Actualiteit

Bemiddeling

Herziening van de wettelijke bepalingen over bemiddeling

Bemiddeling in België kent twee vormen: de erkende bemiddeling die gedefinieerd en gereguleerd wordt in het Gerechtelijk Wetboek, en de niet- erkende bemiddeling die heel wat vormen aanneemt en niet onderworpen is aan een omvattende regulering( zoals schoolbemiddeling, gevangenisbemiddeling, buurbemiddeling, hospitaalbemiddeling enz.). De erkend bemiddelaar is voor de uitoefening van zijn activiteit onderworpen aan de strikte voorwaarden omschreven zowel in het Gerechtelijk Wetboek (Zevende deel, art.1723/1 tot 1737), als in het deontologisch reglement uitgevaardigd door de Federale bemiddelingscommissie.

De wet van 15 mei 2024 (BS 28 mei 2024) houdende bepalingen inzake digitalisering van justitie en diverse bepalingen (artikel 78 tot artikel 86 ) heeft dit deel van het Gerechtelijk Wetboek  andermaal gewijzigd[1].

Een eerste ingrijpende  wijziging betreft de organisatie en samenstelling van de Federale bemiddelingscommissie hierna:FBC), en houdt nieuwe werkingsregels in bestemd voor de diverse organen van de FBC.  Gelet op de centrale rol van de FBC bij de erkenning van bemiddelaars, handhaving van de tucht en ondersteuning van alternatieve vormen van geschillenbeslechting is een goed werkende instelling belangrijk. Zoals het wetsontwerp het uitdrukt (p.36): Het hoofddoel van dit ontwerp van wet is de werking van de Federale bemiddelingscommissie te bevorderen. De complexe samenstelling van de Commissie en de wijze waarop haar leden werden aangesteld hebben geleid tot een niet-optimale werking van de Commissie.  De commentaar van de artikelen bevat een gedetailleerde weergave en bespreking van de nieuwe organisatie.

Daarenboven bleek het nodig om te zorgen voor een betere representativiteit van de leden van de Commissie die thans overwegend lid zijn van de georganiseerde juridische beroepen terwijl een groot aantal erkende bemiddelaars niet tot die groepen behoren. Niet-juristen vormen nog steeds een minderheid in het beheersorgaan van de FBC (6 op 18) Het beleid van de BFC mag niet overmatig gevoerd worden vanuit een juridisch perspectief. Conflictbeheersing kan van groot belang zijn in heel wat omstandigheden en vereist veel meer dan een juridische aanpak. Dus is het belangrijk dat ook niet-juristen mee het beleid bepalen.

Ten slotte kan vermeld worden dat de werking van de Tuchtcommissie van de FBC wordt aangepast. Volgens de oorspronkelijke tekst van de wet zetelt de Tuchtcommissie in homogene taalcolleges. De Tuchtcommissie kan thans, teneinde de eenheid van de rechtspraak te bewaren,  in een aantal gevallen zetelen in een verenigde colleges[2].

Globaal genomen zijn de regels van werking van de FBC veel rationeler en soepeler geworden.

Een tweede wijziging betreft het voorwerp van de bemiddeling (nieuw artikel 1724).  Artikel 67 van de wet dat artikel 1724 van het Gerechtelijk Wetboek wijzigt beoogt te verduidelijken dat het niet uitgesloten is dat bemiddelingen waarbij publiekrechtelijke rechtspersonen betrokken zijn ook betrekking kunnen hebben op niet-vermogensrechtelijke geschillen die voor dadingen vatbaar zijn. Dit was reeds impliciet vervat in de bestaande tekst maar wordt in de wet van 15 mei 2024 nader geëxpliciteerd.

De wet brengt GEEN wijziging aan de definitie van de bemiddeling gegeven in artikel 1723/1. Dit is een signaal van de wetgever. Er was in de rechtsleer  kritiek gekomen op de definitie gegeven door de wetgever  (en hierbij aansluitend door de deontologische code)aan de bemiddeling:  “De bemiddeling is een vertrouwelijk en gestructureerd proces  van vrijwillig overleg tussen conflicterende partijen met de medewerking van een onafhankelijke, neutrale en onpartijdige derde die de communicatie vergemakkelijkt en poogt de partijen ertoe te brengen zelf een oplossing uit te werken”. De draagwijdte van het begrip “neutraliteit” is het voorwerp van discussie,  vooral in de context van de conventionele buitengerechtelijke bemiddeling ( begeleid door een erkend bemiddelaar)[3]. De Tuchtcommissie van de FBC heeft in haar jaarverslag 2023 laten opmerken dat zij het concept “neutraliteit” geleidelijk aan via de rechtspraak zal verfijnen(Jaarverslag 2023, gepubliceerd door de FBC).

Een derde significante wijziging is van procesrechtelijke aard en slaat op de gerechtelijke bemiddeling. Artikel 1734 §1, lid 2, Ger.W.,  wordt gewijzigd in die zin dat de mogelijkheid gegeven aan de rechter een bemiddeling te bevelen niet meer begrensd wordt door de fase van de procedure waarin een dergelijk bevel zou worden gegeven. Een rechter kan dus in elk stadium van de procedure een bemiddeling bevelen, op voorwaarde dat hij ervoor zorgt dat artikel 6, lid 1, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens,  of nog de algemene rechtsbeginselen van het procesrecht worden nageleefd, d.w.z. het recht van de partijen om binnen een redelijke termijn een rechterlijke beslissing te verkrijgen.


[1] De laatste wijziging was pas ingevoerd in de  wet van 28 maart 2024, BS 29 maart 2024. Over de hier besproken wijziging , zie Parl. Doc. Kamer 55-3945/001, p.36

[2] Artikel 1727/5, §2/1: Volgens de commentaar (Doc.55-3945/001, p.136): Paragraaf 2/1 verhelpt aan een leemte in de praktijk. De leden van de tuchtcommissie moeten niet alleen informeel hun beleid op elkaar afstemmen maar moeten ook in college beslissingen nemen op bepaalde punten die een gezamenlijk overleg vereisen. Dit zal het geval zijn onder meer bij het beantwoorden van prejudiciële vragen, bij de redactie van het jaarverslag, bij de adviezen gegeven aan het bureau of nog bij de redactie van het procesreglement.

[3] Neutraliteit impliceert onder meer dat de bemiddelaar geen druk mag uitoefenen op de partijen om tot een akkoord te komen, onder meer door zelf gevonden  oplossingen op te dringen.

Comments are closed.