Actualités

Insolvabilité

HvJ 6 februari 2019, nr. C-535/17 – toepassingsgebied Brussel I (44/2001) en Insolventieverordening (1346/2000)

De feiten van dit arrest zijn als volgt. In 2008 schreef een gerechtsdeurwaarder gelden over van een kwaliteitsrekening naar zijn zichtrekening bij Fortis bank. Vervolgens haalde de gerechtsdeurwaarder deze gelden ook van de rekening bij Fortis bank. Deze handelingen werden als verduistering gekwalificeerd. In 2010 wordt zowel de vennootschap van de gerechtsdeurwaarder, als de gerechtsdeurwaarder zelf failliet verklaard. In het kader van dit faillissement heeft de curator een vordering ingesteld tegen Fortis bank waarin de curator stelt dat Fortis bank onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers door haar medewerking te verlenen aan deze frauduleuze praktijken.

De vraag voor het Hof van Justitie gaat uit van het gerechtshof ’s-Hertogensbosch betreffende de Peeters/Gatzen-vordering van de curator. Uit hoofde van een dergelijke Peeters/Gatzen-vordering kan de curator onder omstandigheden een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad geldend maken tegen een derde die bij de benadeling van de gezamenlijke schuldeisers betrokken was, ook al kwam een dergelijke vordering niet aan de gefailleerde zelf toe. De opbrengst van een Peeters/Gatzen-vordering valt in de boedel.

Het gerechtshof van ’s-Hertogensbosch is niet zeker of een Peeters/Gatzen-vordering moet worden beschouwd als een vordering die enkel wordt beheerst door de specifieke regels voor de insolventieprocedure en dus buiten de werkingssfeer van de Brussel I verordening valt. Vervolgens richt het gerechtshof van ’s-Hertogensbosch zich tot het Hof van Justitie met de vraag of de Peeters/Gatzen-vordering valt binnen het begrip burgerlijke en handelszaken van de Brussel I Verordening (44/2001) en dus buiten het toepassingsgebied van de Insolventieverordening.

In zijn antwoord stelt het Hof dat het begrip burgerlijke en handelszaken onder de Brussel I Verordening ruim moet worden begrepen. Daarnaast heeft het Hof reeds geoordeeld dat enkel vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en daarmee nauw verband houden, buiten de werkingssfeer van Brussel I vallen. De doorslaggevende factor voor het Hof om te besluiten of een vordering valt onder het toepassingsgebied van de Brussel I verordening, dan wel de Insolventieverordening is de beoordeling of het recht of de verbintenis waarop de vordering is gebaseerd, voortvloeit uit de gemene regels van het burgerlijk recht en het handelsrecht dan wel uit specifieke, afwijkende regels voor insolventieprocedures.

In casu stelt het Hof vast de vordering van de curator in deze omstandigheden onmiskenbaar een band heeft met de insolventieprocedure. Echter, deze vordering behoort niet louter tot de bevoegdheid van de curator, maar kan ook door de schuldeisers afzonderlijk worden ingesteld. Bovendien staat deze vordering los van de inleiding van de insolventieprocedure. Bijgevolg oordeelt het Hof dat de Peeters/Gatzen-vordering niet kan worden beschouwd als een rechtstreeks en onlosmakelijk gevolg van een dergelijke insolventieprocedure. De vordering valt dus binnen het toepassingsgebied van de Brussel I Verordening en niet de Insolventieverordening.

Laisser un commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *