De feiten van voorliggend arrest betreffen een niet-betaalde verkoper en zijn aangifte van schuldvordering. Binnen het faillissement had de verkoper aangifte gedaan en was hij erkend als bevoorrecht schuldeiser. Vervolgens wordt de curator kwijtgescholden op de sluitingsvergadering. Tijdens deze vergadering was de niet-betaalde verkoper afwezig en liet hij geen opmerkingen gelden. Echter, na de sluiting van het faillissement vordert de betrokken schuldeiser een schadevergoeding voor miskenning van zijn eigendomsrecht. Deze schadevergoeding wordt toegekend door het hof van beroep.
Het Hof van Cassatie daarentegen volgt de beslissing van het hof van beroep niet. Volgens het Hof heeft de niet-betaalde verkoper onder eigendomsvoorbehoud aangifte gedaan van zijn schuldvordering en werd hij aanvaard als bevoorrecht schuldeiser. Indien de niet-betaalde verkoper vervolgens behoorlijk tot de sluitingsvergadering, waar over de kwijting van de curator zal worden beslist (art. 80 Faill. W., thans art. XX.171 WER), wordt opgeroepen, dan is de kwijting van de curator ook op deze schuldeiser van toepassing en kan hij tegen de curatoren ter zake de faillissementsvereffening geen grieven meer doen gelden ook al betreffen die een beweerde miskenning van het eigendomsvoorbehoud. Daarom oordeelt het Hof van Cassatie dat « het arrest dat de vordering tot schadevergoeding van de verweerster tegen de eisers gegrond verklaart niettegenstaande de algemene kwijting van de curatoren ten gevolge van de sluiting van het faillissement, artikel 80, laatste lid, Faillissementswet schendt . »