Article

De conclusie van het openbaar ministerie luidde als volgt:, R.D.C.-T.B.H., 2004/1, p. 61-63

AUTEURSRECHT
Tekst in een tijdschrift - Samenvattingen - Kenmerkende eigenschappen
Een tekst in een tijdschrift of op een elektronische drager weergegeven kan de vorm zijn waarin de maker zijn ideeën uitwerkt. Het overnemen in een tekst die als een samenvatting wordt gepresenteerd van elementen die de oorspronkelijkheid van deze tekst uitmaken, valt onder de auteursrechtelijke bescherming.
Van een auteursrechtelijke verboden overneming kan sprake zijn ingeval van overnemingen met wijzigingen van minder ingrijpende aard. Het komt erop aan na te gaan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangenomen.
RECHTEN VAN DE MENS
Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten - Artikel 15 - Geen directe werking
Artikel 15 van het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten doet aan de zijde van de justitiabele geen individuele rechten ontstaan die de nationale rechterlijke instanties zouden moeten vrijwaren.
DROIT D'AUTEUR
Texte publié dans une revue périodique - Résumés - Propriétés distinctives
La publication d'un texte dans une revue périodique ou sur un support électronique peut être la forme dans laquelle l'auteur exprime ses idées. La reproduction dans un texte qui est présenté comme un résumé des éléments qui constituent l'original de ce texte tombe sous la protection du droit d'auteur.
On peut parler d'emprunts interdits en vertu du droit d'auteur dans le cas d'emprunts comprenant des modifications de nature moins importante. Il convient de vérifier si l'oeuvre constitutive de la prétendue infraction fait apparaître les traits de l'oeuvre initiale qui sont protégés par les droits d'auteur dans une mesure telle que l'impression globale produite par les deux oeuvres diffère trop peu pour juger que la première visée peut être considérée comme une oeuvre indépendante.
DROITS DE L'HOMME
Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels - Article 15 - Pas d'effet direct
L'article 15 du Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels ne fait naître dans le chef du justiciable aucun droit individuel qui devrait être garanti par les juridictions nationales.
Conclusie van advocaat-generaal Guido Bresseleers
De conclusie van het openbaar ministerie luidde als volgt:
A. Inleiding

1.Onder de naam 'Fiscale Databank Index' bezorgt eiseres (NV Index) fiscale en parafiscale informatie aan de gebruiker. Via cd-rom of middels de internetsite van eiseres, krijgt de lezer toegang tot de gegevensbank waarin o.m. samenvattingen zijn samengebracht van relevante teksten. Zo worden in de gegevensbank samenvattingen opgenomen van artikels uit de nieuwsbrieven 'Fiscoloog' en 'Fiscoloog Internationaal', beide uitgegeven door verweerster (NV Biblo). Het gaat om werkelijke samenvattingen van artikels uit de nieuwsbrieven van verweerster en dus geen zogenaamde 'abstracts' die er zich toe beperken de gedachtegang van een artikel weer te geven door middel van de overname van enkele sleutelwoorden [1].

2.Met betrekking tot deze samenvattingen leidt de uitgever-verweerster een stakingsvordering in op grond van artikel 87 van de Auteurswet 1994. Zij houdt voor dat de artikels zijn samengevat zonder de overeenkomstig artikel 1, § 1 van de Auteurswet 1994 vereiste toestemming van de auteur en vordert daarom een verspreidingsverbod onder verbeurte van een dwangsom.

De stakingsrechter oordeelde in eerste aanleg dat de vordering gegrond is voor één welbepaalde samenvatting op grond van onrechtmatig gebruik van het citaatrecht. Op het hoger beroep van verweerster willigen de appelrechters de vordering in voor alle door haar geviseerde samenvattingen. Daarbij stellen zij uitdrukkelijk vast dat bij de oplossing van het geschil het in artikel 21 en 22 van de Auteurswet 1994 bepaalde citaatrecht, in concreto buiten beschouwing moet worden gelaten aangezien eiseres zich hier niet op beroept [2]. Ook de Wet van 31 augustus 1988 houdende de omzetting in het Belgische recht van de Europese Richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken wordt niet bij de beoordeling betrokken.

