Article

Hof van beroep Antwerpen, 26/10/2017, 2017/AR/534, R.D.C.-T.B.H., 2019/1, p. 121-122

Hof van beroep Antwerpen 26 oktober 2017

EUROPEES EN INTERNATIONAAL GERECHTELIJK RECHT
Executie en bevoegdheid - Verordening 1215/2012/EU van 12 december 2012 - Rechterlijke bevoegdheid, erkenning en tenuitvoerlegging van beslissing in burgerlijke en handelszaken - Bevoegdheid
De Europese wetgever heeft een duaal systeem opgezet om de bevoegdheid van een nationale rechter vast te leggen om voorlopige of bewarende maatregelen te nemen. Enerzijds kan de rechter die ten gronde bevoegd is, overeenkomstig artikelen 2 tot en met 24 van de Brussel Ibis-Verordening, voorlopige en bewarende maatregelen nemen die in de nationale wetgeving zijn toegestaan. Het Europees Unierecht legt geen voorwaarden op voor dergelijke maatregelen, die bijvoorbeeld een extraterritoriale werking kunnen hebben. Anderzijds verwijst artikel 35 van de Brussel Ibis-Verordening naar het nationaal recht als basis voor de bevoegdheid van de nationale rechter die niet ten gronde bevoegd is om voorlopige of bewarende maatregelen te nemen. Het Europees Unierecht conditioneert deze verwijzing, hoofdzakelijk door een autonome definitie van het begrip “voorlopige en bewarende maatregelen”, de omkeerbaarheid van de maatregel en het bestaan van een reële band tussen het voorwerp van de gevraagde maatregel en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de staat van de aangezochte rechter. Op grond van deze beginselen moet een nationale rechter die een verzoek om een voorlopige of bewarende maatregel wilt indienen, eerst beslissen of hij ten gronde bevoegd is en, indien dit niet het geval is, analyseren of zijn nationaal recht voorlopige bevoegdheid vastlegt, alvorens te analyseren of deze laatste bevoegdheid voldoet aan de voorwaarden van het Europese Unierecht.
DROIT JUDICIAIRE EUROPÉEN ET INTERNATIONAL
Exécution et compétence - Règlement 1215/2012/UE du 12 décembre 2012 - Compétence judiciaire, reconnaissance et exécution des décisions en matières civile et commerciale - Compétence
Le législateur européen a mis en place un double système pour fonder la compétence d'un juge national pour prendre des mesures provisoires ou conservatoires. D'une part, le juge compétent au fond, conformément aux articles 2 à 24 du Règlement Bruxelles Ibis, peut prendre les mesures provisoires et conservatoires que son droit national autorise. Le droit de l'Union européenne ne fixe pas de conditions à ces mesures, lesquelles peuvent par exemple avoir un effet extraterritorial. D'autre part, l'article 35 du Règlement Bruxelles Ibis renvoie au droit national pour fonder la compétence au provisoire ou conservatoire du juge national, non compétent au fond. Le droit de l'Union européenne conditionne ce renvoi, principalement via une définition autonome de la notion de « mesures provisoires et conservatoires », le caractère réversible de la mesure et l'existence d'un lien de rattachement réel entre la compétence territoriale de l'Etat du juge saisi et la mesure demandée. En application de ces principes, un juge national saisi d'une demande de mesure provisoire et conservatoire doit tout d'abord décider s'il est compétent au fond, et s'il ne l'est pas, analyser si son droit national fonde sa compétence au provisoire, avant d'analyser si cette dernière compétence respecte les conditions du droit de l'Union européenne.

BVBA BE MEDICAL / IVASCULAR S.L.U.

Zet.: B. Ponet, M.-C. Willemaers en I. Renap (raadsheren)
Pl.: Mrs. K. Van der Beek en E. Coremans loco J. Durnez
Zaak: 2017/AR/534

(…)

Een beslissing over de internationale bevoegdheid is een beslissing waarmee de rechter zijn rechtsmacht ter zake uitput. Dergelijke beslissing komt derhalve niet in aanmerking om beoordeeld te worden in het kader van artikel 19, 3° Ger.W. waarin aan de rechtbank c.q. het hof verzocht wordt om alvorens recht te doen, een voorafgaande maatregel te bevelen dan wel de toestand van partijen voorlopig te regelen.

(…)

De vraag naar de internationale bevoegdheid raakt de grond van de zaak en komt niet in aanmerking om behandeld te worden op grond van korte debatten.

