Actualités

Insolvabilité

HvJ 4 oktober 2018, C‑337/17: bepaling van het forum bij een Europese pauliaanse vordering

De rechtsvraag naar het forum spruit voort uit een kluwen van feiten. In de spil van dit verhaal vinden we twee Poolse ondernemingen Coliseum en Feniks. Deze twee partijen sloten een overeenkomst waarin Feniks optrad als investeerder van een vastgoedproject van Coliseum. Coliseum op zijn beurt sloot verschillende contracten met onderaannemers. Echter, wanneer Coliseum het naliet om deze onderaannemers te betalen, werd Feniks aangesproken voor de uitstaande schulden van Coliseum op basis van haar mede-aansprakelijkheid als investeerder en werd Feniks een schuldeiser van Coliseum. Hierna verkocht Coliseum een onroerend goed aan Azteca, een Spaanse onderneming.

Ingevolge de insolventie van Coliseum, stelt Feniks een pauliaanse vordering in ten aanzien van Azteca voor de Poolse rechter voor de verkoop van het onroerend goed. Feniks beroept zich op artikel 7(1)(a) van de herziene Brussel I Vo op basis waarvan verweerders voor het gerecht kunnen worden gebracht van de plaats waar de verbintenis die aan de eis ten grondslag ligt, is uitgevoerd of moet worden uitgevoerd (i.e. Polen). Azteca komt tegen deze vordering op en stelt dat de bevoegdheid dient te worden bepaald aan de hand van artikel 4(1) Brussel I en dus dient te worden gebracht voor de rechtbank van de woonplaats van de verweerder (i.e. Spanje). Gelet op de onenigheid tussen de partijen omtrent het forum richt de Poolse regionale rechtbank volgende vraag aan het Hof van Justitie:

Valt een actio pauliana waarbij de schuldeiser heeft verzocht om onwerkzaamverklaring ten aanzien van hem van de handeling – die hem beweerdelijk in zijn rechten benadeelt – waarbij zijn schuldenaar een goed heeft overgedragen aan een derde, onder de regel van internationale bevoegdheid van artikel 7, punt 1, onder a), van verordening nr. 1215/2012?

Het Hof oordeelt dat de toepassing van artikel 7(1)(a) Vo 1215/2012 het bestaan van een vrijwillig aangegane juridische verbintenis tussen twee partijen veronderstelt, waarop de vordering van de verzoeker berust. De actio pauliana is gebaseerd op de verzoeker zijn persoonlijke claim ten aanzien van de schuldenaar en waarmee de verzoeker tracht zijn toekomstig verhaalrecht over het vermogen van de schuldenaar veilig te stellen (ro. 40). In casu stelt het Hof dat Feniks de onderaannemers heeft betaald voor de uitvoering van bouwwerkzaamheden vanwege de hoofdelijke aansprakelijkheid van investeerders ten aanzien van de uitvoerders van werken. Echter, zowel het verhaalrecht van Feniks op het vermogen van haar schuldenaar, als de vordering tot onwerkzaamverklaring van de door deze schuldenaar met een derde gesloten koopovereenkomst, vloeien voort uit verbintenissen die Coliseum vrijwillig is aangegaan tegenover Feniks (ro. 42). Volgens het Hof ligt de grondslag van deze vordering in essentie in de schending van verplichtingen die de schuldenaar tegenover de schuldeiser is aangegaan (ro. 43). Bijgevolg oordeelt het Hof dat hieruit volgt dat de actio pauliana wordt ingesteld “ten aanzien van verbintenissen uit overeenkomst”, wanneer deze is gebaseerd op schuldvorderingen die voortvloeien uit contractuele verplichtingen (ro. 44). Bijgevolg wordt de prejudiciële vraag positief beantwoord en kan de verweerder voor het Poolse gerecht worden gebracht.

Laisser un commentaire

Votre adresse de messagerie ne sera pas publiée. Les champs obligatoires sont indiqués avec *