B. Auteursrechtelijke inbreuk: criteria

3.In het tweede onderdeel van het enig middel stelt eiseres de toepassing van de Auteurswet 1994 door de appelrechters in vraag. De schending van artikel 87 van de Auteurswet die eiseres opwerpt, wordt niet verder ontwikkeld, zodat deze grief niet ontvankelijk is. Bij de aangevoerde schending van artikel 1 viseert eiseres de criteria die door de appelrechters werden gehanteerd om tot een auteursrechtelijke inbreuk te besluiten. Dit aspect moet nader worden onderzocht.

4.Artikel 1 bepaalt dat alleen de maker van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om dit werk te reproduceren of te laten reproduceren, het te bewerken of te vertalen. Dit houdt in dat een werk niet kan gereproduceerd, bewerkt of vertaald worden zonder de toestemming van de maker ervan.

Het Hof van Cassatie verduidelijkte in het arrest van 19 maart 1998 [3] dat het wetsartikel geen idee of concept beschermt. Ook de rechtsleer staat unaniem achter het uitgangpunt dat de Auteurswet in zijn artikel 1 alleen de vorm van een werk - d.i. de wijze waarop het idee of het concept wordt uitgedrukt - beschermt [4]. Om na te gaan of er een

inbreuk is op het wettelijk verbod wordt daarom nagegaan of een element dat de oorspronkelijkheid van de vorm van een werk uitmaakt, werd overgenomen [5]. Indien m.a.w. iets wordt overgenomen van de originele wijze waarop de maker zijn idee heeft uitgewerkt zij het slechts gedeeltelijk [6] -, is diens toestemming voor de overname nodig. In het andere geval is deze niet vereist.

5.Andere criteria dan het ontlenen van datgene dat de originaliteit van het werk uitmaakt zijn er niet.

In geval van de samenvatting van een artikel spelen de lengte of de kwaliteit van de samenvatting geen beslissende rol [7]. Evenmin is het bepalend of de samenvatting als secundaire bron de raadpleging van het oorspronkelijke artikel als primaire bron noodzakelijk maakt.

Het Franse Hof van Cassatie is op dit laatste punt een andere mening toegedaan. In het arrest Microfor van 30 oktober 1987 oordeelde het Franse hof dat het criterium van de 'substituabilité' bepalend is bij de beoordeling van een mogelijke inbreuk [8]. Het hof oordeelde dat de toestemming van de auteur niet nodig is indien de lezer bij de lezing van de samenvatting zich moet wenden tot het oorspronkelijke artikel.

Dit betekent ook dat wanneer het lezen van een samenvatting de consultatie van het oorspronkelijke artikel overbodig maakt, de toestemming van de auteur van het oorspronkelijke artikel wel vereist is [9], [10].

Aangezien in de wetenschap en dus ook in de rechtswetenschap veelal de neiging leeft eerder de idee dan de vorm te beschermen, wekt het geen verbazing dat sommigen deze beslissing toejuichen [11]. Ze schept tevens een gunstig klimaat voor het ontwikkelen van juridische databanken. Toch stuit deze oplossing ook in de rechtsleer op bezwaren precies omdat op grond van dit criterium de aandacht contra legem wordt verplaatst van de vorm naar de inhoud [12]. Uit de interpretatie zoals verwoord in het Microfor-arrest, volgt immers dat een samenvatting van een oorspronkelijk artikel die op zich voldoende origineel is naar de vorm, en dus volgens de klassieke opvatting zonder toestemming zou kunnen worden geredigeerd, de toestemming van de auteur vereist omdat de samenvatting als secundaire bron op zichzelf staat en de lezer ontslaat van de raadpleging van de primaire bron [13].

