Article

Hof van cassatie, 25/09/2003, R.D.C.-T.B.H., 2004/1, p. 55-61

Hof van cassatie 25 september 2003

AUTEURSRECHT
Tekst in een tijdschrift - Samenvattingen - Kenmerkende eigenschappen
Een tekst in een tijdschrift of op een elektronische drager weergegeven kan de vorm zijn waarin de maker zijn ideeën uitwerkt. Het overnemen in een tekst die als een samenvatting wordt gepresenteerd van elementen die de oorspronkelijkheid van deze tekst uitmaken, valt onder de auteursrechtelijke bescherming.
Van een auteursrechtelijke verboden overneming kan sprake zijn ingeval van overnemingen met wijzigingen van minder ingrijpende aard. Het komt erop aan na te gaan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk als een zelfstandig werk kan worden aangenomen.
RECHTEN VAN DE MENS
Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten - Artikel 15 - Geen directe werking
Artikel 15 van het Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten doet aan de zijde van de justitiabele geen individuele rechten ontstaan die de nationale rechterlijke instanties zouden moeten vrijwaren.
DROIT D'AUTEUR
Texte publié dans une revue périodique - Résumés - Propriétés distinctives
La publication d'un texte dans une revue périodique ou sur un support électronique peut être la forme dans laquelle l'auteur exprime ses idées. La reproduction dans un texte qui est présenté comme un résumé des éléments qui constituent l'original de ce texte tombe sous la protection du droit d'auteur.
On peut parler d'emprunts interdits en vertu du droit d'auteur dans le cas d'emprunts comprenant des modifications de nature moins importante. Il convient de vérifier si l'oeuvre constitutive de la prétendue infraction fait apparaître les traits de l'oeuvre initiale qui sont protégés par les droits d'auteur dans une mesure telle que l'impression globale produite par les deux oeuvres diffère trop peu pour juger que la première visée peut être considérée comme une oeuvre indépendante.
DROITS DE L'HOMME
Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels - Article 15 - Pas d'effet direct
L'article 15 du Pacte international relatif aux droits économiques, sociaux et culturels ne fait naître dans le chef du justiciable aucun droit individuel qui devrait être garanti par les juridictions nationales.

Index / Biblo

Zet.: I. Verougstraete (voorzitter), E. Waûters, E. Dirix, E. Stassijns en A. Fettweis (raadsheren)
O.M.: G. Bresseleers (advocaat-generaal)
Pl.: Mrs. W. van Eeckhoutte en L. De Gryse
I. Bestreden beslissing

Het cassatieberoep is gericht tegen een arrest, op 14 oktober 2002 gewezen door het Hof van Beroep te Antwerpen.

II. Rechtspleging voor het hof

Voorzitter Ivan Verougstraete heeft verslag uitgebracht.

Advocaat-generaal Guido Bresseleers heeft geconcludeerd.

III. Feiten

De feiten kunnen blijkens het verzoekschrift als volgt worden samengevat:

1. Eiseres begon in 1992 met de fiscale databank 'Index'.

Die databank is wat men een 'secundaire rechtsbron' noemt. Het doel is de abonnees in te lichten omtrent het bestaan, de inhoud en de vindplaats van wetgeving, rechtspraak en

rechtsleer. Aan de hand van uiteenlopende parameters kunnen in die databank de nodige opzoekingen worden gedaan.

Zoals alle secundaire rechtsbronnen dient eiseres zich te steunen op basismateriaal. Ook 'Fiscoloog' en 'Fiscoloog Internationaal', tijdschriften uitgegeven door verweerster, worden door eiseres onderzocht.

Eiseres maakt samenvattingen van de teksten die zij voor opname in de databank in aanmerking neemt.

2. Verweerster meent dat die samenvattingen een inbreuk uitmaken op het auteursrecht en dagvaardde op 27 november 2000 eiseres overeenkomstig artikel 87 van de Auteurswet 1994 voor de Voorzitter van de Rechtbank van Eerste Aanleg te Antwerpen, zetelend zoals in kort geding.

Bij vonnis van 3 mei 2001 verklaarde de voorzitter zich territoriaal bevoegd om kennis te nemen van de vordering. Voor recht werd gezegd dat eiseres een inbreuk pleegt op het auteursrecht in zoverre de vordering betrekking heeft op één bepaald tijdschriftartikel van verweerster. De staking van dat onrechtmatig handelen werd bevolen, op straffe van een dwangsom.

