Actualités

Droits intellectuels, Droit et Technologie

Tribunal de l’Union européenne 14 avril 2021 - KaiKai Company Jaeger Wichmann GbR / EUIPO - Affaire: T-579/19

· Julie Kever

L’article 4, C, de la convention de Paris de 1883 prévoit que les délais de priorité « seront de douze mois pour les brevets d’invention et les modèles d’utilité, et de six mois pour les dessins ou modèles industriels et pour les marques de fabrique ou de commerce ». L’article 41 du règlement n° 6/2002 sur les dessins et modèles communautaires dispose, quant à lui, que celui qui a déposé une demande d’enregistrement d’un dessin ou modèle ou d’un modèle d’utilité dans un Etat partie à la convention de Paris de 1883 jouit d’un délai de six mois à compter de cette demande pour effectuer le dépôt d’une demande d’enregistrement d’un dessin ou modèle communautaire. ...

Lire l’article

Droits intellectuels, Droit et Technologie

Tribunal de l’Union européenne 21 avril 2021 - Chanel / EUIPO - Huawei Technologies Co. Ltd - Affaire : T-44/20

· Julie Kever

Le Tribunal examine la similitude entre la marque figurative de Chanel ((« un cercle contenant) « deux courbes ressemblant à l’image de deux lettres « c » de couleur noire disposées horizontalement et en miroir inversé, qui se croisent et se coupent ») d’une part et la marque déposée par Huawei Technologies (« un cercle contenant deux courbes ressemblant à l’image de deux lettres « u » de couleur noire disposées verticalement et en miroir inversé, qui se croisent et se coupent ») d’autre part:   Marque antérieure de Chanel Dépôt de marque de Huawei Technologies       ...

Lire l’article

Droits intellectuels, Droit et Technologie

Tribunal de l’Union européenne 21 et 28 avril 2021 - Hasbro, Inc. / EUIPO – Kreativni Događaji d.o.o. (MONOPOLY) France Agro / EUIPO - Choumicha Chafay (Choumicha Saveurs) - Affaires : T-663/19 et T 311/20

· Julie Kever

Dans deux affaires récentes, le Tribunal a dû connaitre de la notion de « dépôt de mauvaise foi » en droit des marques. Dans la première affaire (T-663/19), le Tribunal confirme (en chambre élargie) que le dépôt réitéré effectué avec l’objectif de faire échapper le titulaire de la marque à l’obligation d’usage sérieux de la marque, doit être qualifié de « dépôt de mauvaise foi » et annulé sur cette base. La marque « MONOPOLY », connue surtout pour le jeu de société en classe 28, est enregistrée auprès de l’EUIPO en 2011 pour des produits et services divers des classes 9, 16, 28 et 41, et ce alors qu’une très large partie de ces produits et services était déjà couverte par des enregistrements antérieurs, remontant à 1998, 2009 et 2010. ...

Lire l’article

Droits intellectuels, Droit et Technologie

Tribunal de l’Union européenne 21 avril 2021 - Bibita Group / EUIPO - Benkomers OOD - Affaire: T-326/20

· Julie Kever

  Modèle antérieur invoqué   Modèle attaqué en nullité Le Tribunal juge que l’EUIPO n’a pas commis d’erreur d’appréciation en estimant que le dessin ou modèle contesté et le dessin ou modèle antérieur produisaient des impressions globales différentes sur l’utilisateur averti et en concluant que le dessin ou modèle contesté ne pouvait pas être considéré comme étant en conflit avec le dessin ou modèle antérieur. Le Tribunal rejette l’argument du demandeur en annulation selon lequel le dessin et modèle antérieur bénéficiait d’une « protection particulièrement large ». Le prétendu caractère innovant et inédit du dessin et modèle antérieur dans le secteur de l’industrie dont relèvent les produits en cause n’est pas pertinent pour l’appréciation de la nouveauté et du caractère individuel du dessin et modèle attaqué. Même à supposer qu’à la date de son enregistrement, la forme antérieure ressemblant à la structure d’un haltère appliquée à une bouteille pour boissons aurait été entièrement nouvelle dans le secteur industriel concerné, le caractère unique d’une telle forme ne confère pas au dessin ou modèle antérieur une protection plus large que celle dont il bénéficie en vertu du règlement no 6/2002. ...

