VERBINTENISSENRECHT - ALGEMENE BEGINSELEN
Samenloop aansprakelijkheidsregimes - Contractueel - Buitencontractueel - Algemeen - Verbintenis uit onrechtmatige daad - Zaken
Een contractant kan door zijn medecontractant in de regel slechts buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt.
|
DROIT DES OBLIGATIONS - PRINCIPES GÉNÉRAUX
Concours régimes de responsabilité - Contractuelle - Non contractuelle - Généralités - Obligation (quasi) délictuelle - Choses
En règle, une partie contractante ne peut être déclarée responsable extracontractuellement par son cocontractant que lorsque la faute qui lui est mise à charge constitue un manquement non seulement à une obligation contractuelle mais aussi à la norme générale de prudence qui lui incombe et si cette faute a causé un dommage autre que celui qui est dû à une mauvaise exécution.
|
I. | Inleiding |
1.Samenloopproblematiek - Er is al veel inkt gevloeid over de samenloop tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid [2]. Cousy bestempelt de problematiek dan ook terecht als een evergreen op de hitlijst van de juridische twistvragen [3]. Het gaat om de vraag of contractpartijen zich tegenover elkaar kunnen beroepen op het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht in plaats van op het contractueel aansprakelijkheidsrecht [4]. Is het mogelijk om als contractpartij, in geval van een contractuele wanprestatie, toch een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering in te stellen tegen een medecontractant ten aanzien van dezelfde schade [5]? Het geannoteerde cassatiearrest van 17 maart 2017 bevestigt wat het Hof van Cassatie ruim een decennium eerder stelde in het Tiercé Franco Belge-arrest [6].
2.Feiten - De feiten van het geannoteerde arrest (hierna: Aardappelrooiers-arrest) zijn uiterst eenvoudig. Tussen beide partijen bestaat er een aannemingsovereenkomst, waarbij de verweerder zich ertoe verbindt om tegen betaling aardappelen te rooien op het veld van de eiser. Tijdens de aannemingswerken komt de rooimachine in contact met een stuk ijzer dat zich in de grond bevindt, met schade aan de machine tot gevolg. De verweerder vordert daarop een schadevergoeding van de eiser voor de schade aan de aardappelrooier.
3.Kern van de zaak - De centrale problematiek in de besproken zaak betreft de samenloop tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid. Volgens de verweerder is de eiser buitencontractueel aansprakelijk op grond van artikel 1384, eerste lid BW voor de schade veroorzaakt door het stuk ijzer in het veld [7]. Zowel in eerste aanleg als in graad van beroep wordt de eiser buitencontractueel aansprakelijk gesteld. Uit de cassatievoorziening blijkt dat de eiser het oneens is met de toepassing van het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht en in casu besluit tot een samenloopverbod. In de analyse hierna zal blijken dat de eiser en het Hof van Cassatie er een andere visie op nahouden die het debat tussen “verdwijners” en “verfijners” weer kort op de voorgrond plaatst, helaas zonder enige verduidelijking of vooruitgang te brengen.
4.Overzicht - De rechtspraak van het Hof van Cassatie over de samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid is de voorbije decennia geëvolueerd van een ongebreidelde samenloop naar een principieel samenloopverbod. Deze noot beoogt de drie periodes [8] van die ontwikkeling en het resulterende doctrinaire debat kort in herinnering te brengen (II.) om vervolgens het Aardappelrooiers-arrest binnen die beweging te situeren (III.). De bespreking beperkt zich daarbij tot de cassatierechtspraak. Binnen het korte bestek van deze noot zal de samenloop van strafrechtelijke en burgerrechtelijke aansprakelijkheid niet aan bod komen [9]. Tot slot werpt een kort besluit een blik op de toekomst (IV.). Voorafgaand kan worden opgemerkt dat het Aardappelrooiers-arrest de samenloopleer toepast bij artikel 1384, eerste lid BW, hoewel de rechtsleer niet unaniem is met betrekking tot die toepassing [10].
II. | Evolutie met verdwijners en verfijners |
5.Eerste periode: probleemloze samenloop - De eerste periode omvat de cassatierechtspraak vóór het Ebes-arrest [11] en het Stuwadoors-arrest [12]. Voor de omwenteling die deze arresten met zich meebrachten, was samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid zonder meer mogelijk volgens het Hof van Cassatie. Kenmerkend daarbij is het cassatiearrest van 13 februari 1930 [13]. Daarin overwoog het Hof het volgende: “Attendu, cependant, qu'en prescrivant la réparation par chacun de tout dommage causé à la personne d'autrui ou à ses biens, l'article 1382 du Code civil a édicté une règle dont l'observation s'impose, en principe, à tous et en toutes circonstances; Attendu que la règle ne cesse pas de trouver son application dès qu'un contrat a été l'occasion du dommage; Attendu que le fait de s'engager, dans un contrat, à veiller tout spécialement aux biens ou à la personne d'un contractant n'enlève pas, par lui-même, toute action quasi délictuelle à ce dernier, pour lui réserver seulement, en cas de dommage, l'action née du contrat.” Aldus primeerden de buitencontractuele aansprakelijkheidsregels als gemeenrechtelijk regime op de contractuele waardoor de samenloop tussen beide principieel mogelijk was [14]. Het Hof van Cassatie bevestigde deze opvatting ook in latere arresten [15].
