Zowel in de voormalige Faillissementswet, als in het huidig boek XX WER wordt de kwijtschelding van de gefailleerde uitgebreid naar de echtgenoot, gewezen echtgenoot, wettelijk samenwonende of gewezen wettelijk samenwonende van de gefailleerde die persoonlijk verbonden is voor de schuld die voornoemde persoon tijdens de duur van het huwelijk of de duur van de wettelijke samenwoning was aangegaan (art. 82, lid 1-2 Faill. W., thans art. XX.174, 1ste lid WER). Echter, een belangrijke nuance bij deze gunst is dat de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of ex-samenwonende slechts van zijn persoonlijke verplichting tot betaling van de schuld van zijn echtgenoot of wettelijke samenwonende partner wordt ontslagen, indien hij of zij uit hoofde van het huwelijk of de wettelijke samenwoning tot die verplichting is gehouden.
In casu, zijn zowel de gefailleerde, als zijn echtgenoot schuldig bevonden aan een strafrechtelijke inbreuk waarna beiden veroordeeld werden voor een som van 74.472,17 euros in een daaropvolgende civielrechtelijke procedure. Artikel 50 van het Strafwetboek stelt uitdrukkelijk dat alle individuen die worden veroordeeld voor eenzelfde inbreuk, hoofdelijk gehouden worden voor de terugbetalingen, schadevergoeding en interesten. Wanneer de echtgenoot, ex-echtgenoot, wettelijk samenwonende of ex-wettelijk samenwonende samen met de gefailleerde voor eenzelfde inbreuk wordt veroordeeld voor terugbetalingen, schadevergoeding en interesten, dan is deze niet gehouden tot deze schuldvordering ingevolge zijn huwelijk of wettelijke samenwoning met de gefailleerde. Bovendien stelden de appelrechters dat schuldvorderingen die voortkomen uit een strafrechtelijke veroordeling eigen blijven aan de echtgenoot (art. 1470 BW) en de hoofdelijkheid voor dergelijke schuldvorderingen niet ontstaat tussen echtgenoten maar tussen mede-daders (art. 50 Sw.).
Hierop besliste de appelrechters dat de echtgenoot niet persoonlijk gehouden wordt voor deze schuldvordering vanwege zijn huwelijk tot de gefailleerde, maar vanwege zijn veroordeling als mede-dader. Bijgevolg kan de echtgenoot niet worden bevrijd omdat de echtgenoot niet uit hoofde van zijn huwelijk met de gefailleerde tot deze verplichting gehouden is. Het Hof van Cassatie bevestigt deze redenering en stelt dat deze beslissing naar recht is verantwoord.