Lire l’article

Droits intellectuels, Droit et Technologie

Tribunal de l’Union européenne 5 mai 2021 - Isaline Grangé et Alizée Van Strydonck (Belgique) / EUIPO – Nema SRL - Affaire: T-442/20

· Julie Kever

Le Tribunal connait d’une opposition à l’enregistrement de la marque verbale « âme », fondée sur la marque antérieure figurative   et rappelle dans cette affaire l’importance de la « théorie de la neutralisation conceptuelle ». Le tribunal annule en effet la décision de la chambre de recours de l’EUIPO, celle-ci ayant à tort conclu qu’il n’était pas possible de procéder à une comparaison conceptuelle des marques en conflit, dès lors qu’aucune des marques ne véhiculerait un concept clair susceptible d’être saisi directement et immédiatement par le consommateur moyen. Le Tribunal estime au contraire que « amen » est le terme par lequel se terminent les prières et déclarations religieuses et qu’il a une signification claire et déterminée que le public pertinent est susceptible de saisir directement, même s’il est sorti d’un contexte religieux.  Compte tenu de cela, la chambre de recours de l’EUIPO aurait dû vérifier si les similitudes visuelles et phonétiques étaient en l’espèce neutralisées du fait que les marques en conflit ne sont pas similaires sur le plan conceptuel. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Nieuwe veroordeling van verkoopsweigering wegens misbruik van economische afhankelijkheid - Vz. Orb. Tongeren 16 april 2021

· Olivier Vanden Berghe

Na een beslissing van 28 oktober 2020 van de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank te Gent, is er een opnieuw een uitspraak (van 16 april 2021 van de Voorzitter van de Ondernemingsrechtbank van Antwerpen, afdeling Tongeren) die de staking beveelt van een verkoopsweigering op basis van misbruik van economische afhankelijkheid (art. IV.2/1 WER) en inbreuk op de eerlijke marktpraktijken  (art. VI.104 WER). Blaser en Mauser, Duitse fabrikanten van jachtgeweren reorganiseerden hun distributienetwerk om in de toekomst  rechtstreeks te verkopen aan de kleinhandel. Zij zegden in februari 2020 de overeenkomsten op met Hunting Supplies, hun verdeler voor de Benelux, met ingang op 1 juli 2020. Deze opzegging leidde tot een aparte procedure waarin Hunting Supplies vergoedingen vordert wegens de beëindiging van de concessies van alleenverkoop. ...

Lire l’article

Insolvabilité

GWH 22 April 2021, nr. 62/2021: de botte bijl van de vervaltermijn voor kwijtschelding herbekeken

· Inge Vandeplas

Volgens artikel XX.173, §2 WER zal een gefailleerde worden kwijtgescholden van zijn schulden, indien de gefailleerde het verzoek tot kwijtschelding toevoegt aan zijn aangifte tot faillissement of uiterlijk drie maanden na de bekendmaking van het faillissementsvonnis neerlegt in het insolventieregister. De termijn van drie maanden om een verzoek tot kwijtschelding in te dienen is een vervaltermijn. De prejudiciële vraag voor het Grondwettelijk Hof betreft de bestaanbaarheid van de vervaltermijn voor de indiening van een verzoek tot kwijtschelding met  het beginsel van gelijkheid en niet-discriminatie. Meer bepaald, het feit dat een gefailleerde natuurlijke persoon die binnen die termijn geen verzoek tot kwijtschelding van restschulden indient, zijn recht op kwijtschelding onherroepelijk verliest, terwijl een gefailleerde natuurlijke persoon die wel binnen die termijn een verzoek tot kwijtschelding indient, er nagenoeg zeker van kan zijn dat zijn restschulden zullen worden kwijtgescholden.  ...