6.Tweede periode: samenloopverbod tenzij voorwaarden - Onder invloed van lagere rechtspraak en rechtsleer gooide het Hof van Cassatie in het begin van de jaren 70 het roer evenwel compleet om [16]. Waar niet iedereen uit het Ebes-arrest een samenloopregel afleidt [17], kan men niet om de expliciete formulering uit het Stuwadoors-arrest van enkele jaren later heen: “[…] dat de aangestelde of de uitvoeringsagent, die optreedt om een contractuele verbintenis van een partij uit te voeren, extracontractueel enkel aansprakelijk kan gesteld worden indien de hem verweten fout de schending uitmaakt, niet van de contractueel aangegane verbintenis, doch van een iedereen opgelegde verplichting, en indien die fout een andere dan een louter uit de gebrekkige uitvoering van het contract ontstane schade heeft veroorzaakt” (eigen benadrukking). Het Hof van Cassatie ging daardoor uit van een samenloopverbod, tenzij aan de geformuleerde samenloopvoorwaarden [18] is voldaan, waarmee het Hof het uitgangspunt volledig heeft veranderd ten opzichte van zijn vroegere rechtspraak [19]. Sommigen maakten zelfs gewag van een “Copernicaanse revolutie voor de samenloopproblematiek” [20]. Hoewel het Stuwadoors-arrest eerder handelt over actieve co-existentie [21], heeft het Hof van Cassatie beide voorwaarden (soms met nuanceverschillen) [22] ook in latere samenlooparresten bevestigd [23]. De voorwaarden zijn cumulatief [24]. Naar aanleiding van het Stuwadoors-arrest ontstonden twee grote stromingen in rechtspraak en rechtsleer: de aanhangers van de verdwijningstheorie (“verdwijners”) en de aanhangers van de verfijningstheorie (“verfijners”) [25]. Het is geenszins de bedoeling beide stellingen opnieuw uitgebreid onder de loep te nemen [26], doch eerder om enkele grote lijnen in herinnering te brengen.
7.Verdwijners: contra samenloop - De verdwijningstheorie vormt de meerderheidsopvatting binnen de rechtsleer [27]. Aanhangers van deze theorie zijn van oordeel dat de toepassing van de buitencontractuele aansprakelijkheid tussen contractpartijen quasi onmogelijk is geworden sinds het Stuwadoors-arrest. Het is namelijk uitermate moeilijk om aan beide voorwaarden te voldoen [28]. Ten eerste mag de fout van de contractpartij geen contractuele wanprestatie zijn, doch enkel een inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsnorm. Ook gevallen van een gemengde fout, i.e.een fout die tegelijk als contractuele wanprestatie en als inbreuk op de algemene zorgvuldigheidsnorm kan worden gekwalificeerd [29], zijn op die manier uitgesloten [30]. Ten tweede moet de veroorzaakte schade andere schade zijn dan diegene die voortkomt uit de slechte uitvoering van het contract. De vervulling van beide voorwaarden (en bovendien cumulatief) is haast onmogelijk. Dat is voor de aanhangers van de verdwijningstheorie evenwel geen probleem. Aanvaarden dat contractpartijen door het sluiten van de overeenkomst kiezen voor het bijzondere regime van de contractuele aansprakelijkheid waarborgt volgens de verdwijners de wil van de partijen én van de wetgever [31].
8.Verfijners: pro samenloop - De minderheidsopvatting na het Stuwadoors-arrest wordt gevormd door de aanhangers van de verfijningstheorie [32]. Zij beschouwen het Stuwadoors-arrest (en de daarop volgende rechtspraak) als een verfijning van de (permissieve) samenloopleer die voorheen gold [33]. Het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht blijft daarbij het gemeenrechtelijk regime dat niet zomaar wordt opzijgeschoven door het sluiten van een contract. Op die manier bouwen de verfijners voort op het cassatiearrest van 13 februari 1930. In tegenstelling tot de verdwijners, interpreteren de verfijners de twee samenloopvoorwaarden op een ruime manier. Ten eerste moet er een niet louter contractuele fout aanwezig zijn, namelijk een fout die niet alleen bestaat uit een wanprestatie maar ook uit de schending van een algemene zorgvuldigheidsnorm die vooraf bestaat en op iedereen rust [34]. Een gemengde fout wordt in de verfijningstheorie bijgevolg mogelijk. Ten tweede is een niet louter contractuele schade vereist, i.e.schade die niet louter bestaat in het verlies van het voordeel dat enkel door de overeenkomst kan worden verschaft [35]. Enkel in geval van zogenoemde “zuiver contractuele schade” [36] is een buitencontractuele vordering tussen contractpartijen uitgesloten.
