In een arrest van 4 september 2020 werd het Hof van Cassatie verzocht zich uit te spreken over de verjaring van de betalingsverplichting voor waterlevering. De Vlaamse Maatschappij voor Watervoorziening (De Watergroep) misliep in graad van beroep immers de betaling van een factuur voor haar levering.
De toepasselijkheid van de vijfjarige termijn van artikel 2277 BW werd in graad van beroep niet betwist, wel riep De Watergroep in dat de factuurdatum het vertrekpunt voor die termijn zou vormen. Het Hof van Cassatie volgde deze zienswijze evenwel niet en verwees naar de regels inzake koop. Krachtens artikel 1651 BW moet, indien bij het aangaan van de koop niets daaromtrent is bedongen, de koper betalen op de plaats en het tijdstip voor de levering bepaald. Hieruit leidde het Hof van Cassatie af dat de verjaring van de vordering strekkende tot betaling van de prijs van verkochte goederen, loopt vanaf de levering van deze goederen, behoudens andersluidende overeenkomst.
Het hof van beroep te Gent had in het bestreden arrest op gelijkaardige wijze geoordeeld. Het Cassatieberoep van De Watergroep werd dan ook afgewezen.