Article

Actualiteit in het kort : Hof van Cassatie, 21/06/2018, F.17.0133.N, R.D.C.-T.B.H., 2018/7, p. 733

Hof van Cassatie 21 juni 2018

GERECHTELIJKE REORGANISATIE
Algenene bepalingen - Gevolgen beslissing reorganisatie - Bewarend beslag onder derden belastingadministratie
RÉORGANISATION JUDICIAIRE
Dispositions générales - Effets de la décision de réorganisation - Saisie-arrêt conservatoirepar le fisc

Op grond van artikel 164 KB/WIB 1992 kan de belastingadministratie een vereenvoudigd derdenbeslag leggen ten laste van de belastingplichtige. De belastingplichtige kan binnen 15 dagen verzet aantekenen tegen het vereenvoudigd derdenbeslag. Indien dergelijk verzet wordt ingesteld, dan behoudt het beslag zijn bewarende werking op voorwaarde dat de ontvanger binnen een maand een uitvoerend beslag heeft gelegd overeenkomstig de artikelen 1539 et seq.Gerechtelijk Wetboek (art. 165 KB/WIB 1992).

Echter, tijdens een gerechtelijke reorganisatie, dienen we de regels van artikelen 164 en 165 KB/WIB 1992 samen te lezen met de artikelen 30-31 WCO (thans art. XX.50-51 WER). Volgens deze artikelen kunnen voor schuldvorderingen in de opschorting: 1) geen middelen van tenuitvoerlegging op de roerende of onroerende goederen van de schuldenaar worden voortgezet of aangewend (art. 30 WCO) en 2) kan voor dergelijke schuldvorderingen tijdens de opschorting geen beslag worden gelegd (art. 31, eerste lid WCO). De reeds eerder gelegde beslagen behouden hun bewarend karakter, maar de rechtbank kan, naar gelang van de omstandigheden, er de opheffing van bevelen op voorwaarde dat de opheffing van het beslag geen beduidend nadeel veroorzaakt aan de schuldeiser (art. 31, tweede lid WCO).

Aangezien de procedure voor het behoud van het fiscaal derdenbeslag haaks staat op het bijzonder regime van tenuitvoerlegging en beslag tijdens een gerechtelijke reorganisatie, besluit het Hof om “de gevolgen van het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag tijdens deze procedure geheel af te stemmen op de artikelen 30 en 31 WCO. Uit het geheel van deze bepalingen volgt dat het vereenvoudigd fiscaal derdenbeslag zijn bewarende werking behoudt tijdens de periode van opschorting tenzij hiervan opheffing wordt bevolen op grond van artikel 31 WCO”.

Bijgevolg oordeelt het Hof dat “de appelrechters die oordelen dat het door de ontvanger gelegde fiscaal derdenbeslag dient worden opgeheven aangezien geen uitvoerend beslag werd gelegd binnen de termijn van een maand na het verzet door de belastingplichtige verantwoorden hun beslissing niet naar recht”.