9.Derde periode: opschudding door Tiercé Franco Belge - Het Tiercé Franco Belge-arrest van Hof van Cassatie van 29 september 2006 [37] werd in de rechtsleer omschreven als een donderslag bij heldere hemel [38] en zou de lezer op de rand van zijn stoel doen zitten [39]. De formulering van de samenloopvoorwaarden in het arrest verschilt dan ook op subtiele doch cruciale wijze van de eerder gebruikte bewoordingen. De buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering tegen een medecontractant is volgens het Hof van Cassatie slechts toegelaten “indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsplicht die op hem rust, en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt” (eigen benadrukking). Waar aan de tweede voorwaarde (over de schade) niets wordt veranderd, is de eerste voorwaarde (over de fout) versoepeld en gemengde fouten zijn nu wel vervat in de formulering [40].
10.Tussen verfijners en verdwijners in - De versoepeling van de eerste voorwaarde kan worden beschouwd als aan voorzichtige stap in de richting van de verfijningstheorie [41], doch het behoud van de tweede voorwaarde zorgt ervoor dat de verdwijningstheorie verre van verlaten is [42]. Het Hof van Cassatie staat sinds het Stuwadoors-arrest aldus met één been in de verfijningstheorie en met het andere been in de verdwijningstheorie. Een spreidstand waarvoor een duidelijke motivering alsnog ontbreekt.
11.Quid na het Tiercé Franco Belge-arrest? - Onduidelijkheid troef na het Tiercé Franco Belge-arrest (en het verderop besproken cassatiearrest van 27 november 2006). Twijfels en onzekerheid over de precieze draagwijdte van deze arresten heeft geleid tot een verdeeldheid in de rechtspraak [43]. In de rechtsleer is opgemerkt dat na het Tiercé Franco Belge-arrest nog niet met zekerheid kon worden gezegd of het arrest een nieuwe, vaste rechtspraak inluidt [44]. Sommige auteurs hebben getracht enige zin te geven aan het Tiercé Franco Belge-arrest, wat hen de naam “nieuwe verfijners” heeft opgeleverd [45]. Zij menen dat een buitencontractuele vordering enkel uitgesloten is wanneer het gaat om de harde kern van het contract, i.e. indien zowel fout als schade zuiver contractueel zijn [46]. Tegenstanders van die zienswijze hebben zichzelf reeds tot “nieuwe verdwijners” uitgeroepen als tegenbeweging [47].
12.Cass. 27 november 2006 - De onzekerheid na het Tiercé Franco Belge-arrest wordt bovendien vergroot door het cassatiearrest van 27 november 2006 [48], dat nog geen 2 maanden na het Tiercé Franco Belge-arrest het principieel samenloopverbod onderstreept [49]. Volgens het Hof van Cassatie “[vloeit] [d]e principiële onmogelijkheid voor contractpartijen om zich in het raam van hun contractuele verhouding op de regels van de buitencontractuele aansprakelijkheid te beroepen […] voort uit de onderstelling dat contractpartijen hun contractuele rechtsverhouding en een in dit raam begane wanprestatie, behoudens andersluidend beding, uitsluitend door de regels van de contractuele aansprakelijkheid willen laten beheersen”. Merk op dat het arrest van 27 november 2006 door de 3de kamer is uitgesproken, terwijl het Tiercé Franco Belge-arrest is gewezen door de 1ste kamer [50]. Enkel het Tiercé Franco Belge-arrest is opgenomen in het Jaarverslag van het Hof van Cassatie van België van 2006 [51], waardoor de vraag rijst of dat arrest als het principearrest moet worden beschouwd [52]. Ook de algemene formulering in het Tiercé Franco Belge-arrest leidt tot de vraag of het om een mijlpaalarrest gaat [53]. Het laatste woord daarover is, zelfs door het Hof van Cassatie, nog niet gesproken [54].
13.Latere bevestiging Tiercé Franco Belge-arrest - Alvorens nader in te gaan op de Aardappelrooiers-arrest, verdient het cassatiearrest van 24 maart 2016 [55] nog vermelding. Daarin herhaalt het Hof van Cassatie in bijna identieke bewoordingen de formulering uit het Tiercé Franco Belge-arrest: “[e]en contractant kan door zijn medecontractant in de regel slechts buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt”. Het arrest voegt wel de woorden “in de regel” toe, maar wijzigt de voorwaarden voorts niet.
