Actualiteit

Verzekeringen

Deel 2/2 – Brexit: overgangsregime voor financiële diensten beperkt tot verzekeringen

Zie deel 1/2 hier.

Het overgangsregime is onderworpen aan strikte voorwaarden. Zo kan slechts gebruik worden gemaakt van de overgangsregeling wanneer de verzekeraar of tussenpersoon een uitdrukkelijke kennisgeving doet aan de bevoegde toezichthouder. Voor tussenpersonen dient deze kennisgeving plaats te vinden vóór 28 februari 2021. Het kennisgevingsdossier dient te voldoen aan de formaliteiten zoals bepaald in artikel 2 en 8 van het Brexit I KB (desgevallend aangevuld door de NBB of de FSMA)[1] en dient regelmatig geactualiseerd te worden.

De tijdelijke vergunning is beperkt tot activiteiten die betrekking hebben op bestaande contracten. Immers voert het overgangsregime enkel het eerste lid van artikel 20 van de Brexit I Wet uit en niet het tweede lid, zoals ingevoegd door artikel 5 van de Brexit II Wet[2]. Deze laatste bepaling voorziet namelijk een delegatie aan de Koning om maatregelen te nemen om financiële dienstverleners tijdelijk toe te staan gereguleerde activiteiten uit te oefenen, met inbegrip van het sluiten van nieuwe overeenkomsten, tijdens de periode waarin zij een nieuwe toestemming bij de bevoegde autoriteit hebben aangevraagd. Tot op heden werd dit breder overgangsregime (“Brexit II KB”) nog niet aangenomen.

Volgens het Verslag aan de Koning van het Brexit I KB strekt het verbod nieuwe overeenkomsten te sluiten zich uit tot de (stilzwijgende) verlenging van bestaande overeenkomsten.[3] Daarom dient de verzekeraar de nodige maatregelen te nemen om de verzekeringsovereenkomsten die zij in het kader van het overgangsregime uitvoert te beëindigen op de eerstvolgende vervaldatum rekening houdend met de wettelijke formaliteiten voor opzegging. Daarnaast kunnen tussenpersonen met tijdelijke toestemming geen medewerking verlenen aan de (stilzwijgende) verlenging van bestaande verzekeringsovereenkomsten of een mogelijke dekkingsuitbreiding.

De NBB en de FSMA worden belast met uitgebreide toezichtsbevoegdheden. Zo worden de toezichthouders niet enkel bevoegd om toezicht uit te oefenen op de kennisgevingen die worden gedaan in het kader van de overgangsregeling maar kunnen zij ook bijkomende informatie opvragen, voorwaarden opleggen of de betrokken personen of ondernemingen verplichten activiteiten over te dragen of stop te zetten. Verder kan de NBB verregaande prudentiële maatregelen nemen waaronder het verplicht deponeren van een bedrag aan activa in België om de goede uitvoering van de Belgische verplichtingen te waarborgen.

Tenslotte geldt de overgangsregeling enkel voor de Belgische activiteiten van de in aanmerking komende verzekeraars en tussenpersonen. Zij kunnen geen beroep doen op deze overgangsregeling om gereguleerde activiteiten uit te oefenen in andere EER lidstaten.

Alexander Hamels

 

 

[1] Voor verzekeringstussenpersonen, zie FSMA, “Nieuwsbrief Brexit – Overgangsregime voor tussenpersonen gevestigd in het VK of in Gibraltar”, 21 januari 2021, www.fsma.be.

[2] Wet van 20 december 2020 tot wijziging van diverse wetten betreffende de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie, BS 29 december 2020.

[3] Deze definitie van “nieuwe overeenkomst” doet de wenkbrauwen fronsen. Immers wijkt de definitie af van andere wetgeving,  zoals artikel 10 van de wet van 10 mei 2007 ter bestrijding van discriminatie tussen vrouwen en mannen, waarin uitdrukkelijk wordt bepaald dat de stilzwijgende verlenging van een verzekeringsovereenkomst niet als een nieuwe overeenkomst kan worden beschouwd. In dezelfde zin: Paragraaf 13 van de Richtsnoeren van de Europese Commissie betreffende de toepassing van Richtlijn 2004/113/EG van de Raad op verzekeringen, in het licht van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie in zaak C-236/09 (Test-Aankoop), Pb. C. 13 januari 2012, afl. 11, 1.

Ook de meerderheidsrechtsleer beschouwt de stilzwijgende verlenging als de loutere verderzetting van een bestaande verzekeringsovereenkomst en niet als een nieuwe overeenkomst. Zie: M. FONTAINE, Verzekeringsrecht, Brussel, Larcier, 2017, nr. 441; L. SCHUERMANS en C. VAN SCHOUBROECK, Grondslagen van het Belgische verzekeringsrecht (3e ed.), Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2015, nr. 1068; T. VANSWEEVELT en B. WEYTS (eds.), Handboek verzekeringsrecht, Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2016, nr. 972; Ph. COLLE, Algemene beginselen van het Belgisch verzekeringsrecht (7e ed.), Antwerpen-Cambridge, Intersentia, 2019, nr. 133.

Comments are closed.