Na vergaderingen op 4 en 5 juni 2018 heeft de Raad van de Europese Unie voor justitie en binnenlandse zaken (JBZ) haar aanbevelingen voor het voorstel tot richtlijn betreffende preventieve herstructureringsstelsels uitgebracht.
In de persmededeling kunnen we lezen dat het besluit voornamelijk betrekking heeft op titel III (Tweede kans voor ondernemers), titel IV (maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van herstructurering, insolventie en een tweede kans) en titel V (monitoring van herstructurerings-, insolventie- en kwijtingsprocedures). De bedoeling van de wijzigingen is om enerzijds bepaalde zaken te verduidelijken en anderzijds meer flexibiliteit te voorzien zodat lidstaten eenvoudiger de richtlijn in nationaal recht kunnen omzetten.
Een voorbeeld van dergelijke verduidelijking kunnen we terugvinden in artikel 2.1, (14) waar de Raad van de Europese Unie de definitie van de volledige kwijtschelding van een schuld verder verfijnt:
“‘full discharge of debt’ means cancellation of the possibility to enforce against the entrepreneur the dischargeable debts or the cancellation of the outstanding dischargeable debts as such, as part of a procedure which could include a realisation of assets (…) or a repayment (…) plan or both;” (wijzigingen zijn vet gedrukt)
Verdere flexibilisering van de Richtlijn vinden we dan vooral terug in titel III, zoals in artikel 22 dat lidstaten toelaat meer beperkingen in te voeren op de toegang tot kwijting (art. 19), de kwijtingstermijn (art. 20) en de beroepsverboden (art. 21). Hierbij merken we bijvoorbeeld op dat het aantal gronden waarop de lidstaten de artikelen 19, 21 en 22 kunnen beperken, toeneemt en verder wordt gespecificeerd. De lidstaten zullen dus meer mogelijkheden hebben om het kwijtscheldingsregime te individualiseren. Zo zal het bijvoorbeeld mogelijk worden gemaakt om bijkomende schulden uit te sluiten van de kwijtschelding:
“Member States may exclude specific categories of debt, such as:
(a) secured debts;
(b) debts arising out of or in connection with criminal penalties;
(c) debts arising out of tortious liability;
(d) debts regarding maintenance obligations arising from a family relationship, parentage, marriage or affinity;
(e) debts incurred after the application for or opening of the procedure leading to a discharge of debt; and
(f) debts arising out of the obligation to pay the cost of the procedure leading to a discharge of debt,
from discharge of debt, or restrict access to discharge of debt or lay down a longer discharge period where such exclusions, restrictions or longer periods are duly justified (…).,” (wijzigingen zijn vet gedrukt)
Uit de wijzigingen van de Raad van de EU blijkt dat bij de uitwerking van de Richtlijn flexibiliteit voor de lidstaten voorop staat, zelfs als dit ten koste zou gaan van een meer doorgedreven harmonisatie. Dit wordt ook bevestigd in de persmededeling van de Raad waarin uitdrukkelijk wordt verwezen naar de minimumharmonisatie die in de richtlijn betreffende preventieve herstructureringsstelsels wordt vooropgesteld.