Actualités

Droit commercial général

De vergoeding van de gederfde winst na de onrechtmatige beëindiging van een overeenkomst - Cass. 10 november 2017

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van 10 november 2017 (C.15.0318.F), onderzoekt het Hof van Cassatie het oorzakelijk verband tussen een foutieve opzegging van een overeenkomst en de door de medecontractant gederfde winst waarvoor vergoeding wordt gevraagd. Krachtens art. 1149 du Code civil is de foutieve partij gehouden de medecontractant te vergoeden voor het verlies dat hij heeft geleden en de winst die hij heeft moeten derven. Het Hof van Cassatie preciseert dat het volstaat dat de schuldeiser bewijst dat, zonder deze fout, de schade zich niet had voorgedaan zoals ze zich heeft voorgedaan, en past zodus de equivalentieleer toe (of het criterium van de conditio sine qua non), zoals bij buitencontractuele aansprakelijkheid. In het aangevochten arrest van 19 mei 2014 had het Brusselse hof van beroep de vordering afgewezen van het slachtoffer van een onrechtmatige contractverbreking. De rechters hadden geoordeeld dat hij niet aantoonde dat hij zonder deze plotse verbreking effectief binnen de voorziene termijn een conforme terminal zou hebben voltooid, of serieuze kansen zou hebben gehad om dit resultaat te bereiken, zodat hij niet gerechtigd was een vergoeding te vragen voor winstderving of voor verlies van een kans op de contractueel bedongen winst bij perfecte en volledige uitvoering van de haventerminal. Het Hof van Cassatie verbreekt het arrest, vermits het bewijs van de causaliteit niet vereist dat de eiser aantoont dat hijzelf, zonder de foutieve beëindiging van de overeenkomst, zijn overeenkomsten correct zou hebben uitgevoerd tot het einde ervan. Inzake buitencontractuele aansprakelijkheid was al vaak geoordeeld dat een rechter moet reconstrueren wat er gebeurd zou zijn zonder de fout, maar zonder de omstandigheden te wijzigen waarin de schade zich heeft voorgedaan of andere mogelijke omstandigheden in te denken. Hij moet dus bepalen wat er zou gebeurd zijn zonder de fout, mits alle andere omstandigheden ongewijzigd blijven. Deze oefening, die relatief simpel is als de schade zich ogenblikkelijk voordoet, is minder eenvoudig als de aangehaalde schade zich in de toekomst situeert. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Le dédommagement de la perte du profit escompté, suite à la résiliation fautive d'un contrat - Cass. 10 novembre 2017

· Olivier Vanden Berghe

Dans un arrêt du 10 novembre 2017 (C.15.0318.F), la Cour de cassation s'est prononcée sur le lien de causalité entre la résiliation fautive d'un contrat et la perte du profit escompté par le cocontractant, qui en demandait la compensation. En vertu de l'article 1149 du Code civil, la partie fautive est tenue d'indemniser intégralement son cocontractant pour la perte qu'il a faite et le gain dont il a été privé. La Cour de cassation précise qu'il suffit pour le demandeur de prouver que sans cette faute, le dommage ne se serait pas produit tel qu'il s'est réalisé, appliquant ainsi la théorie de l'équivalence des conditions (ou le test de la "condition sine qua non"), comme en matière de responsabilité extracontractuelle. Dans l'arrêt attaqué du 19 mai 2014, la cour d'appel de Bruxelles avait débouté la victime de la résiliation fautive du contrat (relatif à un terminal naval) de sa demande de  dommages-intérêts. Les juges avaient considéré qu'elle ne démontrait pas que sans cette résiliation abrupte elle aurait "pour l'ultime échéance convenue, livré un terminal conforme, voire aurait eu de sérieuses chances d'y parvenir", et qu'elle n'était donc "pas fondée à réclamer une indemnité pour la perte du profit ou la perte d'une chance certaine de percevoir le profit contractuellement prévu en cas de parfaite et complète exécution du terminal naval". La Cour de cassation casse l'arrêt en indiquant que la preuve de la causalité n'impose pas au demandeur d’établir que, sans la résiliation fautive du contrat, il aurait lui-même exécuté ses obligations contractuelles jusqu’à son terme. ...

Lire l’article

Insolvabilité

Cass. 12 oktober 2017, AR C.17.0071.N

· Inge Vandeplas

Op 13 maart 2013 werd een eerste maal een gerechtelijke reorganisatie geopend in hoofde van NV Ove Investments (hierna, eiseres). Tijdens de gerechtelijke reorganisatie werd een collectief akkoord gehomologeerd (d.d. 12 juni 2013), dat vervolgens werd ingetrokken op grond van artikel 58 WCO (nieuw art. XX.83 WER). De intrekking van het reorganisatieplan heeft tot gevolg dat de schuldenaar en schuldeisers zich in dezelfde toestand bevinden alsof er geen gehomologeerd reorganisatieplan zou zijn geweest, behalve wat betreft reeds uitgevoerde betalingen of de overdracht van een geheel of een gedeelte van de onderneming. Op 4 mei 2016 diende eiseres nogmaals een verzoekschrift in tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie. De procedure van gerechtelijke reorganisatie werd geopend op 25 mei 2016. Tegen de opening van deze procedure werd derdenverzet aangetekend door de fiscus (hierna, verweerder), dat ontvankelijk, doch ongegrond werd verklaard bij vonnis van 20 juli 2016. De fiscus stelde vervolgens hoger beroep in tegen het vonnis van 20 juli 2016, waarbij de opening van de (tweede) procedure van gerechtelijke reorganisatie in hoofde van eiseres werd bevestigd. ...

