De uitsluiting van uitvoerende beslagprocedures van de opschorting tijdens een procedure van gerechtelijke reorganisatie is een nieuwigheid van boek XX WER. In een poging om mogelijk misbruik van de procedure van gerechtelijke reorganisatie tegen te gaan, stelt artikel XX.44, par. 2 WER dat
Indien de dag die vastgesteld is om over te gaan tot de gedwongen verkoop van roerende goederen afloopt binnen een termijn van twee maanden na het neerleggen van het verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie, kunnen de werkzaamheden van verkoop op beslag worden verdergezet. Alleszins kan de rechtbank de schorsing ervan uitspreken, vooraf of gelijktijdig met de beslissing tot opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie, na de gedelegeerd rechter te hebben gehoord in zijn verslag, en op uitdrukkelijke vraag van de schuldenaar in zijn verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie evenals op verzoek van de beslagleggende schuldeiser.[…]
Bijgevolg zal een schuldenaar niet automatisch via de opschorting uitstel van executie verkrijgen met betrekking tot een lopende beslagprocedure.
In dit vonnis was er sprake van een uitvoerend derdenbeslag van de Belgische Staat voor een bedrag van 9.088, 07 euro. Bij het verzoek tot opening van de procedure tot gerechtelijke reorganisatie stelt de schuldenaar een vordering in tot schorsing van het uitvoerend derdenbeslag op grond van artikel XX.44, par. 2 WER.
De rechtbank is van oordeel dat een uitvoerend beslag onder derden leidt tot een afgifte van het bedrag door de derde beslagen aan de beslaglegger, maar niet tot een gedwongen verkoop. Omdat het in casu niet gaat om een uitvoerend beslag met een gedwongen verkoop, acht de rechtbank artikel XX.44, par. 2 WER niet van toepassing en wordt de vordering afgewezen.
De enige andere optie die de schuldenaar openstaat is het bekomen van een handlichting, maar hiervoor dient hij gebruik te maken van de procedure in artikel XX.51 WER.