Aan verweerster werd akte verleend van haar voorbehoud voor het inleiden van een vordering ten gronde.

Het meer- en/of andersgevorderde werd afgewezen.

3. Verweerster tekende tegen die beslissing hoger beroep aan.

Bij arrest van 14 oktober 2002 verklaarde de eerste burgerlijke kamer van het Hof van Beroep te Antwerpen het hoger beroep van verweerster toelaatbaar en deels gegrond. Het vonnis a quo werd gewijzigd in zoverre de oorspronkelijke eis van verweerster ongegrond werd verklaard en verweerster werd verwezen in de gedingkosten.

Voor recht werd gezegd dat eiseres inbreuk pleegt op het auteursrecht van verweerster door bij wijze van auteursrechtelijke namaking samenvattingen en gehele of gedeeltelijke kopieën van artikels die werden gepubliceerd in de tijdschriften van verweerster, met name van 'Fiscoloog' en van 'Fiscoloog Internationaal', aan te maken, te verspreiden, te koop aan te bieden, te verkopen, ter beschikking te stellen en te reproduceren via de 'Fiscale Databank Index', de daarvan afgeleide cd-rom's en haar internetsite.

De staking van die aangehouden auteursrechtelijke inbreuk werd bevolen op straffe van een dwangsom. Eiseres werd veroordeeld tot de gedingkosten van de beide instanties.

III. Middel

Eiseres voert in haar verzoekschrift een middel aan.

  1. Geschonden wettelijke bepalingen

  2. artikel 149 van de Gecoördineerde Grondwet van 17 februari 1994;
  3. artikel 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 10 december 1948;
  4. artikel 10.1. van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 november 1950 en goedgekeurd bij Wet van 13 mei 1955, zoals gewijzigd bij artikel 2 van het Protocol nr. 11 van 11 mei 1994;
  5. artikel 19 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten, aangenomen door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 16 december 1966, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij Wet van 15 mei 1981 (de Nederlandse tekst is een vertaling) en bij decreet van de Vlaamse raad van 25 januari 1983;
  6. artikel 15 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten, opgemaakt te New York op 19 december 1966 en goedgekeurd bij Wet van 15 mei 1981 en bij decreet van de Vlaamse raad van 25 januari 1983;
  7. de artikelen 1, § 1, 8, § 1, eerste lid en 87, § 1, van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

Aangevochten beslissingen

Het bestreden arrest van 14 oktober 2002 wijzigt het vonnis a quo in zoverre de oorspronkelijke eis van verweerster ongegrond werd verklaard en verweerster werd verwezen in de gedingkosten.

Voor recht zegt het bestreden arrest dat eiseres inbreuk pleegt op het auteursrecht van verweerster door bij wijze van auteursrechtelijke namaking samenvattingen en gehele of gedeeltelijke kopieën van artikels die werden gepubliceerd in de tijdschriften van verweerster, met name van 'Fiscoloog' en van 'Fiscoloog Internationaal', aan te maken, te verspreiden, te koop aan te bieden, te verkopen, ter beschikking te stellen en te reproduceren via de 'Fiscale Databank Index', de daarvan afgeleide cd-rom's en haar internetsite.

De staking van die aangehouden namaking wordt door het bestreden arrest bevolen op straffe van een dwangsom en eiseres wordt veroordeeld tot de gedingkosten van de beide aanleggen, dat alles op de volgende gronden:

'3.3. (Eiseres) laat haar verweer uitdrukkelijk niet steunen op het citaatrecht, het weze de korte aanhaling of het gewone citaat (art. 21 Auteurswet) of het informatief citaat (art. 22, § 1, 1°, Auteurswet).

(Eiseres) verwijst evenmin ter rechtvaardiging van haar handelwijze naar de Wet van 31 augustus 1998 houdende omzetting in het Belgisch recht van de Europese Richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de bescherming van databanken.

(Eiseres) geeft daarenboven toe dat de samenvattingen in kwestie niet kunnen beschouwd worden als vrije

'abstracts', waarin enkel op compacte wijze de wezenlijke elementen van de gedachtegang van het basiswerk zijn overgenomen zonder enige andere ontlening aan zijn vorm dan enkele sleutelwoorden.

De desbetreffende weerleggingen van (verweerster) zijn dan ook overbodig.

3.4. (Eiseres) laat wel gelden dat de auteursrechtelijke bescherming van een werk van letterkunde of kunst, zoals de artikels in kwestie, niet slaat op ideeën, principes, systemen en methodes zelf maar enkel op de veruitwendiging daarvan in het werk.

Zij is dan ook van mening dat zij dezelfde inhoud van de artikels mag verwerken of veruitwendigen in een andere vorm, te weten in de betwiste samenvattingen. Deze zijn, volgens haar, het resultaat van eigen werk.

(Verweerster) voert echter aan dat de betwiste samenvattingen niet alleen de gedachtegang maar ook vormelementen ontlenen aan haar beschermde artikels.

(Verweerster) draagt de bewijslast van haar bewering.

3.5. Ideeën op zich worden niet beschermd door het auteursrecht. Het is de uitdrukking van een idee dat auteursrechtelijke bescherming geniet, weze het dat deze bescherming niet beperkt is tot de tastbare vorm maar ook slaat op de interne vorm, met name op het uitgewerkte idee.

Het gegeven dat (eiseres) de artikels van (verweerster) niet geheel heeft overgenomen, noch de omstandigheid dat er verschillen zijn tussen de samenvattingen en de artikels, sluiten uit dat er een auteursrechtelijke inbreuk kan bestaan.

Er is immers sprake van een inbreuk van zodra een element dat de oorspronkelijkheid van een werk uitmaakt, wordt overgenomen in een ander werk zonder toestemming van de auteur.

De bewijslast van (verweerster) spitst zich dan ook toe op de ontlening door (eiseres) in haar samenvattingen van elementen uit de artikels in kwestie die origineel zijn.

Hierbij moet worden in acht genomen dat originaliteit te dezen te begrijpen is als de uitdrukking van de intellectuele inspanning van de auteur zonder welke het werk niet de nodige individualiteit zou hebben om als een creatie te worden aanzien en waardoor het werk de stempel van de persoonlijkheid van de auteur verkrijgt.

3.6.Uit de werkwijze van (eiseres) bij het maken van de samenvattingen en haar commercieel oogmerk blijkt dat zij niet vertrekt van de ideeën, die ook (de verweerder) of de auteurs wiens rechten zij heeft overgenomen, hebben geïnspireerd tot het schrijven van de artikels in kwestie. Zij heeft niet gezocht naar een eigen uitdrukkingswijze onafhankelijk van de artikels doch heeft deze teksten gehanteerd om tot de samenvattingen ervan te komen.

De artikels, zijnde de originele vorm die de auteur aan zijn gedachten gegeven heeft, werden m.a.w. door (eiseres) bewerkt.

  1. Deze bewerkingen verlopen volgens een telkens terugkerende werkwijze:

  2. de teksten van (verweerster) en alleen deze zijn de bron van de betwiste samenvattingen;
  3. de titel wordt integraal en onveranderd overgenomen;
  4. de volgorde van de tekst wordt ongewijzigd behouden;
  5. sommige zinnen of zinsdelen worden letterlijk overgenomen;
  6. andere zinnen worden herschreven met behoud van essentiële zinsneden, zonder dat de herschrijvingen op zich blijk geven van enige originaliteit;
  7. de weglatingen slaan op de vermeldingen die niet wezenlijk zijn om een juist totaalbeeld te behouden van het weergegeven artikel;
  8. de samenvattingen bevatten geen eigen aanvullingen van de oorspronkelijke teksten door (eiseres) noch wordt de beschreven fiscale en/of parafiscale problematiek vanuit een andere invalshoek benaderd. Het blijkt integendeel de bedoeling te zijn een zo juist mogelijke doch samengevatte weergave te brengen van de oorspronkelijke tekst.

(Eiseres) omschrijft haar samenvattingen als een secundaire bron met verwijzing naar de primaire bron, te weten het oorspronkelijk artikel. De parameters laten de abonnee dan toe de primaire bron te vinden buiten de databank. Om dit op adequate wijze mogelijk te maken, beschrijft de secundaire literatuurbron samenvattend het uitgewerkte idee zoals het in de primaire literatuurbron tot uitdrukking is gebracht.

