Article

Actualiteit : Arbeidshof Antwerpen (afd. Hasselt), 14/08/2017, 2016/AH/191, R.D.C.-T.B.H., 2017/9, p. 1034-1035

Arbeidshof Antwerpen (afd. Hasselt)14 augustus 2017

Zaak: 2016/AH/191 (onuitg.)
CONTINUÏTEIT VAN DE ONDERNEMING (WET 31 JANUARI 2009)
Gerechtelijke reorganisatie - Gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag - Rechten van de werknemers - Toepassing Europees recht


CONTINUITÉ DES ENTRPRISES (LOI DU 31 JANVIER 2009)
Réorganisation judiciaire - Réorganisation judiciaire par transfert sous autorité de justice - Droits des travailleurs - Application du droit européen


Het geschil voor het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Hasselt, betreft de overdracht onder gerechtelijk gezag van NV Echo aan NV Prefaco, waarbij NV Prefaco kiest om 164 werknemers over te nemen. De keuze van de overnemer is gebaseerd op artikel 61, § 3 WCO (nieuw art. XX.86, § 3 WER), waarin de keuze om werknemers al dan niet over te nemen aan de verkrijger wordt gelaten.

Appelante is een werkneemster die niet werd overgenomen door NV Prefaco en aldus haar arbeidsovereenkomst beëindigd zag. Appelante betwistte haar ontslag en stelde in eerste aanleg een vordering in tegen NV Prefaco en de Belgische Staat. De arbeidsrechtbank wees de vorderingen af. Vervolgens stelde appelante beroep in tegen het vonnis van de arbeidsrechtbank. Appelante is van oordeel dat de rechten en verplichtingen van haar arbeidsovereenkomst overgaan op de overnemer, NV Prefaco, onder toepassing van artikel 3 van de richtlijn nr. 2001/23/EG (van de Raad van 12 maart 2001 inzake het behoud van de rechten van de werknemers b overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, Pb.L. 22 maart 2001, afl. 82, 16). Indien haar arbeidsovereenkomst niet wordt overgenomen, dan argumenteert appelante dat het Belgisch recht niet in overeenstemming is met het Europees recht en dat de Belgische Staat haar verplichting om de richtlijn te implementeren niet is nagekomen.

Volgens verweerders is artikel 3 richtlijn nr. 2001/23/EG niet van toepassing, omdat de overdracht onder gerechtelijk gezag moet worden beschouwd als een liquidatieprocedure. In dat geval is artikel 5, 1. van richtlijn nr. 2001/23/EG van toepassing, dat de werking van artikel 3 uitsluit: “Tenzij de lidstaten anders bepalen, zijn de artikelen 3 en 4 niet van toepassing op een overgang van een onderneming, vestiging of een onderdeel van een onderneming of vestiging wanneer de vervreemder verwikkeld is in een faillissementsprocedure of in een soortgelke procedure met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie (die een door een overheidsinstantie gemachtigde curator mag zijn)” (eigen benadrukking).

Het arbeidshof is niet zeker dat de overdracht onder gerechtelijk gezag van het toepassingsgebied van richtlijn nr. 2001/23/EG kan worden uitgesloten en besliste volgende prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie:

Is het keuzerecht voor de overnemer uit artikel 61, § 3 van de Belgische wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen (WCO-wet), als onderdeel van Hoofdstuk 4 van Titel 4 van deze wet waarbij de 'gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag' wordt geregeld, in de mate dat deze gerechtelijke reorganisatie door overdracht onder gerechtelijk gezag is aangewend met het oog op het behoud van het geheel of een gedeelte van de vervreemder of van zijn activiteiten, in overeenstemming met de Europese richtlijn nr. 2001/23/EG inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der lidstaten betreffende het behoud van de rechten van de werknemers b overgang van ondernemingen, vestigingen of onderdelen van ondernemingen of vestigingen, in het bijzonder met de artikelen 3 en 5 van deze richtlijn?

6. We kunnen niet voorspellen hoe het Hof van Justitie deze vraag zal beantwoorden. Echter, de manier waarop de prejudiciële vraag door het arbeidshof is geformuleerd, kan het Hof in een bepaalde richting duwen. Op basis van het Estro -arrest (HvJ 22 juni 2017, C-126/16, ECLI:EU:C:2017:489, zie hierboven) is de toepassing van artikel 5 richtlijn nr. 2001/23/EG enkel mogelijk indien de vervreemder verwikkeld is in een faillissementsprocedure of in een soortgelijke procedure (1). Voorts moet deze procedure zijn ingeleid met het oog op de liquidatie van het vermogen van de vervreemder (2) en moet deze onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie staan (3). De expliciete omschrijving van de overdracht onder gerechtelijk gezag in de prejudiciële vraag als een procedure aangewend met het oog op het behoud van de activiteit van de vervreemder bemoeilijkt de vervulling van de tweede voorwaarde. De kans is dus bestaande dat het Hof van Justitie oordeelt dat de werknemers bij een overdracht onder gerechtelijk gezag beschermd worden door artikel 3 van richtlijn nr. 2001/23/EG. In dat geval kan de huidige Belgische regeling vervat in artikel 61 WCO en CAO 102, op basis waarvan de overnemer beschikt over een keuzerecht, niet langer standhouden.