Een en ander pleit ervoor om bij samenvattingen de traditionele opvatting inzake de beoordeling van de auteursrechtelijke bescherming en inbreuk te behouden. Dit houdt in dat de rechter nagaat of de samenvatting originele elementen ontleent aan het oorspronkelijke artikel waardoor zij inbreuk pleegt op de originaliteit ervan [14].

6.Kan dit criterium, de beoordeling van de originaliteit, nog verder worden uitgewerkt? De Nederlandse Hoge Raad heeft met betrekking tot de geschriftenbescherming een rechtspraak ontwikkeld die vooropstelt dat er sprake van ontlening is indien tussen twee werken opvallende overeenstemming bestaat. Het vermoeden van ontlening kan dan door de persoon die ervan wordt beschuldigd, echter weerlegd worden [15]. Uit deze rechtspraak valt te onthouden dat ook overnemingen met wijzigingen van minder ingrijpende aard (bv. wanneer de overneming niet geheel of grotendeels letterlijk is en zij weglatingen of toevoegingen bevat) in aanmerking komen [16]. In casu is het echter overbodig om in te gaan op de vereiste overeenstemming, waarover eiseres het eens is.

7.Eiseres wijst in het tweede onderdeel verder in het bijzonder op de eigenheid van de wetenschappelijke publicatie van de samenvatting van een artikel. Hoe kan een samenvatting worden beoordeeld in het licht van het hiervoor uiteengezette traditionele criterium wanneer zij in een wetenschappelijke context precies tot doel heeft de oorspronkelijke tekst zo getrouw mogelijk weer te geven met overname van de bewoordingen en van de structuur?

Het kan moeilijk betwist worden dat ook in dit geval de originele vormgeving van het oorspronkelijke artikel bescherming verdient en dat niet onverkort aan de toestemming van de auteur van het oorspronkelijke artikel kan worden voorbijgegaan [17]. De beoordeling van de overname van de originaliteit vraagt inderdaad wel een verdere verfijning. Het criterium van de 'eenvoudige herhaling' dat men ook in de rechtspraak van de Nederlandse Hoge Raad terug vindt [18], kan daarbij helpen. Als toetssteen voor de overname van originaliteit, verzoent dit criterium de noodzakelijke auteursrechtelijke bescherming met het nut van de wetenschappelijke publicatie van de samenvatting. Zelfs wanneer van een inbreuk gewag kan worden gemaakt indien in de (ontleende) weergave sprake is van niet-ingrijpende wijzigingen, dan kan men toch niet tot een inbreuk besluiten indien de nieuwe opschriftstelling niet als een eenvoudige herhaling van de eerdere opschriftstelling is te beschouwen [19].

De diverse vergelijkingen tussen de samenvattingen en de oorspronkelijke artikels die de appelrechters in deze casus onder de loep nemen, wijzen alle in de richting van de eenvoudige herhaling, zodat de appelrechters dan ook correct kunnen besluiten tot een inbreuk op de auteursrechtelijke bescherming. Het tweede onderdeel kan in zoverre dan ook niet worden aangenomen. Uit dezelfde overwegingen blijkt trouwens meteen ook dat het verweer van eiseres dat het verschil in vormgeving noodzakelijk klein was om wetenschappelijke reden - en waarvan zij de niet-beantwoording in het eerste onderdeel aanvoert - wordt verworpen en dus wel degelijk wordt beantwoord.

C. De auteursrechtelijke inbreuk en het recht op informatie

8.Eiseres voert ten slotte in het derde onderdeel aan dat in ieder geval de auteursrechtelijke inbreuk zoals zij door de appelrechters wordt vastgesteld in strijd is met het recht op informatie voor het publiek en het recht op verzamelen van informatie. Zij stoelt haar standpunt enerzijds op het recht op vrije deelname aan cultuur, kunst en wetenschappen (onder verwijzing naar art. 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948 en art. 15.1 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten) en anderzijds op het recht op vrijheid van meningsuiting (terug te vinden in art. 10.1 van het EVRM en art. 19 van het IVBPR).