III. | Aardappelrooiers-arrest |
14.Hof van beroep - Het hof van beroep te Gent bevestigt, zoals reeds gesteld, de buitencontractuele aansprakelijkheid van de eiser. Daarbij neemt het hof de formulering uit het Tiercé Franco Belge-arrest over. Na de verduidelijking dat de contractuele relatie tussen de contractanten, i.e.de aannemingsovereenkomst, de buitencontractuele aansprakelijkheid van een contractspartij niet per se in de weg staat, somt het hof van beroep de (cumulatief te vervullen) voorwaarden op: “indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering van de overeenkomst te wijten schade heeft veroorzaakt” [56]. De schade aan de aardappelrooier is volgens de appelrechters evenwel een andere schade dan schade die het gevolg kan zijn van een contractuele wanprestatie van één van de partijen. De aanwezigheid van een stuk van een ploeg in het veld is vreemd aan de gesloten aannemingsovereenkomst. Aldus gaat het hof over tot toepassing van de buitencontractuele aansprakelijkheidsregels, inzonderheid artikel 1384, eerste lid BW.
15.Redenering eiser in cassatie - De eiser benadrukt wat het Hof van Cassatie in zijn arrest van 27 november 2006 stelde. Het principieel samenloopverbod steunt op de gedachte dat contractanten hun contractuele rechtsverhouding, met inbegrip van de regeling van schade door de uitvoering van het contract, uitsluitend aan de contractuele aansprakelijkheidsregels hebben willen onderwerpen, behoudens andersluidend beding. Ze creëren volgens de eiser een “microcosmos”. Bovendien blijkt uit de voorziening dat de eiser de bewoordingen van het Tiercé Franco Belge-arrest interpreteert in lijn met de verdwijningstheorie en het Stuwadoors-arrest. Eerst herhaalt de eiser namelijk de voorwaarde “indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsplicht die op hem rust” (eigen benadrukking). Daaruit leidt de eiser echter af dat een contractpartij niet aansprakelijk kan worden gesteld op basis van artikel 1384, eerste lid BW in het kader van de uitvoering van een contract voor schade die het gevolg is van een gebrek in de zaak wanneer die andere contractpartij op grond van het contract verantwoordelijk is voor dit gebrek. Volgens de eiser is een buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering tussen contractanten slechts mogelijk indien zowel de fout als de schade vreemd is aan de uitvoering van de overeenkomst.
16.Bevestiging Tiercé Franco Belge - De zienswijze van het hof van beroep houdt stand in cassatie. In een uiterst kort arrest bevestigt het Hof van Cassatie de rechtspraak van het Tiercé Franco Belge-arrest. Volgens het Hof van Cassatie “[kan] een contractant […] door zijn medecontractant in de regel slechts buitencontractueel aansprakelijk gesteld worden indien de hem ten laste gelegde fout een tekortkoming uitmaakt niet alleen aan de contractuele verbintenis, maar ook aan de algemene zorgvuldigheidsnorm die op hem rust en indien deze fout andere dan aan de slechte uitvoering te wijten schade heeft veroorzaakt” (eigen benadrukking). Ook hier neemt het Hof de toevoeging “in de regel” over. Het Hof van Cassatie wijst bijgevolg de toepassing van de (volledige) verdwijningstheorie van de hand, doch zonder daarbij een pure verfijningslogica te hanteren.
IV. | Besluit |
17.Geen definitieve keuze, geen motivering, geen vooruitgang - Twee korte besluiten volgen uit het geannoteerde arrest wanneer men de voorafgaande evolutie beschouwt. De eerste heeft betrekking op het onderscheid tussen de verdwijnings- en de verfijningstheorie. Sinds het Tiercé Franco Belge-arrest blijft het Hof van Cassatie vastzitten tussen beide theorieën in. De voorzichtige pas richting de verfijningsleer is het voorbije decennium niet overgegaan in een gedurfde overstap. De versoepeling van de foutvoorwaarden dreigt op die manier nog steeds zonder veel gevolgen te blijven door de behouden strengheid bij de schadevoorwaarde [57]. De tijd is blijkbaar nog steeds niet rijp voor het Hof van Cassatie “om de Rubicon over te steken.” [58] Een tweede besluit is dat het Hof van Cassatie nog steeds geen duidelijke motivering geeft voor de gedeeltelijk nieuwe koers die het de afgelopen 10 jaar vaart. Op die manier is de kritiek [59] op de plotse wijziging middels het Tiercé Franco Belge-arrest nog pijnlijk actueel. Zowel op het punt van de keuze voor verfijning of verdwijning als op het punt van de motivering lijkt niet onmiddellijk vooruitgang te zijn geboekt. Tijden van hervorming dulden evenwel geen stilstand. Hopelijk schuift de wetgever bij de hervorming van het Burgerlijk Wetboek de hete aardappel niet door. Zoals Dubuisson het heeft verwoord: “Le moment n'est-il pas venu de régler l'irritant problème du concours des responsabilités et celui de l'immunité de l'agent d'exécution?” [60]. Tot het moment waarop de wetgever of de rechtspraak duidelijkheid brengt, lijkt zinvolle vooruitgang moeilijk. En de boer, hij ploegde voort.
