Met een prejudicieel arrest van 9 maart 2021, breidde het Hof van Justitie de reeds omvangrijke rechtspraak aangaande de complexe toepassing van de notie “publieke mededeling” in de online wereld verder uit. Het Hof diende zich in deze zaak te buigen over de vraag of het gebruik va een werk door middel van de techniek van framing een mededeling aan het publiek uitmaakt in de zin van artikel 3 (1) Infosoc-richtlijn. Dit in het bijzonder indien een werk wel met toestemming van de rechthebbende reeds op een vrij toegankelijke website beschikbaar was, maar waarbij de rechthebbende tegelijk ook maatregelen had genomen om framing te verhinderen en die maatregelen werden omzeild.
Het Hof spitste zich voor zijn antwoord toe op het criterium van een “nieuw publiek” waaraan dient te worden voldaan opdat er sprake zou zijn van een « mededeling aan het publiek » in de zin van artikel 3 (1) Infosoc-richtlijn. Van een dergelijk nieuw publiek is er sprake wanneer gebruikers, waarmee de rechthebbende op het tijdstip van een oorspronkelijke mededeling geen rekening hield, alsnog toegang hebben tot een bepaald werk.
In het geval dat een titularis van het auteursrecht beperkende maatregelen heeft ingevoerd of opgelegd wat betreft de openbaarmaking van zijn werk, zijn volgens het Hof alle gebruikers die zich in strijd met deze beschermingsmaatregelen toegang verschaffen tot het betrokken werk, te kwalificeren als een dergelijk ‘nieuw publiek’.
Indien de rechthebbende de mededeling van zijn werk dus uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud toestaat, zal een link naar dat werk niet onder artikel 3(1) InfoSoc-richtlijn vallen. Indien de rechthebbende echter technische maatregelen heeft genomen of heeft opgelegd die de toegang tot of het gebruik van zijn werk beperken, zou een link die dergelijke maatregelen omzeilt, wel binnen de werkingssfeer dit artikel 3(1) InfoSoc-richtlijn vallen.
Hoewel de houders van het auteursrecht en hun belangen zo een centrale rol innemen in deze uitspraak, is het Hof van Justitie zich wel degelijk ook bewust van de belangen van gebruikers in het algemeen. Tegenover de absolute beoordelingsvrijheid van de rechthebbende om beperkingen op te leggen, staat immers ook de noodzaak om de rechtszekerheid en de goede werking van het internet te waarborgen. Voor het Hof is het dan ook van belang te garanderen dat internetgebruikers, met name individuele gebruikers, met zekerheid kunnen nagaan of de rechthebbende de bedoeling had zich te verzetten tegen de framing van zijn of haar werken. Volgens het Hof kan de houder van het auteursrecht zijn toestemming dan ook alleen beperken door gebruik te maken van doeltreffende technische maatregelen in de zin van artikel 6 (1) en (3) Infosoc-richtlijn.
S. Verstraete