Actualiteit

Mededinginsrecht en gereguleerde sectoren

Uitwisselen van informatie tussen concurrenten en mededingingsrecht – arrest van het Hof van Justitie van 29 juli 2024 (zaak C-298/22) – deel 2

Strategische informatie

Het arrest van 29 juli 2024 gaat dieper in op de vraag welke informatie ‘strategisch’ is. In lijn met eerdere rechtspraak betreft het “informatie die, na eventueel te zijn gecombineerd met andere informatie die reeds bekend is bij de deelnemers aan een informatie-uitwisseling, licht kan werpen op de strategie die sommige van de deelnemers voornemens zijn ten uitvoer te leggen met betrekking tot een of meer parameters op basis waarvan de mededinging op de relevante markt tot stand komt”. Dit omvat “toekomstige tarieven” en “sommige tariefbepalende factoren” (punt 64). Uit het arrest van 29 juli blijkt dat het begrip ‘strategische informatie’ ruim kan worden begrepen en alle gegevens omvat “die de marktdeelnemers nog niet bekend zijn en die in het kader van een dergelijke uitwisseling de onzekerheid van de deelnemers over het toekomstige gedrag van de andere deelnemers kunnen verminderen met betrekking tot aspecten die wegens de aard van de betrokken goederen of diensten, de feitelijke omstandigheden op de markt en de structuur ervan, een of meer parameters vormen op basis waarvan de mededinging op de relevante markt tot stand komt.” (punt 64).

Informatie-uitwisseling over kredietspreads, risico-paramaters en productiehoeveelheden

Het Hof geeft aan dat “toekomstige intenties” over kredietspreads als strategische informatie dient te worden beschouwd. Het uitwisselen van deze informatie tussen de concurrerende kredietinstellingen is een mededingingsbeperking ‘naar strekking’ (punten 70, 71 en 79).

Ook “toekomstige veranderingen in de risicoparameters” die worden toegepast op de kredietspreads op basis van het individuele risicoprofiel van de cliënten is strategische informatie. Het uitwisselen van deze informatie laat de kredietinstellingen toe om een “nauwkeuriger beeld” te krijgen over de tariefstrategieën die de andere kredietinstellingen van plan zijn toe te passen (punt 72).

Wat betreft ‘productiehoeveelheden’ (verkoopvolumes) in het verleden in een opzichzelfstaande uitwisseling van informatie merkt het Hof van Justitie op dat het “onwaarschijnlijk” is dat deze informatie “op zich” de toekomstige intenties van de andere kredietinstellingen kan onthullen of de kredietinstellingen ertoe zou aanzetten om zich op dezelfde wijze te gaan gedragen. Het Hof wijst wel op de mogelijkheid om uitgewisselde informatie aan elkaar te koppelen. Indien de productiehoeveelheden kunnen worden gekoppeld met andere soorten uitgewisselde informatie en eventueel reeds vrij beschikbare informatie, is het niet uitgesloten dat er sprake is van een mededingingsbeperking ‘naar strekking’ (punten 73-78).

Wettelijke verplichtingen en bestanddelen van de prijs

De kredietinstellingen blijken zeven argumenten te hebben ontwikkeld waarom er geen sprake was van een mededingingsbeperking ‘naar strekking’. Het Hof verwerpt deze argumenten. Wij stippen kort twee van de argumenten aan.

De kredietinstellingen stelden dat de wetgever hen verplicht om hun krediettarieven bekend te maken. Eenieder kan de commerciële tarieven te weten komen door naar de loketten van de kredietinstellingen te gaan of hun website te bezoeken, waar de tarievenlijsten beschikbaar dienden te zijn. In lijn met eerdere rechtspraak bevestigt het Hof dat een wettelijk voorgeschreven uitwisseling van informatie geen mededingingsrechtelijke inbeuk kan zijn. Maar wanneer de uitgewisselde informatie verder gaat dan de informatie die volgens de wetgever moet openbaar worden gemaakt, of wanneer informatie werd uitgewisseld voordat de kredietinstellingen waren verplicht deze informatie openbaar te maken, kunnen deze wettelijke verplichtingen niet worden ingeroepen.

De kredietinstellingen wezen er ook op dat de kredietspreads slechts één bestanddeel van de aangeboden kredietverlening betrof, en niet de totale prijs ervan. Wat betreft kredietrentevoeten voor woningkredieten, wezen de kredietinstellingen erop dat de kredietrentevoeten die bleken uit de spreads niet overeenkwamen met de uiteindelijk aangerekende rentevoeten, omdat er nog individuele onderhandelingen met elke klant plaatsvonden op basis van specifieke risicoprofielen. Het Hof verwerpt dit argument, en wijst erop dat een mededingingsbeperking ‘naar strekking’ niet vereist dat de coördinatie tussen ondernemingen slaat op “alle parameters” op basis waarvan de mededinging tot stand komt en, wat betreft tariefinformatie, op “alle bestanddelen” van de uiteindelijk toegepaste prijs.

Comments are closed.