[1] | Doctorandus Instituut voor Gerechtelijk Recht, Leuven Centre for Public Law, KU Leuven. |
[2] | Zie bv. de verwijzingen bij P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 224, vn. 2. |
[3] | H. Cousy, “Het verbod van samenloop tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid en zijn weerslag”, TPR 1984, (155) 155, nr. 1. |
[4] | I. Claeys, Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2003, 56, nr. 45; H. Cousy, “Het verbod van samenloop tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid en zijn weerslag”, TPR 1984, (155) 157, nr. 2; S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 128, nr. 161; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 223, nr. 1. |
[5] | W. Buelens en D. Verhoeven, “De (on)zin van een samenloopverbod tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering”, TBBR 2016, afl. 6, (314) 315, nr. 2 en de verwijzingen in vn. 3. |
[6] | Cass. (1ste k.) 29 september 2006, AR C.03.0502.N, Arr.Cass. 2006, afl. 9, 1863, Pas. 2006, afl. 9-10, 1911, NJW 2006, afl. 153, 946, noot I. Boone, RW 2006-07, afl. 42, 1717, noot A. Van Oevelen, TBO 2007, afl. 2, 66, noot K. Vanhove. |
[7] | In ondergeschikte orde voert de verweerder evenwel de niet-nakoming aan door de eiser van zijn contractuele verplichtingen. |
[8] | De indeling in drie periodes is ontleend aan S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 129, nrs. 163 et seq.; S. Stijns, “Samenloop van civielrechtelijke aansprakelijkheidsregimes: quo vadis?” in Y. Lemense en H. Vuye (eds.), Springleven aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, (141) 162, nrs. 28 et seq.; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) nr. 226, nr. 4. Andere auteurs maken gewag van twee periodes, zie W. Buelens en D. Verhoeven, “De (on)zin van een samenloopverbod tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering”, TBBR 2016, afl. 6, (314) 319, nr. 15. |
[9] | Zie daarvoor o.a. S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 125, nrs. 156 et seq.; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 106, nrs. 143 et seq. |
[10] | Zie de verwijzingen bij T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 100-101, nr. 134. |
[11] | Cass. 4 juni 1971, Arr.Cass. 1971, 989 en RW 1971-72, 371. |
[12] | Cass. (1ste k.) 7 december 1973, Arr.Cass. 1974, 395, met Concl. Adv. Gen. Mahaux, Pas. 1974, I, p. 376, RGAR 1974, nr. 9.317, noot J.-L. Fagnart, RCJB 1976, 15, noot R.O. Dalcq en F. Glansdorff en RW 1973-74, 1597, noot J. Herbots. |
[13] | Cass. 13 februari 1930, Pas. 1930, I, p. 115, RGAR 1930, nr. 590, noot J. Van Ryn en JT 1930, 182. |
[14] | S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 130, nr. 164; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 97-98, nr. 130. |
[15] | Cass. 18 mei 1961, Pas.1961, I, p. 1006 en RW 1961-62, 1561; Cass. 7 november 1969, Arr.Cass. 1970, 241, Pas. 1970, I, p. 215, RW 1969-70, 1088, RGAR 1970, nr. 8.439, noot en JT 1970, 279. |
[16] | D. Vervoort, “De relevantie van het Tiercé-arrest voor de rechtspraak: een slag in het water” (noot onder Brussel 17 september 2012), TBBR 2015, afl. 5, (260) 262, nr. 6, met verwijzingen. |
[17] | Zie bv. H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 726, nr. 10. |
[18] | Volgens sommige auteurs formuleert het Hof in zijn Stuwadoors-arrest geen “echte” samenloopvoorwaarden; zie W. Buelens en D. Verhoeven, “De (on)zin van een samenloopverbod tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering”, TBBR 2016, afl. 6, (314) 319, nr. 15. |
[19] | S. Stijns, “Samenloop van civielrechtelijke aansprakelijkheidsregimes: quo vadis?” in Y. Lemense en H. Vuye (eds.), Springleven aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, (141) 166, nr. 34; S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 132, nr. 166. |
[20] | H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne en P. Hamelink, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1964-1978)”, TPR 1980, (1139) 1455, nr. 283, C. |
[21] | S. Stijns, “Samenloop van civielrechtelijke aansprakelijkheidsregimes: quo vadis?” in Y. Lemense en H. Vuye (eds.), Springleven aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, (141) 167-168, nrs. 35-36; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 98, nr. 131. |
[22] | Zie H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 727, nr. 13; S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 133, nr. 167. |