9.Tot een onderzoek van de beweerde schending van het recht op vrije deelname aan cultuur, kunst en wetenschappen kan het hier niet komen. Eiseres kan geen schending van artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens aanvoeren nu de door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties goedgekeurde verklaring geen wet is in de zin van artikel 608 Ger.W. [20]. Artikel 15 van het van het internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten heeft van zijn kant geen onmiddellijke gevolgen en doet aan de zijde van de rechtszoekende geen individuele rechten ontstaan die de nationale rechter zou moeten vrijwaren. Dit volgt uit artikel 2 van hetzelfde Verdrag. In zijn eerste lid bepaalt dit artikel immers dat de Staten die partij zijn bij het verdrag zich verbinden maatregelen te nemen om tot een algehele verwezenlijking van de in het verdrag erkende rechten te komen. Krachtens het tweede lid van artikel 2 verbinden diezelfde Staten zich te waarborgen dat de in het verdrag opgesomde rechten geleidelijk zonder discriminatie zullen kunnen worden uitgeoefend [21], zonder meer.

10.Waar het derde onderdeel opnieuw schending van de Wet van 30 juni 1994 aanvoert, zonder dat dit evenwel een afzonderlijke grief uitmaakt, is het niet ontvankelijk. In het derde onderdeel moet dus alleen een mogelijke schending van het recht op de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10.1 EVRM en 19 IVBPR, nader worden onderzocht. Beide bepalingen hebben immers rechtstreekse werking in de Belgische rechtsorde en genieten voorrang op minder gunstige bepalingen. Het recht op vrijheid van meningsuiting dat in deze artikels wordt geformuleerd en in zoverre bekrachtigd [22], omvat de vrijheid om een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen. Een dergelijke vrijheid laat evenwel het beschermingsmechanisme zoals uitgewerkt in de Auteurswet van 1994 onverlet. De in de wet geboden bescherming voor de maker van een werk van letterkunde of kunst doet immers op geen enkele wijze afbreuk aan het recht op de vrijheid van meningsuiting van de ander. De beslissing van de appelrechters dat het een auteursrechtelijke inbreuk betreft op grond van de Auteurswet, kan dus geen beperking inhouden op het recht van vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in de vermelde verdragsartikels. Ook deze grief kan niet worden aangenomen.

