Hof van Cassatie 13 januari 2017
Zaak: C.15.0417.N [1] |
Een advocaat die door zijn cliënt verzocht werd een aangifte van schuldvordering in een faillissement te doen, had dit niet gedaan vanwege het uitblijven van de betaling van zijn erelonen. Hij had zijn cliënt hier echter niet uitdrukkelijk op gewezen. De advocaat werd vervolgens gedagvaard. In zijn arrest van 30 september 2013 had het hof van beroep te Antwerpen geoordeeld dat “de exceptie van niet-uitvoering van rechtswege geldt en dat de advocaat zijn cliënt er niet eerst erop moest wijzen dat hij zijn tussenkomst opschortte in afwachting van de betaling”.
Het Hof van Cassatie bevestigt dat de uitoefening van het opschortingsrecht bij samenhangende verbintenissen in beginsel, niet vooraf gegaan moet worden door een kennisgeving aan de schuldeiser. Echter kan volgens het Hof, onder omstandigheden, op grond van de goede trouw, van de schuldenaar worden gevergd dat deze vooraf zijn voornemen tot het opschorten van zijn verbintenis aan de schuldeiser ter kennis brengt en desgevallend op de gevolgen ervan wijst. Zulks is het geval wanneer de nakoming binnen een bepaalde termijn dient te gebeuren waarna zij doelloos is geworden en de schuldenaar weet of hoort te weten dat zulks de schuldeiser blootstelt aan onherroepelijke schade.
Het Hof van Cassatie vernietigt het arrest van het hof van beroep te Antwerpen, omdat niet werd onderzocht of de eisen van de goede trouw in de gegeven omstandigheden een voorafgaande kennisgeving vergden.
[1] | www.cass.be. |