[23] | Zie o.a. Cass. 14 oktober 1985, AR 4747, Arr.Cass. 1985-86, 179 en RCJB 1988, 341, noot M. Van Quickenborne; Cass. (3de k.) 9 november 1987, 7815, Pas. 1988, I, p. 296; Cass. (1ste k.) 28 september 1995, C.93.29.N, Arr.Cass. 1995, 827; Cass. (1ste k.) 23 mei 1997, C.95.0053.N, Arr.Cass. 1997, 563 en RW 1998-99, 681; Cass. (1ste k.) 26 april 2002, C.01.0296.F, Arr.Cass. 2002, 1136 en RW 2004-05, 940, noot; Cass. (1ste k.) 21 juni 2002, C.00.0093.F, Arr.Cass. 2002, afl. 6-8, 1578 en Pas. 2002, afl. 5-6, 1407. Contra: Cass. (1ste k.) 21 januari 1988, AR 7960, Arr.Cass. 1987-88, 641 en RW 1988-89, 675, noot E. Dirix (“Lorsqu'une personne manque à une obligation contractuelle envers une autre, cette faute peut engager sa responsabilité extra-contractuelle envers un tiers si elle constitue aussi un manquement à l'obligation générale de prudence.” (eigen benadrukking)). |
[24] | Cass. (1ste k.) 28 september 1995, C.93.29.N, Arr.Cass. 1995, 827. |
[25] | Voor een overzicht van de auteurs binnen beide stromingen, zie o.a. I. Claeys, Samenhangende overeenkomsten en aansprakelijkheid, Antwerpen, Intersentia, 2003, 154, vn. 562-563; H. Cousy, “Het verbod van samenloop tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid en zijn weerslag”, TPR 1984, (155) 163, vn. 18; A. Van Oevelen, “Deel 1: Actualia verbintenissenrecht (2005-2011)” in Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten, CBR Jaarboek 2011-2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 30, nr. 30. |
[26] | Zie daarvoor o.a. W. Buelens en D. Verhoeven, “De (on)zin van een samenloopverbod tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheidsvordering”, TBBR 2016, afl. 6, (314) 320-323, nrs. 17-23; S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 133, nrs. 168 et seq.; S. Stijns, “Samenloop: over verfijners en verdwijners” in X, Liber amicorum Herman Cousy. Over grenzen, Antwerpen, Intersentia, 2011, (701) 705 et seq.; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 99, nrs. 132 et seq.; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 236, nrs. 15 et seq. |
[27] | Tot de verdwijners behoren, naast de verwijzingen in vn. 27, ook B. Claessens, “Drie klassiekers in een notendop: verborgen gebreken, samenloop en co-existentie” (noot onder Antwerpen 5 december 1996), AJT 1997-98, afl. 3, (79) 80, nr. 4; R.O. Dalcq, “Examen de jurisprudence. La responsabilité délictuelle et quasi délictuelle (1973 à 1979)”, RCJB 1980, (355) 355-357, nr. 1; R.O. Dalcq en F. Glansdorff, “Responsabilité aquilienne et contrats” (noot onder Cass. 7 december 1973), RCJB 1976, (20) 30-31, nr. 11; R. Rasir, “Cumul de la responsabilité contractuelle et aquilienne”, JT 1976, afl. 4946, 164-165; M. Van Quickenborne, “Rélexions sur le dommage purement contractuel” (noot onder Cass. 14 oktober 1985), RCJB 1988, (344) 344-345, nr. 2; P. Wery, “Les rapports entre responsabilité aquilienne et responsabilité contractuelle, à la lumière de la jurisprudence récente”, TBBR 1997-98, afl. 2, (81) 87-88. |
[28] | H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 730, nr. 25; E. Dirix en A. Van Oevelen, “Kroniek van het verbintenissenrecht (1985-1992) (eerste deel)”, RW 1992-93, afl. 36, (1209) 1226, nr. 42; R. Kruithof, “Overzicht van rechtspraak. Verbintenissen (1974-1980)”, TPR 1983, (495) 610-611, nr. 106; S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 134, nr. 169; S. Stijns, “Samenloop van civielrechtelijke aansprakelijkheidsregimes: quo vadis?” in Y. Lemense en H. Vuye (eds.), Springleven aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2011, (141) 175, nr. 39; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne, K. Geelen en S. De Coster, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1979-1984)”, TPR 1987, (1255) 1602, nr. 205; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne en P. Hamelink, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1964-1978)”, TPR 1980, (1139) 1459-1460, nr. 240; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne en L. Wynant, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1985-1993)”, TPR 1995, (1115) 1519, nr. 196; H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne, L. Wynant en M. Debaene, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1994-1999)”, TPR 2000, afl. 4, (1551) 1938-1939, nr. 176; W. Van Gerven m.m.v. A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 310-311; A. Van Oevelen, “De samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid: een koerswijziging in de rechtspraak van het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 29 september 2006), RW 2006-07, (1718) 1719, nr. 2; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 236-238, nrs. 15-16; P. Wery, “Les rapports entre responsabilité aquilienne et responsabilité contractuelle, à la lumière de la jurisprudence récente”, TBBR 1998, afl. 2, (81) 87-88, nr. 5 en 90, nr. 8. Vgl. N. Carette, “Derden in het bouwrecht. Capita selecta” in K. Deketelaere, K. Vanhove en A. Verbeke (eds.), Jaarboek Bouwrecht 2006-2007, Brugge, die Keure, 2007, (79) 117. |