Dit geldt des te meer in huidig geschil waarin partijen het oneens zijn over de kwalificatie die dient gegeven te worden aan hun samenwerking, hetgeen implicaties kan hebben op de beoordeling van de internationale bevoegdheid van de geadieerde rechter.

Het verzoek tot beoordeling van de internationale rechtsmacht bij toepassing van artikel 1066 Ger.W. is ongegrond. Partijen dienen hun rechten terzake te doen gelden in het kader van de reeds gewezen beschikking in toepassing van artikel 747, § 2, al. 1 Ger.W.

Het hof kan zich bijgevolg evenmin reeds uitspreken over de territoriale bevoegdheid of het toepasselijk recht.

(…)

Ondergeschikt voert BE Medical aan dat het hof alleszins op grond van artikel 35 Brussel Ibis-Verordening voorlopige maatregelen kan bevelen, zelfs indien een gerecht van een andere lidstaat zou bevoegd zijn om van het bodemgeschil kennis te nemen.

Zij vraagt aldus dat het hof de gevorderde maatregelen zou opleggen, zonder dat voorafgaandelijk uitspraak wordt gedaan over de rechtsmacht, gezien ongeacht het hof ten gronde al dan niet rechtsmacht heeft, voorlopige en bewarende maatregelen kunnen worden bevolen op grond van artikel 35 Brussel Ibis-Verordening.

Ivascular betwist de toepasselijkheid van artikel 35 Brussel Ibis-Verordening om reden dat volgens haar de gevorderde maatregelen geenszins voorlopig en bewarend van aard zijn.

Er is voldaan aan de vereiste dat de gevorderde maatregel betrekking heeft op een materie die tot het materieel toepassingsgebied van de Brussel Ibis-Verordening valt.

Onder “voorlopige en bewarende maatregelen” in de zin van artikel 35 Brussel Ibis-Verordening moet worden verstaan, maatregelen die bedoeld zijn om een feitelijke situatie of rechtssituatie in stand te houden ter bewaring van rechten waarvan de erkenning voor het overige wordt of moet gevorderd worden voor de rechter die van het bodemgeschil kennis neemt.

(…)

Het verzoek tot beoordeling van de internationale rechtsmacht bij toepassing van art. 1066 Ger.W. is ongegrond. Partijen dienen hun rechten terzake te doen gelden in het kader van de reeds gewezen beschikking in toepassing van art. 747, § 2, al. 1 Ger.W.

Het hof kan zich bijgevolg evenmin reeds uitspreken over de territoriale bevoegdheid of het toepasselijk recht.

(…)

Een maatregel die tot doel heeft een terugname van stock tegen terugbetaling van de betaalde prijs te horen bevelen kan niet worden gekwalificeerd als een voorlopige en bewarende maatregel in de zin van voormeld artikel.

De eerste voorwaarde voor de toepassing van artikel 35 Brussel Ibis-Verordening is het bestaan van een reële band tussen het voorwerp van de gevorderde maatregel en de op territoriale criteria gebaseerde bevoegdheid van de verdragsluitende staat van de aangezochte rechter.

Zo kan aangenomen worden dat wat betreft de voorraad waarvan de terugnameplicht wordt gevorderd is voldaan aan de vereiste van reële band, gezien deze in consignatie zou gegeven zijn in Belgische ziekenhuizen, is de maatregel niet te aanzien als voorlopig in de zin dat de bevolen maatregel ongedaan kan worden gemaakt en de beslissing ten gronde niet hindert.

Gezien de beperkte houdbaarheid van de verkochte producten zou het ongedaan maken van de maatregel - indien daartoe grond zou bestaan - na de beslissing over de grond van de zaak de facto niet meer mogelijk zijn gelet op de vervaldatum van de producten, waarbij het ongedaan maken van de opgelegde maatregel tot gevolg zou hebben dat waardeloze producten worden teruggegeven.

Ook de terugbetaling van de aankooprijs van deze producten kan niet gekwalificeerd worden als een voorlopige maatregel zonder dat hiervoor de nodige modaliteiten en vereisten zouden worden opgelegd om het voorlopige en bewarend karakter te garanderen. Overigens is deze maatregel onlosmakelijk verbonden met de maatregel tot teruggave van stock, die in casu geen voorlopig noch bewarend karakter heeft.

Er is niet voldaan aan de voorwaarden van artikel 35 Brussel I-Verordening.

(…)