Actualités

Résolution des litiges

Cassatie over hoe volledig de verklaring van een derde-beslagene hoort te zijn (Cass. 11 januari 2024)

Krachtens art. 1445 Ger.W. kan iedere schuldeiser, op grond van authentieke of onderhandse stukken, bewarend beslag leggen bij een derde op de bedragen of zaken die deze nog aan zijn schuldenaar verschuldigd is. Na betekening van het derdenbeslag mag de derde-beslagene deze bedragen en/of zaken waarop beslag is gelegd, niet meer aan de schuldenaar overhandigen (art. 1451 Ger.W.).

Het bewarend derdenbeslag is een door schuldeisers vaak gebruikt drukkingsmiddel in de praktijk. Te denken valt bijvoorbeeld aan het bewarend beslag bij de bank van de schuldenaar die vervolgens zijn bankrekeningen geblokkeerd ziet.

Ook zal het derdenbeslag de schuldeiser nuttige inzichten verschaffen over wat zijn schuldenaar nog zal toekomen. Zo zal een onbetaalde onderaannemer na uitoefening van zijn rechtstreekse vordering jegens de bouwheer (art. 1798 oud BW) geregeld ook bewarend derdenbeslag leggen in diens handen om een zicht te krijgen op de sommen die deze nog aan de hoofdaannemer verschuldigd is.

Het is immers zo dat de derde-beslagene verplicht is binnen de 15 dagen na de beslaglegging een verklaring af te leggen omtrent de bedragen en/of zaken die hij nog aan de schuldenaar verschuldigd is en dus het voorwerp van het beslag uitmaken (art. 1452 Ger.W.). Deze verklaring moet nauwkeurig zijn en alle dienstige gegevens vermelden voor de vaststelling van de rechten van partijen en transparantie bieden aan de beslagleggende schuldeiser. In art. 1452 Ger.W. staat een niet-limitatieve opsomming van mee te delen informatie, naargelang het geval.

Doet de derde-beslagene deze verklaring niet, laattijdig of onnauwkeurig, riskeert hij zelf schuldenaar te worden van de beslagleggende schuldeiser ten belope van de schuld waarvoor beslag werd gelegd (art. 1456 Ger.W.). Een voorzichtige derde-beslagene doet er derhalve goed aan deze verklaring zo volledig en waarheidsgetrouw mogelijk en in elk geval tijdig te doen.

In een recent arrest van 11 januari 2024 werd het Hof van Cassatie nochtans geconfronteerd met een minder volledige derde-beslagene die kortweg verklaarde geen schulden te hebben (en ook nooit te hebben gehad) ten aanzien van de beslagen schuldenaar. Het betrof een contractspartij en schuldenaar van de managementvennootschap van de beslagen schuldenaar en dus niet van de beslagen schuldenaar zelf.

Hoewel het Gentse Hof van Beroep oordeelde dat zulke “laconieke” verklaring geen correct en volledig beeld gaf van de verhouding tussen de derde-beslagene en de beslagen schuldenaar, vernietigde het Hof van Cassatie deze beslissing en herhaalde dat de verklaringsverplichting zich enkel uitstrekt tot “de sommen of zaken die het voorwerp zijn van het beslag en van de latere afgifteverplichting, dit zijn de sommen of zaken die de derde-beslagene aan de beslagen schuldenaar verschuldigd is.” Het Hof bevestigde ook dat de derde-beslagene hierbij “geen melding dient te maken van een contractuele relatie die geen schuld van de derde-beslagene ten aanzien van de beslagen schuldenaar met zich meebrengt” en het desgevallend volstaat “dat de derde-beslagene bevestigt dat hij niets verschuldigd is aan de beslagen schuldenaar.”

Comments are closed.