Een zelfstandig kredietmakelaar had middels valsheid in geschriften en gebruik van valse stukken een echtpaar doen geloven dat zij een bancaire lening aangingen met de nodige waarborgen, terwijl hij hen in werkelijkheid leningen toestond met fondsen die afkomstig waren uit zijn privévermogen. Het hof van beroep te Antwerpen oordeelde dat deze leningen nietig waren.
Het hof van beroep oordeelde, op grond van het adagium fraus omnia corrumpit, dat de ontleners van hun terugbetalingsverplichting werden bevrijd en zelfs en toegelaten waren de reeds aan de terugbetaalde bedragen terug te vorderen, dit, aldus het hof van beroep, teneinde te verhinderen dat het door het bedrog van de makelaar beoogde doel zou worden bereikt, met name onrechtmatig winstbejag middels het plegen van misdrijven waarvan de ontleners het slachtoffer zijn.
In een arrest van 30 september 2021 heeft het Hof van Cassatie deze beslissing vernietigd.
Het algemeen rechtsbeginsel fraus omnia corrumpit strekt ertoe te verhinderen dat het bedrog de dader voordeel verschaft. Het strekt tot het tenietdoen van de rechtsgevolgen die uit een bedrieglijke gedraging voortvloeien. Het adagium verhindert aldus dat een partij die die bedrog heeft gepleegd bij de totstandkoming van een overeenkomst, met het oogmerk de wederpartij te schaden of uit winstbejag, na vernietiging van de overeenkomst door de restitutie alsnog voordeel zou halen uit zijn bedrog. Deze werking reikt echter niet verder dan nodig is om te verhinderen dat het door bedrog beoogde doel wordt bereikt.
Het Hof van Cassatie oordeelt dat het arrest van het hof van beroep niet regelmatig met redenen omkleed is. Het arrest laat immers na aan te geven waaruit het winstbejag bestond en welk voordeel aan de makelaar moest worden ontnomen door na vernietiging van de leningsovereenkomst restitutie te weigeren van de gelden hij te beschikking had gesteld.