Aldus wordt afdoende aangetoond dat (eiseres) om aan haar abonnees op een weliswaar samenvattende wijze een zo getrouw mogelijk beeld te geven van de in de artikels uitgewerkte ideeën, net die vormelementen aan het oorspronkelijke werk van (verweerster) of van haar auteurs ontleent, die de oorspronkelijkheid van dat werk uitmaken. De synthetische beschouwing van deze gelijkenissen en de afwezigheid van toestemming van (verweerster) tot reproductie en/of bewerking van de oorspronkelijke artikels doen besluiten dat de samenvattingen een inbreuk zijn op de auteursrechten van (verweerster)'.

Grieven

Artikel 1, § 1, van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten, hieronder afgekort als Auteurswet 1994, bepaalt onder meer dat alleen de auteur van een werk van letterkunde het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren. Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om toestemming te geven tot het bewerken of tot het vertalen van het werk en alleen de auteur van een werk van letterkunde heeft het recht om het werk volgens ongeacht welk procédé aan het publiek mee te delen.

Artikel 8, § 1, eerste lid, van de Auteurswet 1994 bepaalt dat onder werken van letterkunde verstaan wordt, de geschriften van welke aard ook, alsmede lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte.

Artikel 87, § 1, eerste lid, van dezelfde Wet bepaalt dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg, onverminderd de bevoegdheid van de rechtbank van eerste aanleg, het bestaan vaststelt van een inbreuk op het auteursrecht of op een naburig recht en beveelt dat daaraan een einde wordt gemaakt.

1. Eerste onderdeel

(...)

2. Tweede onderdeel

Ideeën, principes, theorieën, systemen en methodes worden niet beschermd door het auteursrecht; zij behoren tot het openbaar domein. Het uitsluitend aan de auteur van een werk van letterkunde of kunst toekomende recht om het op welke wijze of in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren, heeft niet tot strekking een idee of concept te beschermen, en houdt evenmin verband met de bescherming van de belangen van een onderneming.

Samenvattingen van een tekst zijn zelfgemaakte informatieve duidingen, waarbij de inhoud van een tekst wordt weergegeven.

Uit de aard van de auteursrechtelijke bescherming volgt een vanzelfsprekend recht samenvattingen te maken, d.w.z. de ideeën op een andere wijze te verwerken, te gebruiken, uit te dragen en te verpakken.

Het hof van beroep stelt vast dat eiseres een databank heeft ontwikkeld die een grote hoeveelheid gestructureerde fiscale en parafiscale informatie bevat die gebruiksvriendelijk is gemaakt door een performant zoeksysteem en waarin onder meer samenvattingen worden opgenomen van artikels uit fiscale tijdschriften waarvan eiseres een auteursrecht heeft.

Volgens die vaststellingen van het hof van beroep is de databank van eiseres dus een zgn. secundaire rechtsbron, waarvan de essentie bestaat in het opsporen, systematiseren en duiden van andere teksten, de primaire rechtsbronnen, alsook een referentiewerk. Voor secundaire bronnen en referentiewerken is het verwijzen naar de originele bronnen essentieel: zij hebben immers tot doel toegang te verlenen tot de primaire informatie.

Uit de vaststellingen van het hof van beroep blijkt ook dat de databank van eiseres en de artikelen van verweerster betrekking hebben op fiscale en parafiscale informatie en dus op fiscaal recht, een onderdeel van de juridische wetenschap.

In een wetenschappelijke omgeving met een vastgelegde en gangbare terminologie is het voor de hand liggend dat de verschillen in de uitwendige vormgeving erg klein zijn, precies omdat het woordgebruik beperkt is. Langs de andere kant kan men van een persoon die samenvattingen maakt van een wetenschappelijke bijdrage, niet meer wetenschappelijke inbreng, literaire hoedanigheid, kwaliteit of originaliteit eisen dan van diegene die de originelen maakt.