Lire l’article

Insolvabilité

HvJ 22 juni 2017, nr. C‑126/16, ECLI:EU:C:2017:489

· Inge Vandeplas

In 2013 kwam Estro Groep in financiële problemen. Na een tevergeefse zoektocht naar nieuwe financiering, besloot Estro over te stappen naar het pre-pack faillissement, waarbij onder begeleiding van een beoogd curator een  verkoop van activiteiten van de Estro Groep aan Smallsteps  werd overeengekomen. In dit arrest heeft het Hof van Justitie zich uitgesproken over de toepassing van de Europese richtlijn 2001/23/EG op het pre-pack faillissement in Nederland. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Le Brussels International Business Court tranchera, en anglais, des litiges commerciaux transfrontaliers

· Olivier Vanden Berghe

Sur proposition du ministre de la Justice Koen Geens, le Conseil des ministres du 27 octobre 2017 a approuvé un avant-projet de loi instaurant la Brussels International Business Court, un tribunal spécialisé qui tranchera des litiges commerciaux transfrontaliers, en anglais, en premier et dernier ressort. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Engelstalige Brussels International Business Court voor de beslechting van grensoverschrijdende handelsgeschillen

· Olivier Vanden Berghe

Op de Ministeraad van 27 oktober 2017 werd op voorstel van minister van Justitie Koen Geens een voorontwerp van wet goedgekeurd houdende oprichting van het Brussels International Business Court, een gespecialiseerde overheidsrechtbank die grensoverschrijdende handelsgeschillen kan beslechten in het Engels en in eerste en laastste aanleg. ...

Lire l’article

Assurances

Le paiement de la prime fait à l'intermédiaire d'assurances est libératoire si un contrat assurance existe entre le preneur d'assurance et l'assureur - Cass. 9 mars 2017

· Béatrice Toussaint

Les faits du litige soumis à la Cour de cassation ressortent du pourvoi: le preneur d'assurance remplit un bulletin de souscription à l'entête de l'assureur pour un produit d'investissement. Il remet un chèque du montant de la prime au courtier et est débité de cette somme. Une « offre réalisée pour (le preneur d'assurance) » à l'entête de l'assureur, mentionnant le courtier comme « conseiller » et reprenant les caractéristiques du produit, indique la date de prise d'effet du contrat et de son terme ainsi que le montant de la prime. Il s'avérera que ce document a été établi par le courtier. Ni le bulletin de souscription ni le chèque ne sont transmis à l'assureur qui expliquera, interrogé par le preneur d'assurance sur le montant de la réserve constituée, qu'aucun contrat n'a été conclu à son nom. ...

Lire l’article

Droit de la concurrence et secteurs régulés

Systèmes de réparation sélective : l’arrêt CEAHR du Tribunal de l’UE

· Julie Probst

Le Tribunal a rejeté le recours en annulation de la décision de la Commission rejetant la plainte de la Confédération européenne des associations d’horlogers-réparateurs (CEAHR) relative aux systèmes de réparation sélective instaurés par plusieurs fabricants de montres suisses. En vertu de ces systèmes, seuls les réparateurs agrées ont accès aux pièces de rechange, ainsi qu’aux outils et aux informations spécifiques à la marque. ...

Lire l’article

Droit commercial général

La présomption de connaissance du vice caché ne vaut pas pour chaque vendeur professionnel, seulement pour le fabricant et le vendeur spécialisé - Cass. 7 avril 2017

· Olivier Vanden Berghe

Un arrêt de la Cour de cassation du 7 avril 2017 (C.16.0311.N) rappelle que le vendeur qui est un fabricant ou vendeur spécialisé est présumé avoir connu le vice caché et ne peut dès lors pas s'exonérer de la garantie des vices cachés (art. 1641 Code civil), sauf s'il prouve qu'il était impossible de déceler le vice. L'arrêt est intéressant parce qu'il précisé que cette obligation de résultat de déceler le vice ne repose pas sur chaque vendeur professionnel. En effet, tout vendeur professionnel n'est pas nécessairement un fabricant ou un vendeur spécialisé. Le juge doit faire la distinction en utilisant comme critères le degré de spécialisation et les compétences techniques du vendeur en question. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Het vermoeden van kennis van een verborgen gebrek geldt niet voor elke professionele verkoper, enkel voor de fabrikant en de gespecialiseerde verkoper - Cass. 7 april 2017

· Olivier Vanden Berghe

In een arrest van het Hof van Cassatie van 7 april 2017 (C.16.0311.N) werd de vaststaande rechtspraak herhaald dat de verkoper die een fabrikant of gespecialiseerde verkoper is, wordt vermoed het verborgen gebrek te hebben gekend en zich aldus voor de vrijwaring voor verborgen gebreken (art. 1641 BW) niet kan exonereren, tenzij hij bewijst dat het gebrek onmogelijk kon worden opgespoord. Interessant is dat het arrest verduidelijkt dat deze resultaatsverbintenis om het gebrek op te sporen niet rust op elke professionele verkoper. Niet elke professionele verkoper is immers noodzakelijk een fabrikant of gespecialiseerde verkoper. Het onderscheid moet de feitenrechter bepalen met als onderscheidingscriterium de specialisatiegraad en de technische competenties van de verkoper in kwestie. ...

Lire l’article