Article

Hof van Beroep Antwerpen, 27/06/2002, R.D.C.-T.B.H., 2004/1, p. 64-65

Hof van Beroep Antwerpen 27 juni 2002

FAILLISSEMENT
Faillietverklaring - Vordering tot faillietverklaring - Belang - Schuldenaar in vereffening
De schuldeisers hebben een belang bij het nastreven van het faillissement van een in vereffening gestelde vennootschap. Eensdeels biedt de faillissementsprocedure een zekerheid die de vereffening niet heeft zowel dankzij de aanstelling van een curator als wegens de overige waarborgen voor de bescherming van de schuldeisers geboden door de artikelen 12, 17 tot 20 Faillissementswet en 530 Wetboek van Vennootschappen. Anderdeels staat niet vast dat de schuldeisers ingeval van faillissement, in het concrete geval, geen grotere kans zouden hebben op percenten.
FAILLITE
Déclaration de faillite - Demande de faillite - Intérêt - Débiteur en liquidation
Les créanciers ont intérêt à demander la faillite d'une entreprise en liquidation.
D'une part la procédure de faillite offre une sécurité que ne donne pas la mise en liquidation, notamment grâce à la désignation d'un curateur et grâce à la protection que confèrent les articles 12, 17 à 20 de la loi sur la faillite et l'article 530 du Code des sociétés. D'autre part, le cas d'espèce ne révèle pas que les créanciers chirographaires recevraient un dividende supérieur s'il n'y avait pas de mise en faillite.

Part.: NV Optimeat / Haringsma

Zet.: E. Hulpiau (raadsheer, wnd. voorzitter), E. Lemmens en J. Embrechts (raadsheren)
Pl.: Mrs. P. Bellefroid en J. Van Looy
1. De antecedenten en de vorderingen

Bij vonnis van de Rechtbank van Koophandel te Brugge d.d. 25 oktober 2001 werd NV Optimeat veroordeeld om aan de heer Haringsma een bedrag van 198.314,82 EUR (8.000.000 BEF) te betalen. De vordering, die op wissels was gesteund, werd niet betwist. Het vonnis werd betekend op 7 november 2001 en er werd geen rechtsmiddel aangewend.

Op 8 november 2001 besliste NV Optimeat tot haar ontbinding en als vereffenaar werd BVBA MDG Management aangesteld.

Op 21 januari 2002 heeft de heer Haringsma 'NV Optimeat in vereffening' en 'BVBA MDG Management als vereffenaar van eerste gedaagde' doen dagvaarden om te verschijnen voor de Rechtbank van Koophandel te Antwerpen, teneinde NV Optimeat in staat van faillissement te doen verklaren.

In het bestreden vonnis d.d. 11 april 2002 beschouwde de eerste rechter de dagvaarding als gericht tegen NV Optimeat en betekend 'zowel bij de vereffenaar als op de maatschappelijke zetel'. De eerste rechter stelde vast dat de boekhouding van NV Optimeat niet betrouwbaar was, in slechte staat en weinig bewijskrachtig, dat de vereffenaar geen duidelijkheid kon brengen in de verdere afwikkeling van de vereffening, dat de vordering van de heer Haringsma niet kon worden betaald en dat de heer Haringsma geen verder uitstel van betaling toestond. Daaraan voegde de eerste rechter toe dat uit het stilzitten van de andere schuldeisers niet kon worden afgeleid dat zij akkoord gaan met de vereffening en het bovendien gaat om bevoorrechte en hypothecaire schuldeisers. Op die gronden verklaarde de eerste rechter NV Optimeat in staat van faillissement.

De tegenvorderingen wegens en tergend roekeloos geding, die NV Optimeat en BVBAB MDG Management hadden gesteld, werden ongegrond verklaard.

NV Optimeat en BVBA MDG Management hebben op 19 april 2002 hoger beroep ingesteld. Zij besluiten tot de onontvankelijkheid, minstens ongegrondheid van de vordering en tot de toekenning van een schadevergoeding van 2.500,00 EUR wegens tergend en roekeloos geding. De heer Haringsma en de curator besluiten tot de ongegrondheid van het hoger beroep.

