Op 31 mei 2018 heeft het Hof van Cassatie zich uitgesproken over artikel 63, tweede lid Faillissementswet en meer bepaald of de verplichting voor wat betreft schuldvorderingen gewaarborgd door een persoonlijke zekerheid (art. 63, tweede lid Faill. W.) kan worden uitgebreid naar zakelijke zekerheidstellingen voor andermans schuld.
Ter herinnering artikel 63, tweede lid Faillissementswet legt op dat:
“Elke schuldeiser die geniet van een persoonlijke zekerheidstelling vermeldt dit in zijn aangifte van schuldvordering of uiterlijk binnen zes maanden vanaf de datum van het vonnis van faillietverklaring, tenzij het faillissement eerder werd afgesloten, en vermeldt naam, voornaam en adres van de natuurlijke persoon die zich kosteloos persoonlijk zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, bij gebrek waaraan deze bevrijd is.”
Deze bepaling is ook behouden in boek XX WER in artikel XX.156 WER.
Het Hof zegt nu voor recht dat:
“ Deze bepaling die enkel persoonlijke zekerheidsstellers treft is niet van toepassing op diegene die [een] zakelijke zekerheid hebben gesteld om een schuld van de gefailleerde te waarborgen.”
De beslissing van het Hof sluit aan bij de doelstelling van art. 63, tweede lid Faill. W., namelijk de curator in staat stellen om persoonlijke zekerheidsstellers te informeren over de mogelijkheid om bevrijding te bekomen (MvT nr. 1811/001, Parl. St. 2004-05, 7-9). Aangezien zakelijke borgen niet bevrijd kunnen worden (art. XX.173 WER), is er geen noodzaak om zakelijke borgen te informeren en aldus de curator te wijzen op hun bestaan. Bijgevolg is er geen verplichting voor de schuldeiser om bij zijn aangifte zakelijke borgen te identificeren en mee aan te geven.