[29] | P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 229, nr. 8. |
[30] | M. Van Quickenborne, “Rélexions sur le dommage purement contractuel” (noot onder Cass. 14 oktober 1985), RCJB 1988, (344) 347, nr. 6. |
[31] | H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne en P. Hamelink, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1964-1978)”, TPR 1980, (1139) 1459, nr. 240. Vgl. H. Vandenberghe, M. Van Quickenborne, K. Geelen en S. De Coster, “Overzicht van rechtspraak. Aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad (1979-1984)”, TPR 1987, (1255) 1602, nr. 205. Vgl. H. Cousy, “Het verbod van samenloop tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid en zijn weerslag”, TPR 1984, (155) 194, nr. 32. Voor een beschrijving van dit standpunt, zie S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 129, nr. 162. |
[32] | Tot de verfijners behoren, naast de verwijzingen in vn. 31, ook X. Dieux en D. Willermain, “La responsabilité civile du prestataire de services à l'égard des tiers” in F. Glansdorff en P.-A. Foriers (eds.), Les contrats de services, Brussel, Editions du Jeune Barreau, 1994, (209) 218-219, vn. 28; B. Dubuisson, “Responsabilité contractuelle et extracontractuelle. Volume 2” in Responsabilités. Traité théorique et pratique, Partie préliminaire, Livre 3bis, 2003, losbl., (5) 24-25, nr. 83; J. Herbots, “Quasi delictuele aansprakelijkheid en overeenkomsten”, TPR 1980, (1055) 1083, nr. 47; J. Herbots, “De nalatige stuwadoor of de twee voorwaarden voor de aansprakelijkheid uit onrechtmatige daad van de medecontractant of diens aangestelde” (noot onder Cass. 7 december 1973), RW 1973-74, afl. 29, (1600) 1603, nr. 5; P. Van Ommeslaghe, Droit des obligations, t. II, Sources des obligations (Deuxième partie), Brussel, Bruylant, 2010, 1170-1171, nr. 818. |
[33] | Zie o.a. H. Cousy, “Het verbod van samenloop tussen contractuele en extracontractuele aansprakelijkheid en zijn weerslag”, TPR 1984, (155) 164, nr. 5; J. Herbots, “De nalatige antiquairs” (noot onder Cass. 8 april 1983), RW 1983-84, afl. 3, (166) 168, nr. 6; J. Van Ryn, “Responsabilité aquilienne et contrats”, JT 1975, 505-506. |
[34] | J. Herbots, “Quasi delictuele aansprakelijkheid en overeenkomsten”, TPR 1980, (1055) 1083, nr. 47, a. |
[35] | J. Herbots, “Quasi delictuele aansprakelijkheid en overeenkomsten”, TPR 1980, (1055) 1083, nr. 47, b. |
[36] | J. Herbots, “De nalatige antiquairs” (noot onder Cass. 8 april 1983), RW 1983-84, afl. 3, (166) 168, nr. 6. |
[37] | Cass. (1ste k.) 29 september 2006, C.03.0502.N, Arr.Cass. 2006, afl. 9, 1863, Pas. 2006, afl. 9-10, 1911, NJW 2006, afl. 153, 946, noot I. Boone, RW 2006-07, afl. 42, 1717, noot A. Van Oevelen, TBO 2007, afl. 2, 66, noot K. Vanhove. |
[38] | S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 135-136, nr. 171. |
[39] | H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 722, nr. 1. |
[40] | I. Boone, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid verfijnd” (noot onder Cass. 26 september 2006), NJW 2006, afl. 153, (946) 947; A. De Boeck, “De schade bij samenloop en co-existentie. Een verkenning van de grens tussen contractuele en buitencontractuele schade” in A. De Boeck, I. Samoy, S. Stijns en R. Van Ransbeeck (eds.), Knelpunten in het buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Brugge, die Keure, 2013, (21) 34. |
[41] | H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 724, nr. 5; I. Boone, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid verfijnd” (noot onder Cass. 26 september 2006), NJW 2006, afl. 153, (946) 947; W. Van Gerven m.m.v. A. Van Oevelen, Verbintenissenrecht, Leuven, Acco, 2015, 312; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 104, nr. 137. Voorzichtiger: N. Carette, “Derden in het bouwrecht. Capita selecta” in K. Deketelaere, K. Vanhove en A. Verbeke (eds.), Jaarboek Bouwrecht 2006-2007, Brugge, die Keure, 2007, (79) 123, nr. 54. |
