingen in strijd te zijn met bepalingen van het EG-Verdrag, op grond van het feit dat het verdrag is gesloten vóór de toetreding van de Lidstaat tot de EU.

9.Het hof heeft reeds meerdere malen geoordeeld [3] dat artikel 307 EG, in lijn met de beginselen van het volkenrecht, eraan in de weg staat dat de verbintenis van de betrokken Lidstaat om de uit een oudere overeenkomst voortvloeiende rechten van derde landen te eerbiedigen en de daarmee samenhangende verplichtingen na te komen, wordt aangetast door de toepassing van het EG-Verdrag.

10.De Tsjechoslowaakse Socialistische Republiek heeft niettemin als gevolg van haar deling op 1 januari 1993 opgehouden te bestaan. Bijgevolg draagt het hof de verwijzende rechter op te onderzoeken of het bilateraal verdrag dat in het hoofdgeding aan de orde is, de daaruit voortvloeiende rechten ten gunste van Tsjechië evenals de dienovereenkomstige verplichtingen van Oostenrijk, na de deling zijn gehandhaafd en derhalve nog steeds van kracht waren op de datum van toetreding van de Oostenrijk tot de EU (1 januari 1995). Indien dit het geval is, dienen de verplichtingen die voortvloeien uit het bilateraal verdrag gerespecteerd te worden, ook al zijn ze in strijd met de bepalingen inzake het vrij verkeer van goederen.

11.Indien de Oostenrijkse rechter, in opvolging van het arrest van het hof, zou besluiten dat de benaming 'Bud' direct of indirect een streek of plaats in Tsjechië aanduidt, dan zal er alleszins een einde worden gesteld aan de marketingstrategie van Anheuser-Busch wat betreft het Oostenrijkse grondgebied. In een dergelijk geval blijven de verplichtingen van het bilateraal verdrag, gesloten vóór de toetreding van Oostenrijk tot de EU, immers gelden, ook al zijn deze verplichtingen strijdig met het EG-Verdrag.

12.Het Budvar-arrest leest als een handleiding voor de verplichtingen die de kandidaat-lidstaten, die op 1 mei 2004 tot de EU toetreden, momenteel verdragsrechterlijk hebben aangegaan met niet-EU Lidstaten. Zij zullen deze verplichtingen kunnen honoreren, ook indien deze strijdig zijn met hun nieuwe verplichtingen in EU-verband.

13.Tenslotte is het nog vermeldenswaardig dat de positie van Budvar vanaf 1 mei 2004, bij de toetreding van Tsjechië tot de EU, versterkt zal worden. In het toetredingsverdrag van Tsjechië, is 'Budweiser' immers als een geografische herkomstaanduiding opgenomen. Bijgevolg zal de Tsjechische brouwer van wettelijke bescherming kunnen genieten die zich uitstrekt over het grondgebied van alle huidige en toekomstige Lidstaten.

[1] Nog niet gepubliceerd, raadpleegbaar op http://curia.eu.int/jurisp/cgi- bin/form.pl?lang=nl.
[2] Zie o.a. arrest C-3/91, Exoportur [1992], Jur., I-5529, punt 37 en arrest C-87/97, Consorzio per la tutela del formaggio Gorgonzola [1999], Jur., I-1301, punt 20.
[3] Zie o.a. arrest C-84/98, Commissie v. Portugal [2000], Jur., I-5215, punt 53.