Conclusie: verwerping

[1] S. Denis, Y. Poullet en X. Thunis, Banques de données; quelle protection juridique?, Cahiers du centre de recherches informatique et droit, Story- Scientia, 1988, nr. 60; M. Frequin en H. Vanhees, Auteursrecht in een notendop, Garant, 1998, 15 (die ook wijst op de wetenschappelijke relevantie ervan); A. Strowel en J.-P. Triaille, Le droit d'auteur, du logiciel au multimédia, Cahiers du centre de recherches informatique et droit, 1997, 238, nr. 347.
[2] Deze wetsartikels laten onder de erin omschreven voorwaarden uitzonderingen toe op de vermogensrechten van de auteur.
[3] A.R. C.97.0002.N, A.C. nr. 15.
[4] A. Berenboom, Le nouveau droit d'auteur et les droits voisins, Larcier 1997, 58, nr. 33 en 62, nr. 35. J.C. Corbet, Auteursrecht, A.P.R. 1991, 25, nr. 61; F. de Visscher en B. Michaux, Précis du droit d'auteur et des droits voisins, Brussel, Bruylant, 2000, 65, nr. 83 en 68 nr. 86; M. Frequin en H. Vanhees, Auteursrechtgids voor Nederland en België, Den Haag, Antwerpen, Standaard, 1999, 19. In de Nederlandse rechtsleer pleit men eerder voor het onderscheid tussen objectieve en subjectieve elementen: zie onderscheid bij J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, Auteursrecht, Deventer, Kluwer, 1993, 59, nr. 43.
[5] F. de Visscher en B. Michaux, o.c., 69, nr. 86; zie in Nederland: J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, o.c., 62, nr. 45.
[6] Zie in het algemeen hierover: A. Berenboom, o.c., 65, nr. 38; H. Vanhees, o.c., 20.
[7] Cass. fr. 30 oktober 1987, J.C.P. 1988, nr. 20932; ook Cass. fr. 9 november 1983, J.C.P. 1984, IV, 22.
[8] S. Denis, Y. Poullet en X. Thunis, o.c., nr. 56.
[9] Dit is een andere vereiste dan de vermelding van de naam van de auteur van het oorspronkelijke auteur, als bron: zie J. Huet, noot onder Cass. 30 oktober 1987, J.C.P. 1988, nr. 20.932.
[10] Zie verwijzingen onder S. Denis, Y. Poullet en X. Thunis, o.c., 87, nr. 58.
[11] S. Denis, Y. Poullet en X. Thunis, o.c., 87, nr. 58; F. de Visscher en B. Michaux, o.c., 70, nr. 87; A. Strowel en J.-P. Triaille, o.c., 237-238, nr. 346.
[12] S. Denis, Y. Poullet en X. Thunis, o.c., 87, nr. 58 in fine.
[13] F. de Visscher en B. Michaux, o.c., 65-66, nr. 83 in fine; Strowel en J.-P. Triaille, o.c., 238, nr. 346.
[14] J.H. Spoor en D.W.F. Verkade, o.c., 150, nr. 106.
[15] Zie Hoge Raad 22 maart 2002, zaaknummer C01/070HR, http://www.rechtspraak.nl/hoge_raad met verwijzing naar Hoge Raad 25 juni 1965, nr. 9843, N.J. 1996, 116.
[16] M. Frequin en H. Vanhees, o.c., 84.
[17] Hoge Raad 22 maart 2000, zaaknummer C01/070HR, r.o. 3.7.1: zie http://www.rechtspraak.nl/hoge_raad.
[18] Zie r.o. 4.33 van de conclusie van advocaat-generaal Langemeijer bij het arrest Hoge Raad 6 juni 2003, zaaknummer C01/183 HR, r.o. 2.23, http:// www.rechtspraak.nl/hoge_raad en de verwijzing naar D. Verkade en J. Spoor, 1993, 78-79, nr. 55. De voormelde arresten van de Hoge Raad van 22 maart 2002 en van 6 juni 2002 betreffen toepassingen inzake geschriften zonder eigen of persoonlijk karakter. Dat het gaat om een criterium dat ook binnen het 'gewone auteursrecht' geldt, zie conclusie van advocaat-generaal Langemeijer bij het arrest Hoge Raad 6 juni 2003, zaaknummer C01/183 HR, r.o. 4.43 en de verwijzing aldaar naar het arrest van 29 november 2002, C01/093, N.J. 2003, 17 waar niet expliciet het criterium van de eenvoudige herhaling wordt aangehaald, maar wel sprake is van de mate van overeenstemming.
[19] Cass. 4 december 2001, A.R. P.00.0540.N.
[20] Cass. 20 december 1990, A.R. 8840, nr. 215.
[21] Zie de verklaring van de Belgische regering bij de neerlegging van de bekrachtigingsoorkonde van het IVBPR: 'De artikelen 19, 21 en 22 zullen door de Belgische Regering worden toegepast in de context van de bepalingen en de beperkingen welke in de artikelen 10 en 11 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950, door gezegd Verdrag worden opgesomd of toegestaan'. Zie ook Cass. 29 juni 2000, A.R. C.98.0530.F, nr. 420.
[22] Zie noot 21.