[42] | L. Phang, “Over de rechtsverhouding tussen elektriciteitsmaatschappijen en hun afnemers en het samenloopverbod in deze verhouding” (noot onder Cass. 27 november 2006), RAGB 2007, afl. 19, (1264) 1272, nr. 14; S. Stijns, “Samenloop: over verfijners en verdwijners” in X, Liber amicorum Herman Cousy. Over grenzen, Antwerpen, Intersentia, 2011, (701) 709; A. Van Oevelen, “De samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid: een koerswijziging in de rechtspraak van het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 29 september 2006), RW 2006-07, afl. 42, (1718) 1720-1721, nrs. 3-4; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 242-243, nrs. 21-22. |
[43] | Zie de rechtspraakanalyse bij D. Vervoort, “De relevantie van het Tiercé-arrest voor de rechtspraak: een slag in het water” (noot onder Brussel 17 september 2012), TBBR 2015, afl. 5, (260) 265-267, nrs. 17-19. |
[44] | S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 136, nr. 172. |
[45] | S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1bis, Brugge, die Keure, 2013, 140, nr. 177. Zie hierover S. Stijns, “Samenloop: over verfijners en verdwijners” in X, Liber amicorum Herman Cousy. Over grenzen, Antwerpen, Intersentia, 2011, (701) 710 et seq. |
[46] | B. Dubuisson, V. Callewaert, B. De Coninck en G. Gathem, La responsabilité civile. Chronique de jurisprudence 1996-2007, Vol. 1, Le fait générateur et le lien causal in Dossiers JT, nr. 74, Brussel, Larcier, 2009, 484-485, nr. 575; P. Van Ommeslaghe, Traité de droit civil belge, II, vol. II, Brussel, Bruylant, 2013, 1119, nr. 818. |
[47] | S. Stijns, “Samenloop: over verfijners en verdwijners” in X, Liber amicorum Herman Cousy. Over grenzen, Antwerpen, Intersentia, 2011, (701) 713. |
[48] | Cass. (3de k.) 27 november 2006, C.05.0310.N, Arr.Cass. 2006, afl. 11, 2427, NJW 2008, afl. 174, 28, noot I. Boone, Pas. 2006, afl. 11, 2485 en RABG 2007, afl. 19, 1257, noot L. Phang. |
[49] | Beide arresten zijn onverenigbaar volgens H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 723, vn. 9. |
[50] | Door de korte tijdspanne tussen beide arresten denken sommige auteurs aan de mogelijkheid dat de 3de kamer haar arrest heeft geveld zonder van het arrest van de eerste kamer af te weten. Zie bv. B. Dubuisson, “Le concours des responsabilités contractuelle et extracontractuelle. Ultime tentative de conciliation ...” in X, Liber amicorum Hubert Bocken. Dare la luce, Brugge, die Keure, 2009, (67) 79-80. |
[51] | Het verslag is beschikbaar op www.justitie.belgium.be/sites/default/files/downloads/cass2006nl.pdf. |
[52] | S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 138, nr. 173. Zie ook P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 241-242, nrs. 20 en 245, nr. 23. |
[53] | I. Boone, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid verfijnd” (noot onder Cass. 26 september 2006), NJW 2006, afl. 153, (946) 947. |
[54] | P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 233, nr. 11. |
[55] | Cass. (1ste k.) 24 maart 2016, C.14.0329.N, TBH 2017, afl. 2, 200. |
[56] | Het arrest van het hof van beroep is niet gepubliceerd, doch de cassatievoorziening neemt de hier aangehaalde passages letterlijk uit het arrest over. |
[57] | Zie ook S. Stijns, Leerboek Verbintenissenrecht, Boek 1 bis, Brugge, die Keure, 2013, 137, nr. 172, met verwijzingen; A. Van Oevelen, “Deel 1: Actualia verbintenissenrecht (2005-2011)” in Centrum voor Beroepsvervolmaking in de Rechten, CBR Jaarboek 2011-2012, Antwerpen, Intersentia, 2012, (1) 33, nr. 32; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 105, nr. 140; P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wéry (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 243, nr. 22. |
[58] | P. Wery, “L'option des responsabilités entre parties contractantes” in S. Stijns en P. Wery (eds.), De raakvlakken tussen de contractuele en de buitencontractuele aansprakelijkheid, Brugge, die Keure, 2010, (223) 245. |
[59] | Zie o.a. H. Bocken, “Samenloop contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid”, NJW 2007, afl. 169, (722) 731, nr. 28; A. Van Oevelen, “De samenloop van contractuele en buitencontractuele aansprakelijkheid: een koerswijziging in de rechtspraak van het Hof van Cassatie” (noot onder Cass. 29 september 2006), RW 2006-07, afl. 42, (1718) 1721, nr. 5; T. Vansweevelt en B. Weyts, Handboek buitencontractueel aansprakelijkheidsrecht, Antwerpen, Intersentia, 2009, 104, nr. 138. |
[60] | B. Dubuisson, “Faut-il reformer le Code civil (II)? Interrogations et propositions concernant la responsabilité extracontractuelle”, JT 2016, afl. 38, (673) 681, nr. 39. |