In een arrest van 26 mei 2023 (C.22.0131.N) herhaalt het Hof van Cassatie dat krachtens een algemeen rechtsbeginsel elke sanctie bij niet-nakoming van contractuele verbintenissen moet worden voorafgegaan door een ingebrekestelling. Dit principe is nu opgenomen in de artikelen 5.83 en 5.231 BW.
Het Decreet van 19 mei 2006 betreffende de Winwinlening bepaalt dat de kredietgever “op eerste verzoek” de Winwinlening vervroegd opeisbaar kan stellen bij de kredietnemer in het geval van een achterstand van meer dan drie maanden in de betaling van de aflossingen van de hoofdsom of de interest van de lening. Dit betekent volgens het Hof van Cassatie niet dat de decreetgever wilde afwijken van de vereiste van voorafgaande ingebrekestelling. Ook uit de parlementaire voorbereiding blijkt dit niet.
Men kan uit dit arrest redelijk afleiden dat ook als conventioneel wordt voorzien in een sanctie “op eerste verzoek” dit in de regel de vereiste van een voorafgaande ingebrekestelling niet wegneemt. Daartoe wordt best een meer uitdrukkelijke bepaling opgenomen.
Art. 5.233. van het BW voorziet nu de uitzonderingen op de vereiste van een ingebrekestelling, waaronder: “wanneer de wet of het contract vermeldt dat de schuldenaar in gebreke zal zijn louter door het verstrijken van de tijdsbepaling”.