Article

Hof van Justitie (1e k.), 06/02/2019, C-535/17, R.D.C.-T.B.H., 2019/4, p. 530-531

Hof van Justitie 6 februari 2019

TRANSNATIONALE INSOLVENTIE
Transnationale insolventie - Internationaal privaatrecht - Europees en internationaal gerechtelijk recht - Executie en bevoegdheid - Verordening EG nr. 44/2001 van 22 december 2000 - Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken - Verordening EG - Bevoegdheid
Artikel 1, 1. en 2., onder b) van verordening (EG) nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken moet aldus worden uitgelegd dat een vordering tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad als in het hoofdgeding aan de orde, ingesteld door de curator in het kader van een insolventieprocedure, waarvan de opbrengst bij slagen ervan ten goede komt aan de boedel, onder het begrip “burgerlijke en handelszaken” in de zin van lid 1. van deze bepaling valt en dus binnen de materiële werkingssfeer van deze verordening.
INSOLVABILITÉ TRANSNATIONALE
Insolvabilité transnationale - Droit international privé - Droit judiciaire européen et international - Exécution et compétence - Règlement CE n° 44/2001 du 22 décembre 2000 - Compétence judiciaire, reconnaissance et exécution des décisions en matière civile et commerciale - Compétence
L'article 1er, 1. et 2., sous b), du règlement (CE) n° 44/2001 du Conseil du 22 décembre 2000 concernant la compétence judiciaire, la reconnaissance et l'exécution des décisions en matière civile et commerciale, doit être interprété en ce sens qu'une action, telle que celle en cause au principal, ayant pour objet une demande en dommages et intérêts pour responsabilité délictuelle ou quasi délictuelle, exercée par le syndic dans le cadre d'une procédure d'insolvabilité et dont le produit revient, en cas de succès, à la masse des créanciers, relève de la notion de « matière civile et commerciale », au sens du paragraphe 1. de cette disposition, et entre, dès lors, dans le champ d'application matériel dudit règlement.

NK, curator faillissementen van PI Gerechtsdeurwaarderskantoor BV en PI / BNP Paribas Fortis NV

Zet.: R. Silva de Lapuerta (rapporteur) (vicepresident van het Hof, wnd. president van de 1ste kamer), A. Arabadjiev, E. Regan, C. G. Fernlund en S. Rodin (rechters)
OM: M. Bobek (advocaat-generaal)
Pl.: B.I. Kraaipoel, T.V.J. Bil, P.M. Veder, R.J.M.C. Rosbeek (advocaten) en F.E. Vermeulen, R.J. van Galen (advocaten) en L. Inez Fernandes, M. Figueiredo, P. Lacerda (gemachtigden) en R. Troosters, M. Heller (gemachtigden)
Zaak: C-535/17

(…)

11. In de periode van 23 tot en met 26 september 2008 heeft PI via telebankieren in totaal 550.000 EUR van de kwaliteitsrekening overgeboekt naar de zichtrekening bij Fortis. Enkele dagen later, tussen 1 en 3 oktober 2008, heeft PI een bedrag van 550.000 EUR in contanten opgenomen van de zichtrekening bij Fortis. (…)

12. Op 23 juni 2009 is PI BV failliet verklaard en op 2 maart 2010 is PI persoonlijk failliet verklaard.

13. (…) De curator heeft aan die vordering ten grondslag gelegd dat Fortis onrechtmatig heeft gehandeld jegens de gezamenlijke schuldeisers van PI BV en PI door zonder slag of stoot, en zonder te voldoen aan haar wettelijke verplichtingen, mee te werken aan de opnamen in contanten door PI, waardoor de schuldeisers in beide faillissementen schade hebben geleden.

(…)

17. (…) Uit hoofde van een dergelijke Peeters / Gatzen-vordering kan de curator onder omstandigheden een vordering tot schadevergoeding uit hoofde van onrechtmatige daad geldend maken tegen een derde die bij de benadeling van de gezamenlijke schuldeisers betrokken was, ook al kwam een dergelijke vordering niet aan de gefailleerde zelf toe. Volgens deze rechtspraak valt de opbrengst van een zodanige door de curator in het belang van de gezamenlijke schuldeisers geldend gemaakte vordering in de boedel.

(…)

19. De verwijzende rechter is van mening dat er gegronde twijfel bestaat over de vraag of een Peeters / Gatzen-vordering moet worden beschouwd als een vordering die enkel wordt beheerst door de specifieke regels voor de insolventieprocedure, zodat deze buiten de werkingssfeer van verordening nr. 44/2001 valt.

(…)

23. (…), onder het begrip “burgerlijke en handelszaken” in de zin van lid 1. van deze bepaling valt en dus binnen de materiële werkingssfeer van deze verordening.

(…)

25. Voorts heeft het Hof erop gewezen dat de Uniewetgever heeft willen kiezen voor een ruime opvatting van het begrip “burgerlijke en handelszaken” in artikel 1, 1. van verordening nr. 44/2001, en, bijgevolg, voor een ruime werkingssfeer van die verordening, zoals met name in overweging 7 ervan is aangegeven. (…)

26. Het Hof heeft geoordeeld dat enkel vorderingen die rechtstreeks voortvloeien uit een insolventieprocedure en daarmee nauw verband houden, buiten de werkingssfeer van het executieverdrag en daarna van verordening nr. 44/2001 vallen.

(…)

28. (…) Volgens deze benadering moet worden nagegaan of het recht of de verbintenis waarop de vordering is gebaseerd, voortvloeit uit de gemene regels van het burgerlijk recht en het handelsrecht dan wel uit specifieke, afwijkende regels voor insolventieprocedures (…).

29. Dat na de opening van een insolventieprocedure een vordering wordt ingesteld door de in die procedure aangewezen curator en dat die curator in het belang van de crediteuren handelt, verandert immers in wezen niets aan de aard van die vordering, die losstaat van de insolventieprocedure en ten gronde onderworpen blijft aan regels van gemeen recht.

(…)

35. (…), blijkt dat een dergelijke vordering ook door de schuldeisers afzonderlijk kan worden ingesteld, hetzij voor, tijdens of na de insolventieprocedure.

36. (…), niet worden beschouwd als een rechtstreeks en onlosmakelijk gevolg van een dergelijke procedure, zoals de advocaat-generaal in punt 68 van zijn conclusie heeft opgemerkt.

(…)