  1. Het bestreden arrest hanteert, op grond van een beschrijving van de werkwijze van eiseres, de volgende criteria om te besluiten dat in deze zaak eiseres (verweerster) het auteursrecht van eiseres miskent:

  2. de teksten van verweerster en alleen die zijn de bron van de betwiste samenvattingen;
  3. de titel wordt integraal en onveranderd overgenomen;
  4. de volgorde van de tekst wordt ongewijzigd behouden;
  5. sommige zinnen of zinsdelen worden letterlijk overgenomen;
  6. andere zinnen worden herschreven met behoud van essentiële zinsneden, zonder dat de herschrijvingen op zich blijk geven van enige originaliteit;
  7. de weglatingen slaan op de vermeldingen die niet wezenlijk zijn om een juist totaalbeeld te behouden van het weergegeven artikel;
  8. de samenvattingen bevatten geen eigen aanvullingen van de oorspronkelijke teksten door eiseres, noch wordt de beschreven fiscale en/of parafiscale problematiek vanuit een andere invalshoek benaderd. Het blijkt integendeel de bedoeling te zijn een zo juist mogelijke doch samengevatte weergave te brengen van de oorspronkelijke tekst (p. 6, bovenaan, van het bestreden arrest).

Die in het bestreden arrest aangehouden criteria houden geen enkel verband met een auteursrechtelijke inbreuk.

  1. Zij duiden inderdaad vooreerst op de overname van ideeën, te weten:

  2. alleen de teksten van verweerster zijn de bron van de betwiste samenvattingen;
  3. de samenvattingen bevatten geen eigen aanvullingen van de oorspronkelijke teksten door eiseres;
  4. de beschreven fiscale en/of parafiscale problematiek wordt niet vanuit een andere invalshoek benaderd.

De overige aangehouden criteria betreffen net de essentie van het samenvatten. Wil een samenvatting efficiënt zijn en dus getrouw aan de oorspronkelijke tekst, dan moet zij ook de structuur ervan overnemen.

Uit de criteria die in het bestreden arrest worden aangehouden, blijkt ook dat het hof van beroep de samenvattingen van eiseres niet beoordeelt of kwalificeert op grond van hun lengte, terwijl nochtans, om uit te maken of een samenvatting het auteursrecht schendt, onder meer dient te worden nagegaan of de gebruiker of de lezer zich ingevolge de samenvatting al dan niet meer dient te wenden tot de samengevatte tekst.

Het bestreden arrest stelt niet vast dat de gebruiker of de lezer van de samenvattingen van eiseres zich niet meer dient

te wenden tot de samengevatte tekst, zijnde de teksten van verweerster.

2.2. Conclusie

Het hof van beroep kon, op grond van de aangehouden motieven, in het bijzonder de door hem aangehouden criteria, niet wettig tot het besluit komen dat de samenvattingen die eiseres maakte van teksten van verweerster, een inbreuk uitmaken op het auteursrecht van verweerster, en een stakingsbevel opleggen (schending van de artt. 1, § 1, 8, § 1, eerste lid, en 87, § 1, van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten).

3. Derde onderdeel

Artikel 27.1. van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948 bepaalt dat eenieder het recht heeft vrij deel te nemen aan het cultureel leven van de gemeenschap, te genieten van de kunsten en deel te hebben aan de wetenschappelijke vooruitgang en aan de weldaden die er uit voortvloeien.

Artikel 27.2. van die Verklaring bepaalt dat eenieder recht heeft op de bescherming van de zedelijke en stoffelijke belangen voortvloeiend uit elk wetenschappelijk, letterkundig of artistiek werk waarvan hij de schepper is.

Artikel 10.1. van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden bepaalt onder meer dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dat recht omvat de vrijheid een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen.

Artikel 19.1. van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake burgerrechten en politieke rechten bepaalt dat eenieder het recht heeft zonder inmenging een mening te koesteren. Artikel 19.2. van dat Verdrag bepaalt dat eenieder het recht heeft op vrijheid van meningsuiting: dit recht omvat mede vrijheid inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook op te sporen, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen, hetzij mondeling, hetzij in geschreven of gedrukte vorm, in de vorm van kunst, of met behulp van andere media naar zijn keuze.

Artikel 15.1. van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten bepaalt dat de Staten die partij zijn bij het verdrag het recht van eenieder erkennen:

  1. deel te nemen aan het culturele leven;
  2. de voordelen te genieten van de wetenschappelijke vooruitgang en de toepassing daarvan;
  3. de voordelen te genieten van de bescherming van de geestelijke en stoffelijke belangen voortvloeiend uit door hem verricht wetenschappelijk werk of uit een literair of artistiek werk waarvan hij de schepper is.