2. Beoordeling

Het doel en de grondslag van de vorderingen werden, zo in feite als in rechte, in de hieraan voorafgaande procedurestukken uiteengezet. Het hof verwijst ernaar.

2.1. De toelaatbaarheid van de vorderingen
2.1.1. Tegenover BVBA MDG Management

De heer Haringsma zet uiteen wel degelijk zowel NV Optimeat als BVBA MDG Management te hebben doen dagvaarden: de eerste als de partij wiens faillietverklaring werd gevorderd, de tweede als in de zaak betrokken partij.

De heer Haringsma vordert echter volstrekt niets van BVBA MDG Management, zelfs niet de gemeenverklaring van het vonnis of het arrest. Precies omdat er tegen BVBA MDG Management geen vordering wordt gesteld, kan er ook geen sprake zijn van enige ontoelaatbaarheid. Er kan enkel worden vastgesteld dat van BVBA MDG Management niets wordt gevorderd en, vermits de heer Haringsma aldus nutteloos BVBA MDG Management deed dagvaarden, dient de heer Haringsma in de kosten van het geding van BVBA MDG Management verwezen. Deze kosten betreffen enkel de rechtsplegingsvergoeding in eerste aanleg, vermits BVBA MDG Management in de beroepsprocedure geen andere kosten had dan deze van NV Optimeat.

Dat de heer Haringsma oordeelde er goed aan te doen BVBA MDG Management in de procedure te betrekken, brengt niet mee dat het geding tergend en roekeloos is.

2.1.2. Tegenover NV Optimeat

De heer Haringsma, die voor de eerste rechter de faillietverklaring van NV Optimeat in vereffening heeft gevorderd, is schuldeiser van deze vennootschap. Op de datum waarop NV Optimeat in vereffening werd gesteld (8 november 2001) was de heer Haringsma tot dagvaarding overgegaan, was NV Optimeat veroordeeld en was het vonnis aan NV Optimeat betekend. Abstractie makend van de schuldvordering van NV Farmer John die, naar ter zitting door NV Optimeat werd gepleit, met de grootste argwaan moet worden onderzocht (NV Optimeat houdt staande zelf schuldeiser van NV Farmer John te zijn), is de heer Haringsma ruimschoots de belangrijkste chirografaire schuldeiser.

De faillissementsprocedure biedt op twee vlakken aan de schuldeisers een zekerheid die de vereffening niet heeft. Enerzijds wordt de curator door de rechtbank benoemd en dient hij de rechtsplegingen te volgen die een controle van de schuldeisers, de rechter-commissaris en de rechtbank op de daartoe bepaalde tijdstippen mogelijk maakt ten aanzien van de afhandeling van het faillissement en de kosten ervan. De vereffenaar daarentegen wordt benoemd en afgezet door de algemene vergadering. Anderzijds biedt het faillissement betere waarborgen voor de bescherming van de schuldeisers, o.m. door de artikelen 12, 17-20 Faill.W. en artikel 530 W.Venn.

Dat deze betere bescherming van de schuldeisers en de ruimere armslag die een curator krachtens de wet heeft in de concrete omstandigheden van de zaak niet tot een beter of ander resultaat voor de chirografaire schuldeisers zou leiden staat niet vast nu de mogelijkheid tot het bekomen van een dividend volledig zal afhangen van de mate waarin het actief zal kunnen worden wedersamengesteld en van de mate waarin de schuldvorderingen die NV Optimeat beweert te bezitten realiteit zullen blijken.

De schuldeisers hebben derhalve een belang bij het nastreven van het faillissement van een in vereffening gestelde vennootschap, zodat de vordering toelaatbaar is.

(...)

Om die redenen:

Het hof,

(...)

Verklaart het hoger beroep van NV Optimeat ongegrond;

(...)