In een advies van 11 april 2018 heeft de Europese Autoriteit voor effecten en markten (“ESMA”) geoordeeld dat een door de Franse bevoegde autoriteit (AMF), bij toepassing van artikel 13 van Verordening (EU) nr. 596/2014[1] (hierna “Verordening Marktmisbruik”), geaccepteerde marktpraktijk niet in overeenstemming is met de vereisten die in de Verordening Marktmisbruik worden vastgesteld.
De geaccepteerde marktpraktijk had betrekking op liquiditeitscontracten waarbij door kredietinstellingen of beleggingsondernemingen (financiële tussenpersonen) voor rekening van de uitgever noteringen werden aangeboden op handelsplatformen teneinde de liquiditeit van een welbepaald aandeel (en de verhandeling ervan) te stimuleren.
Hoewel een dergelijke geaccepteerde marktpraktijk normalerwijze impliceert dat dergelijke liquiditeitscontracten opereren in functie van de limieten gesteld aan de gealloceerde middelen en de vermelde prijzen en volumes, voorzag de betrokken marktpraktijk in casu dat – gedurende een tweejarige inloopperiode – noch de uitgever noch de financiële tussenpersonen door deze vastgestelde limieten gebonden zouden zijn indien er zich (niet nader gedefinieerde) marktomstandigheden zouden voordoen.
Omdat de betrokken marktpraktijk aldus toelaat dat de liquiditeitscontracten binnen de inloopperiode kunnen opereren buiten de gestelde limieten op het vlak van de gealloceerde middelen, de prijzen en het volume zonder dat er, in het geval van financiële tussenpersonen, hieromtrent transparantie wordt verleend aan de markt voldoet de geaccepteerde marktpraktijk, naar oordeel van ESMA, niet aan de vereisten die worden gesteld in artikel 13, (2) van de Verordening Marktmisbruik.
Volgend op dit negatieve advies zal de Franse bevoegde autoriteit (AMF) een definitief oordeel moeten vellen. Indien ze in afwijking van het negatieve advies de markpraktijk toch zal toelaten, zal ze een melding moeten publiceren waarin deze beslissing afdoende moet worden gemotiveerd.
R.F. en G.H.
[1] Verordening (EU) nr. 596/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 betreffende marktmisbruik (Verordening marktmisbruik) en houdende intrekking van Richtlijn 2003/6/EG van het Europees Parlement en de Raad en Richtlijnen 2003/124, 2003/125/EG en 2004/72/EG van de Commissie, Pb. L. van 12 juni 2014, afl. 173, 1.