Lire l’article

Insolvabilité

Arbh. 24 maart 2021: Plessers toegepast

· Inge Vandeplas

Dit arrest is het sluitstuk van een procedure die begon in 2017 in de nasleep van het Nederlandse Smallsteps-arrest. Net zoals in het Smallsteps-arrest betrof het hier een overdracht van een onderneming in het kader van  insolventieprocedure, meer bepaald een overdracht onder gerechtelijk gezag. Onder de toenmalige Wet Continuïteit Ondernemingen lag de keuze voor de over te nemen werknemers bij de overnemer (art. 61, §4 WCO, thans, art. XX.86, §3 WER). Echter, ingevolge een prejudiciële vraag aan het Europese Hof van Justitie bleek de keuzevrijheid van de overnemer binnen een overdracht onder gerechtelijk gezag in strijd te zijn met de Europese richtlijn betreffende het behoud van de rechten van de werknemers bij overgang van ondernemingen. Op basis van het Belgische recht moet de overnemer niet op voorhand aantonen dat het ontslag is ingegeven door economische, technische of organisatorische redenen zonder verboden differentiatie. Hierdoor worden in het Belgische recht te weinig garanties geboden om werknemers tegen een ongerechtvaardigd ontslag te beschermen. Hierop werd de zaak terug verwezen naar het arbeidshof. Na de uitspraak van het Hof van Justitie had de werknemer afstand gedaan van haar vordering tegen de overnemer en richtte zij zich nog uitsluitend tot de Belgische Staat. De vordering betrof schadevergoeding op grond van buitencontractuele aansprakelijkheid van de overheid. Het arbeidshof oordeelde dat het artikel 61, §4 WCO aangaande het keuzerecht van de overnemer niet vatbaar was voor een richtlijnconforme interpretatie en dat de Belgische Staat een fout had begaan. Wat betreft het oorzakelijk verband tussen de fout en schade, was volgens de werknemer het enige richtlijnconforme alternatief om het keuzerecht te laten wegvallen waardoor de overnemer verplicht wordt om alle werknemers over te nemen. Indien de werknemer niet werd overgenomen, dan had de werknemer in elk geval recht op een opzeggingsvergoeding. Het arbeidshof ging niet mee in deze redenering. Volgens het arbeidshof bestond er nog een alternatieve regeling waarbij de overnemer verplicht wordt om vooraf aan te tonen dat de ontslagen in het kader van de overname te wijten zijn aan technische, economische of organisatorische redenen die wijzigingen voor de werkgelegenheid met zich meebrengen en die geen intrinsiek verband houden met de overgang. Aangezien er nog een alternatieve route bestond, kon er geen voldoende oorzakelijk verband worden aangetoond tussen de fout van de Belgische Staat en de beweerde schade van de werknemer.  Ten slotte, ging het arbeidshof wel mee in de redenering van de werknemer wat betreft haar laatste punt en oordeelde het hof dat de werknemer een schadevergoeding verschuldigd is vanwege het verlies van een reële kans op tewerkstelling bij de overnemer. ...

Lire l’article

Droit commercial général

Het inroepen van een onontvankelijkheid pas na het verstrijken van de verjaringstermijn kan rechtsmisbruik uitmaken (Cass. 8 februari 2021)

· Olivier Vanden Berghe

Misbruik van recht bestaat in de uitoefening van een recht op een wijze die kennelijk de grenzen te buiten gaat van de uitoefening van dat recht door een bedachtzaam en voorzichtig persoon. In een arrest van 8 februari 2021 (S.20.0009.N) bevestigde het Hof van Cassatie een arrest van het arbeidshof te Gent dat oordeelde dat het procedureel gedrag van een verweerder rechtsmisbruik uitmaakte. ...

Lire l’article

Droit des sociétés

La Cour constitutionnelle annule partiellement la disposition sur le règlement d'ordre intérieur et se prononce sur la flexibilité offerte aux coopératives dans le Code des sociétés et des associations

· David Haex

La Cour constitutionnelle, dans l'arrêt n° 135/2020 du 15 octobre 2020, a annulé l'article 2:59, alinéa 1er, 3° du Code des sociétés et des associations (CSA), relatif au règlement d'ordre intérieur, et l'article 6:13, alinéa 1er, 4° du CSA qui impose la mention du nombre d’actions dans les statuts d’une société coopérative. ...

Lire l’article