In “De sprong naar het recht voor morgen”, een publicatie van 6 december 2016, geeft de minister van Justitie een stand van zaken over de geplande hervorming van onder meer het verbintenissenrecht. In het kader van deze hervorming, die in 2015 werd gelanceerd met de aanstelling van werkgroep, wordt een voorontwerp houdende een nieuw Boek V “Verbintenissen” aangekondigd voor het voorjaar 2017. De hervorming beoogt “een nieuw evenwicht tussen de wilsautonomie van de contractpartijen en de rol van de rechter”.
Onderwerpen die tot nu toe door de rechtspraak worden geregeld – voor sommige op vrij uniforme wijze, voor andere met uiteenlopende resultaten – zouden voortaan uitdrukkelijk opgenomen worden in het Burgerlijk Wetboek:
- de regeling van de precontractuele fase en de totstandkoming van elektronische overeenkomsten;
- een nieuwe behandeling van de “verboden overeenkomsten” die thans onder meer ligt besloten in de concepten zoals “voorwerp”, “oorzaak”, “openbare orde”, “goede zeden”, “dwingend recht”;
- de gekwalificeerde benadeling;
- een modernisering van de leer der nietigheden (o.m. partiële nietigheid, reductie, conversie);
- de mogelijkheid van anticipatieve remedies (zgn. anticipatory breach);
- het voorzien van meer op maat gesneden sancties in geval van wanprestatie, zoals de prijsvermindering;
- de buitengerechtelijke ontbinding;
- de gevolgen van de beëindiging van overeenkomsten en de restitutieverplichtingen die hieruit voortvloeien;
- de meerpartijenovereenkomsten en samenhangende overeenkomsten;
- de contractoverdracht;
- de verrijking zonder oorzaak;
- de eenzijdige wilsuiting.
De meest in het oog springende voorstellen en denkpistes zijn deze die een werkelijke ommekeer zouden inhouden ten opzichte van de huidige wetgeving en rechtspraak:
- de denkpiste om coërcitieve strafbedingen toe te laten;
- de invoering van de imprevisieleer (zoals reeds recent in Frankrijk ingevoerd).