Artikel 15.2. van dat Verdrag bepaalt dat de door de Staten die partij zijn bij dit Verdrag te nemen maatregelen om tot volledige verwezenlijking van dat recht te komen, mede inhouden die welke noodzakelijk zijn voor het behoud, de ontwikkeling en de verbreiding van wetenschap en cultuur.

Artikel 15.3. van het Verdrag bepaalt dat de Staten die partij zijn bij dat Verdrag zich verbinden de vrijheid te eerbiedigen die onontbeerlijk is voor het verrichten van wetenschappelijk onderzoek en scheppend werk. Uit de bepalingen blijkt dat er naast het recht van de auteur op bescherming van de belangen die voor hem voortvloeien uit het werk waarvan hij de schepper is, ook een recht van publiek bestaat op informatie omtrent die werken en dus eveneens een recht op het verzamelen van informatie.

Het auteursrecht berust dus op een evenwicht tussen enerzijds de belangen van auteurs, anderzijds de belangen van het publiek en van de maatschappij in haar geheel. Het auteursrecht kan dan ook niet eenzijdig dienen om exclusieve rechten toe te kennen aan auteurs, maar moet ook de fundamentele rechten en vrijheden van individuen, waaronder het recht op informatie, en het algemeen belang in acht nemen.

Industriële eigendomsrechten met betrekking tot informatie, zoals het auteursrecht, zijn informatie beperkende rechten, die beperkend dienen te worden geïnterpreteerd.

Uit de vaststellingen van het hof van beroep weergegeven in het tweede onderdeel van dit middel blijkt dat de essentie van de databank van eiseres, als secundaire rechtsbron, bestaat in het opsporen, systematiseren en duiden van andere juridische teksten, de primaire rechtsbronnen, en aldus toegang te verlenen tot die primaire informatie. Dergelijke taak draagt bij tot het waarborgen van het recht op informatie, dat in de huidige informatiemaatschappij van fundamenteel belang is, zeker wanneer het gaat om informatie omtrent het recht.

Het hof van beroep beslist dat de samenvattingen die eiseres maakt van de fiscaal-juridische artikelen van verweerster en die eiseres in haar databank opneemt, strijdig zijn met het auteursrecht van verweerster, zonder daarbij oog te hebben voor de plaats en de rol van het auteursrecht in de samenleving. Het hof van beroep kent aan verweerster inderdaad exclusieve rechten toe die het auteursrecht vastgelegd in de Auteurswet 1994, te buiten gaan en miskent meer bepaald het recht op informatie en op het verzamelen van informatie.

3.2. Conclusie

Door te beslissen dat de samenvattingen van eiseres een inbreuk uitmaken op het auteursrecht van eiseres en daarvoor een stakingsbevel uit te spreken, schendt het hof van beroep de artikelen 27 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens van 10 december 1948, 10.1. van het Verdrag van 4 november 1950 tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, 19 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake bur

gerrechten en politieke rechten, 15 van het Internationaal Verdrag van 19 december 1966 inzake economische, sociale en culturele rechten en 1, § 1, 8, § 1, eerste lid, en 87, § 1, van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten.

IV. Beslissing van het hof
1. Eerste onderdeel

(....)

2. Tweede onderdeel

Overwegende dat het onderdeel niet nader aangeeft hoe en waardoor artikel 87, § 1, van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten geschonden is en in zoverre niet ontvankelijk is;

Overwegende dat overeenkomstig artikel 1 van de Wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten alleen de maker van een werk van letterkunde of kunst het recht heeft om het op welke wijze of in welke vorm ook te reproduceren of te laten reproduceren; dat dit recht onder meer het exclusieve recht omvat om toestemming te geven tot het bewerken of het vertalen van het werk;

Dat een tekst in een tijdschrift of op een elektronische drager weergegeven de vorm kan zijn waarin de maker zijn ideeën uitwerkt; dat het overnemen, in een tekst die als een samenvatting wordt gepresenteerd, van elementen die de oorspronkelijkheid van deze tekst uitmaken, onder de in de wet bedoelde auteursrechtelijke bescherming valt;

Dat noch de lengte van de samenvatting, noch het feit dat de gebruiker of de lezer van de samenvattingen na het lezen van de samenvatting het samengevatte origineel moet raadplegen, bij de beoordeling van de auteursrechtelijke inbreuk, determinerend zijn;

Dat van een auteursrechtelijk verboden overneming sprake kan zijn ingeval van overnemingen met wijzigingen van minder ingrijpende aard en dus ook wanneer de overneming niet geheel of grotendeels letterlijk is en zij weglatingen of toevoegingen bevat; dat een zelfs gedeeltelijke reproductie kan volstaan voor het vaststellen van een inbreuk, indien de overgenomen elementen origineel zijn; dat het erop aankomt na te gaan of het beweerdelijk inbreukmakende werk in zodanige mate de auteursrechtelijk beschermde trekken van het eerdere werk vertoont dat de totaalindrukken die beide werken maken te weinig verschillen voor het oordeel dat het eerstbedoelde werk, als een zelfstandig werk kan worden aangenomen;

Overwegende dat ook al kan het nut van een wetenschappelijke publicatie van een samenvatting hierin bestaan dat de tekst die wordt samengevat zo getrouw mogelijk wordt weergegeven, met overneming van de bewoordingen en van de structuur, dit op zichzelf nog niet uitsluit dat het auteursrecht kan worden aangetast, onverminderd de in dit geding door de feitenrechter expliciet uitgesloten categorieën van het citaatrecht of nog onverminderd de eveneens door de feitenrechter uitgesloten toepassing van de Wet van 31 augustus 1998 betreffende de bescherming van databanken;

Overwegende dat de appelrechters op grond van de in het antwoord op het eerste onderdeel aangehaalde overwegingen tot de slotsom komen dat het te dezen gaat om een samenvatting die vormelementen aan het oorspronkelijk werk van verweerster of van haar auteurs ontleent, die de oorspronkelijkheid van dat werk uitmaken; dat zij op die grond vermochten te oordelen dat het auteursrecht van verweerster geschonden was;

Dat het onderdeel in zoverre niet kan worden aangenomen;

3. Derde onderdeel

Overwegende dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, die op 10 december 1948 door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties is goedgekeurd, geen wet is, in de zin van artikel 608 van het Gerechtelijk Wetboek, waarvan de schending aanleiding kan geven tot cassatie;

Dat het onderdeel in zoverre het schending van artikel 27 van deze Verklaring aanvoert, niet ontvankelijk is;

Overwegende dat, krachtens artikel 2.1., van het Internationaal Verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten de Staten die partij zijn bij dit verdrag zich verbinden maatregelen te nemen teneinde met alle passende middelen, inzonderheid de inroeping van wettelijke maatregelen tot een algehele verwezenlijking van de in dit verdrag erkende rechten te komen;

Dat artikel 15 van het Verdrag dus geen onmiddellijke gevolgen heeft en aan de zijde van de justitiabelen geen individuele rechten doet ontstaan die de nationale rechterlijke instanties zouden moeten vrijwaren;

Dat het onderdeel in zoverre niet ontvankelijk is;

Overwegende dat het onderdeel in zoverre het schending aanvoert van artikel 1 van de Wet van 30 juni 1994 geen afzonderlijke grief aanvoert;

Dat het onderdeel in zoverre niet ontvankelijk is;

Overwegende dat, overeenkomstig artikel 10.1. EVRM en artikel 19 IVBPR, welke rechtstreekse werking hebben in de interne rechtsorde en voorrang genieten op de minder gunstige bepalingen van het interne recht, eenieder het recht heeft op vrijheid van meningsuiting; dat dit recht de vrijheid omvat een mening te koesteren en de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden, te ontvangen of door te geven, zonder inmenging van overheidswege en ongeacht grenzen;

Dat het in deze verdragen gewaarborgde recht een bescherming van de originaliteit van de wijze waarop een maker van

een werk van letterkunde of kunst zijn ideeën en concepten uitdrukt, niet in de weg staat;

Overwegende dat de Wet van 30 juni 1994 zoals geïnterpreteerd door de appelrechters geen beperking inhoudt op het recht van vrije meningsuiting zoals gewaarborgd door de genoemde verdragen;

Dat het onderdeel in zoverre niet kan worden aangenomen;

Om die redenen,

Het hof,

Verwerpt het cassatieberoep;

Veroordeelt eiseres in de kosten.

(...)